Ministerie van Defensie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum 16 april 2009
Ons kenmerk HDAB2009006316
Onderwerp Verzoek rondetafelgesprek 6 april 2009
De vaste commissies voor Defensie, Economische Zaken en Financiën en de commissie
voor de Rijksuitgaven hebben op 9 april jl. verzocht (kenmerk 09-DEF-B-041) om een reactie
op twee analyses gepresenteerd door de heer Boeder tijdens het rondetafelgesprek in de
Tweede Kamer van 6 april. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
De commissies verzoeken tevens om een overzicht van de aantallen ingevoerde F-35
toestellen per jaar, uitgaande van het planningsaantal van 85 toestellen, en de daarmee
gemoeide bedragen. De tabel in bijlage bevat de gevraagde informatie. De gepresenteerde
jaarlijkse bedragen berusten op prijspeil 2008 en de nu voorziene productieleercurve. Bij de
fasering van de opdracht tot verwerving en de contractering van vliegtuigen is uitgegaan van
jaarlijkse bestellingen. Deze fasering kan anders zijn indien wordt besloten deel te nemen
aan een meerjarige Consortium Buy (in 2010 of later) of te participeren in Multi Year Buys
van de Verenigde Staten. Het in de tabel vermelde budget voor vliegtuigen van in totaal 3,
953 miljard maakt deel uit van het totale verwervingsbudget van 6,154 miljard. De
Jaarrapportage 2008 (Kamerstuk 26 488 nr. 159) en het addendum dat de Kamer deze week
heeft ontvangen, bevatten daarover nadere informatie.
Exploitatiekosten
In het artikel over exploitatiekosten tracht de heer Boeder aan te tonen dat de
exploitatiekosten van de F-35 veel hoger zullen zijn dan nu door Defensie wordt voorzien. Hij
trekt de conclusie dat het exploitatiebudget van Defensie slechts voldoende is voor hooguit
57 toestellen in plaats van het planningsaantal van 85 toestellen. De auteur gaat daarbij in
eerste instantie uit van totale Amerikaanse exploitatiekosten per toestel van nominaal $ 288
miljoen (Then Year). Vervolgens hanteert hij, uitgaande van dit bedrag van $ 288 miljoen,
een eigen berekeningsmethode om te bepalen wat dit bedrag in prijspeil 2008 (Calendar
Year) zou moeten zijn. Hij komt daarbij tot een bedrag van $ 213 miljoen aan totale
exploitatiekosten per toestel. Daarbij heeft hij echter geen realistische omrekeningsfactor
gebruikt. De berekeningen die de auteur uitvoert met de bedragen uit Noorse rapporten lijden
aan hetzelfde euvel. Volledige duidelijkheid over de gebruikte methode en de aannames
wordt in het artikel overigens niet geboden.
Een indicatieve berekening, uitgaande van 2,5 procent inflatie per jaar, levert een geheel
ander bedrag in prijspeil 2008 (Calendar Year) op van $ 137 miljoen aan totale
exploitatiekosten per toestel. Het voor het JSF-programma relevante Amerikaanse
inflatiepercentage van de afgelopen jaren lag overigens nog iets hoger dan 2,5, waarmee het
bedrag lager dan de genoemde $ 137 miljoen zou uitvallen. Defensie heeft bij de recente
prijspeilaanpassing van 2005 tot 2008 voor de kosten in dollars een totaal percentage van
8,74 gehanteerd. Voor de berekening van de exploitatiekosten in prijspeil 2008 moet rekening
worden gehouden met samengestelde inflatie over een groot aantal jaren. Bij de berekening
van de totale exploitatiekosten is het van belang dat de laatste Amerikaanse toestellen in
2037 worden geleverd en ongeveer dertig jaar meegaan. Het zwaartepunt van de
Amerikaanse exploitatiekosten ligt daarom naar verwachting omstreeks 2038. Het is dan ook
realistisch bij de bepaling van de Amerikaanse totale exploitatiekosten als gemiddelde het
jaar 2038 te nemen, dertig jaar vanaf het prijspeil 2008. De samengestelde inflatie over dertig
jaar is dan 1,025 30 = 110 procent. Uitgaande van het nominale bedrag van $ 288 miljoen dat
de auteur hanteert, resulteert dit in een bedrag aan totale exploitatiekosten per toestel van de
genoemde $ 137 miljoen in prijspeil 2008, in plaats van de door de auteur berekende $ 213
miljoen (110 procent inflatie over $ 137 miljoen is $ 288 miljoen). Dit rekenvoorbeeld levert
voor Nederland bij het planningsgetal van 85 toestellen en een plandollarkoers van 0,83
een totaal aan exploitatiekosten van 9,6 miljard op. Het spreekt vanzelf dat het hier een
rekenvoorbeeld betreft. Dit maakt echter wel duidelijk dat de berekening van de auteur niet
realistisch is.
De auteur stelt ten onrechte dat Defensie onvoldoende rekening zou houden met de stijging
van de Amerikaanse exploitatiekosten en dat Defensie te weinig exploitatiebudget zou
hebben voor het planningsaantal van 85 toestellen. In het addendum bij de Jaarrapportage
2008 dat de Kamer deze week heeft ontvangen, is het totale voor de F-35 benodigde
exploitatiebudget berekend op 9,9 miljard (prijspeil 2008 en plandollarkoers 0,83). Daarbij
is rekening gehouden met gestegen Amerikaanse kosten. Het Nederlandse exploitatiebudget
bestaat echter niet alleen uit sommige Amerikaanse maar uiteraard ook uit Nederlandse
kostenfactoren. Vergelijkingen met de Verenigde Staten of Noorwegen gaan dan ook niet
zonder meer op. In de aanloop naar de definitieve besluitvorming over de vervanging van de
F-16 in 2010 zal Defensie komend najaar voorafgaand aan de D-brief aan de Kamer de
ramingen van de exploitatiekosten waar nodig verder actualiseren op basis van concrete
resultaten van de verwervingsvoorbereiding.
De auteur suggereert ten onrechte dat aangezien de ontwikkelingskosten van de JSF sinds
2001 zijn gestegen, de schatting van de exploitatiekosten van 2008 onjuist zou zijn. Daarbij
worden de antwoorden op schriftelijke vragen (zie antwoord op vraag 21 van Kamerstuk 30
900 nr. 11) over de kandidatenvergelijking van 2001 uit hun verband gerukt door deze slechts
gedeeltelijk te citeren. Ook suggereert hij dat Defensie de resultaten van de
kandidatenvergelijking uit de openbaarheid zou houden omdat die zouden tegenvallen. Deze
suggestie is nergens op gebaseerd en de Kamer heeft kennis kunnen nemen van het
tegendeel.
Marktanalyse
In het artikel over de marktanalyse tracht de auteur aan te tonen dat het totale aantal te
produceren F-35 toestellen veel lager zal liggen dan het aantal van 4.500 dat in de herijking
van de business case wordt gebruikt. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen de
3.173 geplande toestellen van de negen JSF-partnerlanden, inclusief Nederland en de
Verenigde Staten, en de export naar derde landen.
De minister van Economische Zaken is op de export naar derde landen reeds ingegaan in
haar brief van 25 maart jl. (Kamerstuk 30 900 nr. 10). In deze brief is uiteengezet dat het JSF
Program Office (JPO) bij het exportpotentieel een hoge raming (high estimate) van 1.555
toestellen en een waarschijnlijke raming (likely estimate) van 1.390 toestellen hanteert. Ik wijs
erop dat in de komende decennia wereldwijd duizenden gevechtsvliegtuigen aan het eind van
hun levensduur komen. De productie van de F-35 zal tot in de jaren dertig van deze eeuw
doorgaan en daarom zal dit toestel vaak een kandidaat voor vervanging zijn. Het overzicht
van de exportkansen dat de auteur verstrekt, richt zich vooral op de eerstkomende jaren en
biedt daarom slechts een beperkt inzicht. Zoals bekend is bij de kandidatenevaluatie voor de
vervanging van de F-16 uitgegaan van uitsluitend de 3.173 toestellen van de partnerlanden
omdat dit aantal het concreetst is (Kamerstuk 26 488 nr. 138 van 9 februari 2009).
In de brief van 7 mei 2008 (Kamerstuk 26 488 nr. 68) is een overzicht gegeven van de
planningsaantallen van de partnerlanden die optellen tot 3.173. Deze aantallen zijn in
november 2008 door de partnerlanden bevestigd door de ondertekening van de gewijzigde
Annex A van het PSFD MoU. Dit document, dat de Kamer eerder ter vertrouwelijke inzage
heeft ontvangen, is inmiddels door het JPO vrijgegeven voor publicatie en als bijlage bij deze
brief gevoegd. Het aantal toestellen dat uiteindelijk door de partnerlanden zal worden
aangeschaft, kan afhankelijk van de nationale besluitvorming hoger of lager uitvallen. Vorige
week hebben de ministers van Defensie van Italië en de Verenigde Staten de
planningsaantallen van hun landen, respectievelijk 131 en 2.443, herbevestigd. Overigens
zullen sommige partnerlanden wellicht, net als Nederland, een fasegewijze benadering
kiezen bij de aanschaf van de F-35 waarbij een eerste bestelling na enige tijd wordt gevolgd
door een of meer vervolgbestellingen.
Een belangrijk element in het betoog van de auteur is dat het Verenigd Koninkrijk en de
Verenigde Staten samen waarschijnlijk nog geen 1.650 toestellen zullen aanschaffen. Dat is
aanzienlijk minder dan de som van de planningsaantallen van 2.581 (138 plus 2.443). Hij
hanteert daarbij de veronderstelling dat de Verenigde Staten op de langere termijn voor de
luchtmacht slechts 48 F-35 toestellen per jaar zullen afnemen. Dit is echter een misverstand.
In de deelbegrotingen van de Amerikaanse luchtmacht voor de begrotingsjaren 2008 en 2009
is een meerjarenplanning opgenomen tot en met het begrotingsjaar 2013. Deze planning laat
een oplopende reeks zien tot 48 toestellen in 2013. Het jaar 2013 werd bij de presentatie van
deze begrotingen, in februari 2007 respectievelijk februari 2008, nog beschouwd als het
laatste jaar van de Low Rate Initial Production (LRIP). Door de verlenging van de SDD-fase
kwam er later nog een LRIP-jaar bij. De Amerikaanse planning voor de luchtmacht in de jaren
na 2013 vertoont echter wel degelijk een stijging en blijft zeker niet steken op 48 toestellen
per jaar. De auteur maakt verder melding van een hoge militair van de Amerikaanse
luchtmacht die in juli 2008 de wens uitsprak dat de productie van F-35's voor de luchtmacht
uiteindelijk in de Full Rate Production tot 110 toestellen per jaar zou worden verhoogd.
Daarbij was echter het uitgangspunt 80 toestellen per jaar voor de luchtmacht (in totaal 130
per jaar voor de Verengde Staten) en niet slechts 48 toestellen per jaar.
Zoals hierboven opgemerkt staat de planning van in totaal 2.443 toestellen voor de
Verenigde Staten nog recht overeind. Dit heeft de Amerikaanse minister van Defensie op 6
april jl. bevestigd bij de presentatie van zijn beleid voor materieelverwerving in de komende
jaren. In dit verband roept het gebruik van bronnen in het artikel vragen op. Het aantal van 48
toestellen per jaar wordt door de auteur onder meer onderbouwd met een veronderstelde
uitspraak van de Amerikaanse minister van Defensie tijdens een hoorzitting van het Congres
in februari 2007. Het ging hierbij echter niet om een hoorzitting, maar om een persconferentie
waarbij de Amerikaanse bewindsman zich in het geheel niet over een aantal toestellen heeft
uitgelaten. Uit het woordelijke verslag van de persconferentie blijkt dat een vraag van een
journalist tot een antwoord van de minister is verheven
(http://www.defenselink.mil/transcripts/transcript.aspx?transcriptid=3881). Daarnaast stelt de
auteur dat het aantal van in totaal 680 toestellen voor de marine en het korps mariniers in de
Verenigde Staten, en de 138 toestellen voor het Verenigd Koninkrijk fors lager zullen
uitvallen. Uit het door hem aangevoerde bronnenmateriaal wordt echter niet duidelijk waarop
deze uitspraak stoelt. Evenmin maakt de auteur inzichtelijk hoe hij van zijn eigen, discutabele
berekening van in totaal 2.132 toestellen voor het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde
Staten komt tot een "waarschijnlijk" aantal van minder dan in totaal 1.650.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
drs. J.G. de Vries
---- --