PERSBERICHT Embargo tot 21 april 2009 17.00 uur

Voortvarende invoering WMO voor huishoudelijke hulp Zaanstad Ondanks aanscherping controle op besteding van persoonsgebonden budget, nog risico's op misbruik en oneigenlijk gebruik

Hoewel de gemeente Zaanstad de Wet Maatschappelijke Ondersteuning voor huishoudelijke hulp soepel invoerde, doen zich bij de uitvoering van de persoonsgebonden budgetten (Pgb's) een aantal tekortkomingen voor. Het gaat hier met name om collectieve Pgb's voor 3 verzorgingstehuizen, lange wachttijden voor de aanvraag van huishoudelijke hulp en nog onvoldoende maatregelen voor controle en sancties op de besteding van de budgetten. Dit zijn de hoofdconclusies van de Rekenkamer Zaanstad in het rapport De Wmo in Zaanstad. Het Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp dat zij vandaag publiceert.

Zaanse huishoudelijke hulp in cijfers
Door landelijke regelgeving is per 1 januari 2007 de huishoudelijke hulp uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wmo overgeveld en werd daarmee een taak van de gemeenten. De gemeente Zaanstad verstrekt subsidie aan Regionaal Indicatie Orgaan (RIO) Zaanstreek om hulp in de huishouding voor cliënten in Zaanstad te organiseren (indicatiestellen, betalen en controleren). De Wmo biedt de mogelijkheid dat burgers zelf huishoudelijke hulp inkopen met een persoonsgebonden budget. In 2008 gaf de gemeente Zaanstad circa 10,6 miljoen uit aan huishoudelijke hulp, waarvan 1,2 miljoen aan circa 500 cliënten met een Pgb voor huishoudelijke hulp. Het gaat daarbij per cliënt om gemiddeld 2500 per jaar (bruto), waarbij de cliënt een eigen bijdrage betaalt van gemiddeld 400.

De rekenkamer onderzocht of de gemeente erin slaagt om deze nieuwe Wmo-taak zodanig uit te voeren dat de administratieve lasten voor de cliënt beperkt zijn, misbruik en oneigenlijk gebruik van de Pgb's wordt voorkomen en de gemeente de financiële risico's beheerst.

Redelijke overgang AWBZ naar Wmo
De overgang van de AWBZ naar de Wmo per 1 januari 2007 is in Zaanstad redelijk soepel verlopen. Echter 6% (106 van de 1.687 AWBZ-overgangscliënten) van de personen, die via de AWBZ al huishoudelijke hulp ontvingen, kreeg niet op tijd (binnen de wettelijke termijn van één jaar) een herindicatie. Dit had evenwel geen praktische consequenties voor de betrokkenen. De rekenkamer constateert dat AWBZ-overgangscliënten gemiddeld een duurdere vorm van huishoudelijke zorg ontvangen, maar voor minder uren, dan cliënten die voor het eerst huishoudelijke hulp via de Wmo kregen. De bijdragen voor de `oude' en de `nieuwe' cliënten zijn daarmee redelijk vergelijkbaar. De financiële risico's van de overgang naar de Wmo zijn voor de gemeente Zaanstad beperkt gebleven, doordat de gemeente als `voordeelgemeente' meer middelen voor huishoudelijke hulp van het rijk ontving ( 13,1 miljoen), dan het daadwerkelijk besteedde aan huishoudelijke hulp ( 8,9 miljoen) in 2008. De niet bestede middelen zijn in een Wmo-reserve gebracht, voor andere Wmo-taken (o.a. gehandicaptenvervoer, buurthuizen en dak- en thuislozenzorg) aangewend of vloeiden terug naar de algemene middelen van de gemeente.