Radboud Universiteit Nijmegen


Jongeren die flink genotsmiddelen gebruiken, hebben vaak psychische problemen

Datum bericht: 8 april 2009

Jongeren die stevig roken, drinken of drugs gebruiken, zijn vaak niet 'alleen maar' verslaafd, maar hebben ook psychische problemen. Vooral bij jonge adolescenten is de kans groot dat het middelengebruik niet het enige probleem is. Dat concludeert Chrisje Couwenbergh in haar proefschrift, waarop ze 23 april promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Ze testte ook een manier om de dubbelproblematiek beter te signaleren. Want zonder ingrijpen wacht deze jongeren een lange lijdensweg. Chrisje Couwenbergh onderzocht hoe vaak jongeren die flink roken, drinken of drugs gebruiken ook psychische problemen hebben. Zij constateert dat de combinatie zwaar middelengebruik en psychische problemen bij 3,8 procent van de jongeren tussen 12 en 23 voorkomt. Dat zijn bijna 85.000 jongeren.

Onder 'zwaar middelengebruik' verstaat Couwenbergh : stevig roken, blowen, regelmatig harddrugs gebruiken of flink drinken: vaker dan drie à vier keer binge drinken ('comazuipen') in de afgelopen maand.

Op de lange duur
Uit Amerikaanse gegevens over jongeren die werden behandeld voor middelenmisbruik - behandelingen die in 2004, toen Couwenbergh haar onderzoek begon, in Nederland nog nauwelijks uitgevoerd werden - blijkt dat meer dan 60 procent van deze jongeren psychische problemen heeft zoals gedragsproblemen (bijvoorbeeld stelen, agressie, liegen), ADHD of depressieve klachten. Uit ander onderzoek is bekend dat jongeren in Nederlandse jeugdgevangenissen vaak verslaafd waren voordat ze veroordeeld werden (55 procent ). Minstens 74 procent van deze groep had ook psychiatrische problemen. Kortom: 'Als jongeren met deze problemen niet geholpen worden, zie je waar ze terecht kunnen komen. Zwaar middelengebruik kan een indicator zijn voor problemen die het leven van een jongere langdurig kunnen verpesten.'

Depressieve meisjes, lastige jongens
Couwenbergh constateerde een bijzondere samenhang tussen sekse, middelengebruik en het soort problemen wat daarmee gepaard gaat. 'In de steekproef uit de gewone bevolking, waar die 3,8 procent jongeren met dubbelproblematiek uit kwam, bleek een relatief grote groep meisjes te zitten met gecombineerd zwaar middelengebruik en depressieve klachten. Ze hadden vaak negatieve seksuele ervaringen en waren fysiek of geestelijk mishandeld door hun ouders. Dat viel extra op want in de Amerikaanse behandelcentra en in de Nederlandse jeugdgevangenissen zitten meer jongens. Deze jongens vertonen vooral gedragsproblemen in combinatie met middelenmisbruik. De meisjes lijden meer aan stille problematiek, lijkt het. Stil, maar ingrijpend.'

Boven en onder de 16
'Vanaf hun 16e neemt het verband tussen flink roken en drinken en psychische problemen af, vooral bij jongens. Bij meisjes boven de 16 die veel roken en drinken neemt het verband ook af, maar blijft het groter dan bij jongens. Zeker onder de 16 kan stevig roken en drinken op meer problemen wijzen. Voor gebruik van softdrugs en harddrugs geldt die leeftijdsgrens niet: dat blijft ook na de 16 een serieus te nemen signaal.'

Beter signaleren
Al met al is het dus van belang om zwaar middelengebruik te signaleren. 'Maar in de jeugdzorg wordt er zelden naar gevraagd. Bovendien komen veel van deze jongeren nooit in contact met professionele zorg. Want experimenteren met sigaretten, drank en drugs wordt gezien als 'iets wat erbij hoort'. Wat kan kloppen, maar bij zo'n 5 procent van de jongeren loopt dat experimenteren uit de hand en bij een groot deel van die jongeren gaat dit gepaard met psychische problemen. En als huisartsen, psychologen, psychiaters enzovoort niet eens vragen naar het middelengebruik, kom je daar niet, of veel later dan nodig is, bij uit.'

Voor een betere signalering testte Couwenbergh twee vragenlijsten toegesneden op adolescenten. 'Ik vond het belangrijk dat ze niet te lang waren voor de jongere en hun ouders, makkelijk bruikbaar voor de behandelaar en dat ze betrouwbaar resultaat opleveren.' Dat is gelukt. Beide instrumenten zijn openbaar en kosteloos beschikbaar.

Niet 'of-of' behandelen
Adequate behandelingen zijn er, weet Couwenbergh, die tegenwoordig als adviseur voor de jeugdzorg werkt. 'We kunnen niet alle problemen van iedere jongere oplossen, maar er zijn behandelingen die inzetten op én middelengebruik én psychische klachten. En dat moet, want de terugval onder patiënten die 'of-of' worden behandeld, is te groot. Jongeren die geen hulp krijgen voor het een en daardoor escaleren in het ander komen in een droevige neerwaartse spiraal terecht. Die moet doorbroken worden.'

Chrisje Couwenbergh (Utrecht, 1980) studeerde kunstgeschiedenis en algemene sociale wetenschappen in Utrecht. Vanaf 2004 was zij als onderzoeker verbonden aan de afdeling Psychiatrie in het UMC St Radboud en Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie, waar zij bovenstaand onderzoek verrichtte. Dit onderzoek valt onder het programma van het Nijmegen Centre for Evidence Based Practice van de Radboud Universiteit. Sinds 2007 is zij adviseur bij Van de Bunt, adviseurs voor organisatie en beleid, en voor de Jeugdfabriek, een nieuwe organisatie voor advisering in de jeugdzorg.

Chrisje Couwenbergh promoveert op 23 april 2009 aan de Radboud Universiteit Nijmegen op haar proefschrift 'Substance abuse and its co-occurrence with other mental health problems in adolescents'. Promotores: prof. R.J. van der Gaag (Radboud Universiteit Nijmegen) en prof. W. van den Brink (UvA). Copromotor: Dr. M.K. Koeter (UvA).