Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl 2500 EA Den Haag

Onze referentie PO/OO/114192

Datum 21 april 2009
Betreft Agenda voor- en vroegschoolse educatie (vve)

Met deze `Agenda voor- en vroegschoolse educatie (vve)' informeer ik u over de maatregelen die ik neem om taalachterstanden in het Nederlands bij peuters en kleuters te voorkomen en te bestrijden. De afgelopen jaren is het zo vroeg mogelijk tegengaan van achterstanden bij kinderen steeds belangrijker geworden. Ik vind dat kinderen alle kansen moeten krijgen om zich te ontwikkelen: dit is essentieel voor hun toekomst.

Tijdens de behandeling van de OCW-begroting in december 20081 heb ik de `Agenda voor voor- en vroegschoolse educatie' toegezegd. Deze agenda past binnen de Kwaliteitsagenda primair onderwijs `Scholen voor morgen'2. Beide agenda's hebben als doel het onderwijs te verbeteren waardoor leerlingen beter gaan presteren. Deze vve-agenda richt zich op kinderen tussen de twee en zes jaar met een risico op een taalachterstand in het Nederlands.

Leeswijzer
In paragraaf 1 ga ik in op het belang en de effectiviteit van vve. In paragraaf 2 beschrijf ik waar ik naar toe wil in 2011. De leidsters spelen een belangrijke rol bij de realisatie van die ambities in 2011. Dit wordt in paragraaf beschreven. Paragraaf 4 laat zien wat we tot nu toe hebben bereikt met het vve-beleid. Tot slot bespreek ik in paragraaf 5 de maatregelen die u de komende jaren nog kunt verwachten.


1. Het belang van voor- en vroegschoolse educatie

Eerlijke kansen voor ieder kind
Het is belangrijk voor de samenleving dat alle kinderen gelijke kansen krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Een goede beheersing van de Nederlandse taal is daarbij essentieel. Er zijn echter situaties waarin kinderen wel de vermogens


1 Handelingen II, 2008/09, 31 700 VIII, nr. 36, pag. 3244
2 Kamerstukken II, 2007/08, 31 293, nr.1
a
na 1 van 18 Pagi





hebben om zich goed te ontwikkelen, maar niet de kans krijgen om die te Onze referentie benutten doordat zij een onvoldoende taalaanbod in het Nederlands hebben PO/OO/114192 gehad. Kinderen hebben bijvoorbeeld een verhoogd risico op taalachterstand als ze opgroeien in een omgeving waarin niet veel wordt voorgelezen, geen

(taal)spelletjes worden gedaan en nauwelijks gesprekken gevoerd worden. Ook wanneer de ouders de Nederlandse taal niet goed beheersen, kan een kind een taalachterstand in het Nederlands oplopen. Deze achterstand kan de verdere schoolloopbaan negatief beïnvloeden. Ik streef ernaar dat peuters en kleuters in een prettige en stimulerende omgeving, spelenderwijs gemotiveerd worden om zich de Nederlandse taal eigen te maken. Speciaal voor deze kinderen is voor- en vroegschoolse educatie (vve) ontwikkeld.

Wat is voor- en vroegschoolse educatie?
Bij voor- en vroegschoolse educatie (vve) worden kinderen spelenderwijs gestimuleerd in hun ontwikkeling. Voorschoolse educatie is ontwikkeld voor kinderen van twee tot vier jaar en wordt op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven gegeven. Vroegschoolse educatie vindt plaats in groep 1 en 2 van de basisschool, voor kinderen van vier tot zes jaar. Bij vve gaat het om het stimuleren van de cognitieve, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Aan de hand van uiteenlopende thema's (bijvoorbeeld gezondheid, communicatie, natuur) leren kinderen door middel van spel, interactie en knutselen allerlei vaardigheden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het ontwikkelen van motoriek, taalvaardigheid, ruimtelijk inzicht en samenwerken. De vve compenseert niet het verschil in intelligentie; wél worden kinderen uit een weinig taalstimulerende omgeving geholpen om een goede start te maken in het onderwijs. Ook kan vve ervoor zorgen dat de ouders van deze kinderen beter bekend raken met het belang van voorlezen en spelenderwijs leren en hen ertoe stimuleren om dit ook thuis te doen.

Vve is een onderwijskundige aanpak waarin de interactie tussen leidster en kind centraal staat. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief `Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie'3 is de wijze waarop het programma binnen de peuterspeelzalen en de kinderopvang wordt uitgevoerd van groot belang voor het effect op de leerlingen. Dit blijkt uit nagenoeg alle onderzoeken naar de effecten van vve in Nederland4. Ook in mijn antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer heb ik het belang benadrukt van de juiste uitvoeringscondities.5

Voor een optimaal effect van vve is het van belang dat: de leidsters op de peuterspeelzalen en kinderopvang en de leerkrachten in groep 1 en 2 van de basisschool goed Nederlands spreken en een goede opleiding hebben gehad (pw-3, inclusief scholing voor vve); kinderen die deelnemen aan vve voldoende aandacht krijgen van de leidster of leerkracht en de groep dus niet te groot is (dubbele bezetting);


3 Kamerstukken II 2007/08 31 322, nr. 25

4 Zie hiervoor onder meer: Sardes. Vier dagdelen vve: Kosten, organisatorische gevolgen en te verwachten effecten, september 2007: BOPO, Leseman/Doolaard; vve onder de loep IVA Beleidsonderzoek en advies, vve onder de loep, 2008 en de daarin genoemde onderzoeken;
5 Kamerstukken II 2008/09, 31 322, nr. 58

Pagina 2 van 18





kinderen tussen hun tweede en zesde jaar minimaal vier dagdelen per Onze referentie week deelnemen aan de vve-programma's; PO/OO/114192 de vve-programma's uitgevoerd worden in een peuterspeelzaal of kinderopvang, zo mogelijk in combinatie met een effectief

thuisprogramma;
er sprake is van een goede betrokkenheid van ouders bij de taalontwikkeling van hun kind;
er een `doorgaande lijn' is, waarin ook vanaf groep 3 van de basisschool blijvende aandacht is voor taalstimulering en de verdere cognitieve ontwikkeling van het kind.

Uit diverse lokale onderzoeken blijkt dat als de uitvoering goed op orde is, vve een positief effect heeft op kinderen. Bij analyses van de ontwikkeling van een kind is het `normaal' dat een kind na verloop van tijd binnen zijn of haar niveau stijgt. Van een significante verbetering is sprake als een kind van het ene naar het andere niveau stijgt, bijvoorbeeld van E naar D, van D naar C etc.. Uit onderzoek in de gemeente Amersfoort blijkt dat kinderen die veel vve hebben gevolgd, één of twee niveaus zijn gestegen. Dit is een behoorlijke prestatie van deze kinderen.6
Verteltas: leesplezier thuis en op school

Efrat de Groot-Yadgar, coördinator Stichting Verteltassen: "Je gelooft het niet, maar twee jaar geleden zou ik nooit Nederlands met je gesproken hebben", vertelt Efrat de Groot-Yadgar. "Ik haalde mijn kind van school en dan ging ik zo snel mogelijk weer weg. Angst voor de taal ... Ze hebben me destijds gevraagd voor de Verteltascommissie. Eerst wilde ik niet , maar achteraf ben ik heel blij dat ik het gedaan heb. Ik heb er veel meer zelfvertrouwen door gekregen. Voor het project durfde ik bijvoorbeeld nauwelijks de leerkrachten aan te spreken."
Begin 2003 is een aantal ouders en leerkrachten van de Regenboog in Amsterdam Zuidoost begonnen met het maken van Verteltassen. De Verteltassen zijn een mooi voorbeeld van een goed geslaagde samenwerking tussen school en gezin. Het bedenken en maken van de tassen is een coproductie; leerkrachten en ouders werken ermee op school; en alle gezinsleden zijn er thuis mee bezig: leesplezier thuis en op school! Een Verteltas is een kleurrijke stoffen tas met daarin een mooi prentenboek. Een thema uit het boek is uitgewerkt met behulp van een informatief boek, een cd, attributen, handpoppen, spelletje, informatiebladen, een leeswijzer en een feedbackschriftje. Het winnen van de Taalunie Onderwijsprijs 2006 heeft voor veel bekendheid gezorgd. Dergelijke aanvullende activiteiten op de vve- programma's kunnen een stimulerend effect hebben op de kinderen en de ouders.

Bron: Regenboog werkt met Verteltas. Toon Speziaal, oktober 2006.

In deze agenda wil ik dan ook benadrukken dat investeringen in de kwaliteit van de uitvoeringscondities essentieel zijn. Een vve-programma is immers geen wondermiddel op zich; het moet de leidster ondersteunen in effectieve interacties met de kinderen.


6 Vve 4 dagdelen, kosten, organisatorische gevolgen en te verwachten effecten, Sardes, Utrecht 2007

Pagina 3 van 18





Effecten van voor- en vroegschoolse educatie Onze referentie Meer aandacht voor vve is zowel een investering voor de korte als voor de lange PO/OO/114192 termijn. Basisscholen merken nu al het verschil tussen leerlingen die wel en leerlingen die geen voorschoolse educatie hebben gevolgd. Het leidt tot betere

leerprestaties van leerlingen uit een kansarme omgeving. Hierdoor kunnen zij een betere start maken op de basisschool.7 Dit is van groot belang omdat eenmaal opgelopen achterstanden moeilijk in te halen zijn. Als kinderen vve als basis hebben, kan dit op de lange termijn een blijvend effect hebben. Dit zal moeten blijken als deze kinderen vanaf het moment dat ze jongvolwassen zijn hun bijdrage gaan leveren aan de maatschappij. Een voorwaarde voor een blijvend effect van vve is wel dat de resultaten ervan tijdens de schoolloopbaan worden onderhouden. Door bijvoorbeeld de gewichtenregeling hebben scholen de mogelijkheid om leerlingen in het basisonderwijs blijvend te ondersteunen.

Uit onderzoeken blijkt verder dat vve bij kinderen tot betere sociale vaardigheden leidt en op termijn tot minder schooluitval en betere loopbaanperspectieven8. Dit leidt weer tot een versterking van de kenniseconomie. Ook heeft onderzoek aangetoond dat de opbrengsten van vroegtijdig investeren in onderwijsachterstanden, over het algemeen hoger zijn dan die van overheidsinvesteringen gericht op het later wegwerken van achterstanden9. Ten slotte kan de betere beheersing van de Nederlandse taal bijdragen aan de integratie van minderheidsgroepen in Nederland.

Verhouding tot de Kwaliteitsagenda `Scholen voor morgen' De vve-agenda past binnen de Kwaliteitsagenda primair onderwijs `Scholen voor morgen'. In deze kwaliteitsagenda heb ik in overleg met het veld de prioriteiten voor goed onderwijs vastgesteld: ieder kind kan aan het einde van de basisschool goed rekenen, schrijven en lezen. Dit zijn de basisvaardigheden die je hoe dan ook nodig hebt in onze samenleving. Eén van de doelstellingen van de kwaliteitsagenda is een dekkend aanbod van vve in 2011 en het reduceren van de taalachterstand van achterstandsleerlingen aan het einde van de basisschool met 40 procent ten opzichte van het meetjaar 2002.

Agenda voor- en vroegschoolse educatie
In de voorliggende `Agenda voor- en vroegschoolse educatie' geef ik aan wat op het gebied van vve nodig is om de genoemde doelstelling uit de kwaliteitsagenda


7 Vgl. Vgl. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2007). Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid. Den Haag: WRR

8 Dit standpunt wordt onderschreven door onder meer de Sociaal-Economische Raad (SER). Zie: SER. 2007. Niet de afkomst maar de toekomst: Een betere positie voor allochtone jongeren op de arbeidsmarkt.

9 Heckman, J.J. (2000). Policies to foster human capital. Res. Economics, 54, 3-82; Rolnick A. & Grunewald, R. (2003). Early Childhood Development: Economic Development with a High Public Return. Minneapolis, MN: Federal Reserve Bank of Minneapolis; Gille et al (2004). Resultaten PISA-2003: praktische kennis en vaardigheden van 15-jarigen. Arnhem: Cito; Heckman, J.J., Krueger, A.B. & Friedman, M.B. (Eds.) (2003). Inequality in America: What Role for Human Capital Policy? MIT Press. Kloprogge, J. (2003). Feiten en cijfers. Stand van zaken in de voor- en vroegschoolse educatie. Utrecht: Sardes; Centraal Planbureau (2006). Kansrijk kennisbeleid. Den Haag: CPB.

Pagina 4 van 18





te halen. De thema's in de vve-agenda zijn hetzelfde als voor de rest van het Onze referentie basisonderwijs. Zoals: zorg voor een goede doorlopende leerlijn en PO/OO/114192 opbrengstgericht werken. Ook investeer ik in opleiding en nascholing van leidsters en leerkrachten. De kwaliteit van vve hangt in hoge mate af van de kwaliteit van

de leidsters. Het is daarom belangrijk dat er blijvend in hen geïnvesteerd wordt.

Als achterstandsleerlingen vve hebben gevolgd, hebben zij een goede basis waar scholen op voort kunnen bouwen met de ontwikkeling van basisvaardigheden. Duidelijk moet zijn dat we met vve er nog niet zijn: het legt een goede basis voor de kinderen. Bij achterstandskinderen is blijvende aandacht en ondersteuning noodzakelijk om voor een weinig stimulerende thuisomgeving blijvend te compenseren op scholen. Als dat niet gebeurt, dan lekt het effect van vve in de latere jaren weer weg. Daarom is bijvoorbeeld de gewichtenregeling noodzakelijk om scholen de mogelijkheid te bieden de leerlingen in het vervolgonderwijs blijvend te ondersteunen.

Hoe worden kinderen woordmonsters?

Marina Wildeboer, leerkracht en taalcoördinator:
"De afgelopen jaren hebben we op basisschool de Waterlelie in Winschoten veel tijd en energie gestoken in het verbeteren van ons taal- en leesonderwijs. In de loop van de jaren zijn we tot de conclusie gekomen dat één van de belangrijkste pijlers van "goed onderwijs" goed woordenschatonderwijs is. Een goede woordenschat is belangrijk voor de mondelinge communicatie, het aanvankelijk lezen, spelling en begrijpend lezen. Maar ook bij alle andere vakken komt het van pas, zoals de zaakvakken en rekenen. We wilden het woordenschatonderwijs daarom een belangrijk plekje in onze school geven. Aangezien we ook hechten aan betekenisvol onderwijs, hebben we gekozen voor "het woordmonster". Dat is Wibo, een hand- en vertelpop, die helemaal gek is op woorden. Als hij geen woorden om zich heen heeft, wordt hij erg verdrietig. Hij vraagt de kinderen dan ook om ervoor te zorgen - samen met de juf of meester - dat hij altijd woorden heeft. Wibo kan aan een kleed hangen. Hierop kunnen met klittenband woorden worden geplakt. Ook heeft hij twee "geheimenzakjes". De kinderen kunnen voelen en raden wat hij daarin bewaart. Elke dag is het weer spannend wat Wibo nu weer heeft! De kinderen kunnen Wibo ook losmaken van het kleed, zodat ze met hem op stap kunnen. In groep 1 en 2 werken we met Piramide en gebruiken hiervan de woorden die passen bij het thema dat aan bod is. De woorden worden voorzien van een plaatje of een voorwerp. Kinderen maken er vaak een spelletje van om de plaatjes/voorwerpen en de woorden goed bij elkaar te leggen. Op het moment dat er een nieuw thema geïntroduceerd wordt en de oude woorden verdwijnen, wijzen de kinderen de juf erop dat er in elk geval één oud woord moet blijven hangen. Wibo kan immers niet zonder woorden! De kinderen zijn namelijk gek met de pop. Hij is een lieve zachte vriend, waarbij ze zelfs hun verdriet kwijt kunnen. Hij eet fruit in de kring, gaat mee sporten, en op schoolreis moet hij eigenlijk ook mee. Elke dag komen de woorden die al op het kleed hangen weer even aan bod door bijvoorbeeld een liedje, een boek of een spelletje. Herhaling is natuurlijk één van de meest krachtige methoden van leren. "

Bron: Piramide Post oktober 2008

Pagina 5 van 18






2. Kabinetsambitie met vve Onze referentie PO/OO/114192 Eindbeeld in 2011
Het kabinet wil in 2011 een dekkend en kwalitatief goed aanbod van vve voor alle

peuters en kleuters die een risico hebben op een taalachterstand. Het aanbod moet afgestemd zijn op de vraag: het aanbod moet dus zowel in kinderdagverblijven, in peuterspeelzalen als op scholen op orde zijn. Verder moet het aanbod van zodanige kwaliteit zijn, dat dit een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. Daarom blijf ik stimuleren dat er vve-programma's worden gebruikt waarvan de effectiviteit is vastgesteld. Daarnaast wil ik dat kinderen minimaal vier dagdelen vve krijgen. Verder is in 2011 de leidster- kindratio in peuterspeelzalen en scholen verbeterd (inclusief dubbele bezetting) en zijn de leidsters en leerkrachten beter geschoold. De kwaliteit van de vve wordt gewaarborgd door het toezicht vanuit de Inspectie van het Onderwijs, mede op basis van signalen van de GGD. De ambitie van het kabinet richt zich dus op het bevorderen van vve waarbij de inhoud van het programma, de uitvoering, het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van goede kwaliteit zijn. Omdat vve zo'n positief effect kan hebben op kinderen, wil ik dat er zoveel mogelijk kinderen worden bereikt. Ook ga ik ervoor zorgen dat de financiële bijdrage die ouders betalen om hun kind aan voorschoolse educatie deel te laten nemen op een peuterspeelzaal, geen drempel meer vormt.

Uitwerking door gemeenten
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor voorschoolse educatie van goede kwaliteit. De inspectie constateerde vorig jaar dat de kwaliteit van het vve-aanbod van in de G4 voldoende en in sommige gevallen "een voorbeeld voor anderen"10 is. Dit is een heuglijk feit en een mooi resultaat van het beleid dat we de afgelopen jaren hebben ingezet. Ik wil deze lijn doorzetten. Daarnaast gaan gemeenten het aanbod van voorschoolse educatgie op zo'n manier binnen de gemeente verdelen dat er sprake is van een evenwichtige spreiding van kinderen. Op deze manier wordt segregatie zoveel mogelijk voorkomen.

Gemeenten hebben de regie bij het bereiken van zoveel mogelijk kinderen voor voorschoolse educatie. In 2011 moeten zij hiervoor een sluitend systeem georganiseerd hebben. Zij zorgen binnen de Lokale Educatieve Agenda voor afspraken met betrokken organisaties zoals besturen van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen. Er mogen geen kinderen meer tussen wal en schip vallen omdat er bijvoorbeeld geen afspraken zijn over de verwijzing na de signalering van een risico op een taalachterstand in het Nederlands op het consultatiebureau.

Uitwerking door scholen
Scholen hoeven zich niet zozeer te richten op de werving van kinderen, omdat de leerlingen al zijn ingeschreven. De scholen spelen vooral een rol bij een goede overdracht van de voor- naar vroegschoolse educatie, de zogenaamde doorgaande leerlijn. Verder zullen zij zich vooral richten op het versterken van de huidige kwaliteit van de vroegschoolse educatie. De scholen moeten hier ook

10 Inspectierapport toezicht vve in de G4

Pagina 6 van 18





rekening mee houden in hun personeelsbeleid, zoals een dubbele bezetting op de Onze referentie groepen 1 en 2 van de basisschool. PO/OO/114192

In de agenda `Focus op vroegschoolse educatie' (zie hierna) is met betrokken

partijen afgesproken dat de kwaliteit van vroegschoolse educatie in 2011 op orde is en dat de registratie van de resultaten in het leerlingvolgsysteem goed geregeld is.


3. Belang van de kwaliteit van de leidsters bij bereiken van de ambities

De leidsters spelen een cruciale rol in het bereiken van de ambitie met vve. Het is mij immers te doen om de resultaten bij kinderen te verhogen. En het uiteindelijke effect van vve is voor een groot deel afhankelijk van de interactie tussen de leidster en het kind. Het gaat daarbij om de intensiteit van de interactie én om de kwaliteit van de interactie. De intensiteit wordt de komende tijd verhoogd door de groepen te verkleinen.

De kwaliteit van de interactie wordt verhoogd door verbetering van het Nederlands in de opleidingen, verbetering van onderwijs over vve in de opleidingen, nascholing van de zittende leidsters en de ontwikkeling van diverse instrumenten voor ondersteuning van de leidsters in de praktijk.

Verbeteren Nederlands in de opleiding pw-3
Er wordt op dit moment door mijn collega staatssecretaris Van Bijsterveldt gewerkt aan het verbeteren van het taal- en rekenniveau in mbo-opleidingen. Dit voorjaar kunnen in het mbo op vrijwillige basis diagnostische toetsen afgenomen worden om het taal- en rekenniveau van de deelnemers van de opleiding vast te stellen. Dit kan dus ook ingezet worden voor deelnemers aan de pw-3-opleiding. Aan de hand van de resultaten van de toetsen kunnen de ROC's het taal- en rekenonderwijs inrichten.

Verder wordt er met het veld overleg gevoerd om de mogelijkheden te bezien om de zittende leidsters ­ waar nodig ­ bij te scholen in het Nederlands. Daarbij zal aangesloten worden bij lokale initiatieven die reeds in gang zijn gezet, zoals het afnemen van diagnostische toetsen en scholingsprogramma's bij zittende leidsters.

Vversterk: nascholing en verbetering van opleidingen In 2006 is het `programma Vversterk' ingezet om de kwaliteit van vve verder te verbeteren door personeel (na) te scholen. Deze scholing is beschikbaar voor leidsters in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, leerkrachten in groep 1 en 2, managers van instellingen, beleidsmakers in gemeenten, opleiders van leidsters en leerkrachten. In 2011 zullen er in totaal 10.000 mensen getraind zijn in het werken met vve.

Naast training worden er via Vversterk diverse hulpmiddelen voor de vve-leidsters ontwikkeld. Zo kunnen leidsters en leerkrachten de Vversterkwebsite raadplegen waar zij binnen een digitale omgeving verdiepende en aanvullende informatie kunnen vinden over onderwerpen die aan bod zijn gekomen tijdens het implementatietraject. Verder kunnen zij daar filmpjes en animaties bekijken die bepaalde handelingen demonstreren of de ontwikkeling van kinderen visueel zichtbaar maken. Hiermee krijgen de docenten heel gerichte ondersteuning in de

Pagina 7 van 18





kwaliteit van hun interactie met kinderen. Op de website zijn verder opdrachten Onze referentie te vinden en uit te voeren waarmee zij voor zichzelf een verdiepingsslag kunnen PO/OO/114192 maken. Verder hebben betrokkenen de mogelijkheid om ervaringen en informatie uit te wisselen.

Vversterk zorgt niet alleen voor training van de zittende leidsters. Er wordt op dit moment hard gewerkt om vve standaard als module in de pw-3 en pabo's op te nemen. Op dit moment worden 17 ROC's en 14 Pabo's bereikt. Komend jaar en

begin 2010 zullen nog eens 13 ROC's en 11 Pabo's worden bereikt. Aan de aan te passen.

De investeringen via het Vversterktraject zijn in de jaren 2006 tot en met 2011 in totaal bijna 25 miljoen.

Pw-3 en scholing vve
Op dit moment wordt in de vve-regelgeving de eis gesteld dat vve verzorgd moet worden door gekwalificeerde leidsters. Ik ben voornemens om in de regelgeving die krachtens het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (zie paragraaf 5) deze eis aan te scherpen. Het voorstel is dat voorschoolse educatie wordt gegeven door leidsters met minimaal een pw-3 opleiding, inclusief scholing in vve.


4. Waar staan we nu?

Om de genoemde ambities te verwezenlijken, heb ik reeds uiteenlopende maatregelen genomen. De maatregelen op het gebied van de kwaliteit van leidsters zijn in de vorige paragraaf genoemd. De overige maatregelen benoem ik in deze paragraaf. In het coalitieakkoord hebben regeringspartijen afgesproken dat er een breed programma komt om taalachterstanden in het Nederlands weg te werken. Bij signalering van een risico op deze taalachterstand moeten kinderen doorverwezen worden naar kinderdagverblijven of peuterspeelzalen. Daar krijgen ze voorschoolse educatie aangeboden om daarmee zo snel mogelijk op het vereiste niveau te komen. Het coalitieakkoord is verder uitgewerkt in afspraken en convenanten met de betrokken partijen in het veld. Met name de gemeenten hebben een sleutelrol bij de uitvoering van voorschoolse educatie.

Bestuursakkoord met de VNG
Het Rijk en VNG hebben in een bestuursakkoord vastgelegd dat ze de ambities uit het coalitieakkoord verder uit gaan werken. Op het gebied van vve is de regierol van gemeenten vastgelegd. Gemeenten zijn immers de aangewezen partners om de kinderen uit de doelgroep zo goed mogelijk te bereiken.

Bestuurlijke afspraken VNG en G4
Het bestuursakkoord is op het punt van vve verder uitgewerkt in bestuurlijke afspraken. In deze afspraken wordt voorschoolse educatie verder geïntegreerd in de gemeentelijke structuur. De vier grote steden hebben zich gecommitteerd aan het aanbieden van een plek voor voorschoolse educatie aan alle kinderen die dit nodig hebben. Ook de VNG heeft zich hieraan gecommitteerd. De VNG blijft de gemeenten er verder op wijzen dat zij voldoende geld moeten reserveren voor het financieel toegankelijk houden van de peuterspeelzalen. Verder zijn afspraken

Pagina 8 van 18





gemaakt over de aansluiting tussen de voor- en de vroegschoolse educatie en Onze referentie over het tegengaan van segregatie bij de spreiding van het vve-aanbod. PO/OO/114192

In de bestuurlijke afspraken met de VNG is vastgelegd dat gemeenten extra geld

krijgen voor voorschoolse educatie. Dit loopt op tot 43,5 miljoen in 2011, bovenop de huidige 110 miljoen. Met gemeenten heb ik afgesproken dat zij voor voorschoolse educatie ook eigen geld inzetten. Het gaat hierbij om een bedrag van 56,5 miljoen in 2011. Het totaalbedrag dat voor voorschoolse educatie beschikbaar is, komt zo met 100 miljoen extra op 210 miljoen.

Vve-pilots
In Oost-Groningen, Zuid-Limburg, Zuidoost-Drenthe en in de `krachtwijken' van de vier grote steden zijn vve-pilots gestart. Het doel van deze pilots is het bereiken van alle kinderen uit de doelgroep. Gemeenten werken voor een sluitende aanpak van vve samen met jgz-instellingen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. De afspraken die gemeenten maken met de jeugdgezondheidszorg blijken erg belangrijk voor het bereiken van kinderen die vve nodig hebben. Naast het bereiken van de doelgroep heeft ook het verbeteren van de kwaliteit van vve prioriteit. De pilots richten zich daarom onder andere op een gunstige leidster-kind ratio en het werken met vve-programma's waarvan de effectiviteit is aangetoond. Deze pilots lopen eind 2010 af. De rapportages zal ik

begin 2011 aan uw Kamer toezenden.
Door middel van de `Lokale Educatieve Agenda' (LEA) leggen gemeenten, schoolbesturen, peuterspeelzalen, kinderopvang en andere lokale partijen vast hoe zij de verantwoordelijkheden en rollen verdelen op het gebied van jeugd en onderwijs. Inmiddels werkt ongeveer 90% van de gemeenten met een LEA (peildatum mei 2008). Vve staat in 88%11 van de gemeenten die met de LEA werken op de agenda. Het werken met een lokale agenda is een handige manier om afspraken te maken over het verbeteren van de kwaliteit van vve. Meer informatie over een `sluitende aanpak' vinden gemeenten in een handreiking die ik heb laten maken. Deze handreiking is eind maart 2009 aan alle gemeenten verzonden.

11Oberon Jaarbericht 2008, pag. 21

Pagina 9 van 18





Onze referentie Voorbeeld: Zoek de doelgroep op PO/OO/114192 De G4 zijn bezig met pilots gericht op inburgeraars. Een mogelijkheid is voorschoolse educatie voor de kinderen van de inburgeraars op te zetten waarvan de tijden aansluiten bij de tijden waarop de ouders inburgeren. De ouders wordt in een persoonlijk gesprek met de trajectbegeleidersinburgering gevraagd waar hun kind wordt opgevangen. Indien toepasselijk worden ze vervolgens geïnformeerd over voorschoolse educatie. In dat gesprek proberen de trajectbegeleiders de ouders te motiveren om hun kind hiervoor aan te melden.

Voorbeeld: ouderconsulent
De gemeente Rotterdam heeft de functie ouderconsulent gecreëerd. De ouderconsulent geeft voorlichting aan huis over (vve-)voorzieningen voor jonge kinderen en ouders. De ouderconsulent bezoekt de gezinnen individueel, aan huis, ter gelegenheid van de tweede verjaardag van een kind. Ook geeft zij vanuit de wachtkamer van het consultatiebureau en vanuit de peuterspeelzaal groepsgewijze voorlichtingsbijeenkomsten over voorzieningen in de wijk en opvoedingsthema's.

Bron: Voorschoolse educatie: doelgroepbepaling en toeleiding. Een handreiking voor gemeenten. Oberon/Sardes 2009.

Omgevingsanalyse
Ik vind het van groot belang dat kinderen die vve nodig hebben, dat ook krijgen. Om professionals in de jeugdgezondheidszorg (jgz) te ondersteunen bij de inschatting of een kind een risico heeft op een taalachterstand, heeft de minister voor Jeugd en Gezin in overleg met mij het RIVM gevraagd een omgevingsanalyse te ontwikkelen. De omgevingsanalyse is een eenvoudig hulpmiddel voor de jgz- professionals bij het signaleren van een risico op een taalachterstand in Nederlands bij een kind. De jgz-professional kan, met behulp van enkele bestaande gegevens over de specifieke kenmerken van de leefomgeving van een kind, inschatten of dat kind een risico heeft op een taalachterstand. Is dat het geval, dan wordt het kind ­ als de gemeente dit doelgroepcriterium voor voorschoolse educatie hanteert ­ doorverwezen naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf waar vve aangeboden wordt. Er is gekozen voor deze werkwijze omdat uit onderzoeken12 blijkt dat de feitelijke achterstand bij tweejarigen niet betrouwbaar te meten is. Het is dan bovendien nog steeds niet bekend of de taalachterstand in het Nederlands het gevolg is van het feit dat het kind eenvoudig nog niet goed Nederlands heeft leren spreken of dat het een gevolg is van een ander, achterliggend (bijvoorbeeld medisch) probleem.

Agenda Focus op Vroegschoolse Educatie
In september 2008 hebben de PO-raad, besturen- en onderwijsvakorganisaties, de VNG en ondergetekende het convenant 'Agenda Focus op Vroegschoolse educatie' gesloten. In dit convenant is afgesproken dat de besturen van basisscholen die in aanmerking komen voor gewichtengeld uiterlijk in 2011 de

12 Kamerstukken II 2007/08, 27 020, nr. 57 en 2008/09, 31 700 VIII, nr. 143; TNO Voor - en vroegschoolse educatie (vve): rol van de jeugdgezondheidszorg (deelrapport 2 behorend bij het project Screening op taalachterstanden en spraakstoornissen bij kinderen van 1 tot 6 jaar door de jeugdgezondheidszorg), C.P.B. van der Ploeg, C.I. Lanting, P.H. Verkerk.

Pagina 10 van 18





leerlingen in de groepen 1 en 2 vroegschoolse educatie aanbieden. Deze Onze referentie vroegschoolse educatie moet van goede kwaliteit zijn om de opbrengsten te PO/OO/114192 maximaliseren. Zo is een dubbele bezetting, zoals ik eerder al heb aangegeven, van groot belang. Verder nemen deze scholen maatregelen om een doorlopende

leerlijn te bevorderen. Zij gaan dit doen door bijvoorbeeld de registratiesystemen van de opbrengsten van vve en de overdracht van gegevens van peuterspeelzalen en kinderopvang naar basisscholen beter af te stemmen. Scholen krijgen hiervoor in 2008-2009 in totaal 20 miljoen extra13. Voor de jaren erna wordt het budget van de gewichtenregeling verhoogd (in de jaren 2010 en 2011 40 respectievelijk 70 miljoen). Met het geld van de gewichtenregeling kunnen scholen onder andere de vroegschoolse educatie op peil brengen.

Doorgaande lijn van vroegschoolse educatie naar overig basisonderwijs Bij motie heeft het Tweede kamerlid Kraneveldt-van der Veen de regering gevraagd om vve-programma's door te ontwikkelen voor de hogere groepen in het basisonderwijs14. In antwoord hierop is het project Taal 100 van start gegaan. Taal 100 trekt de verworvenheden van De Taallijn door naar groep 3 tot en met 8 van de basisschool. Net als De Taallijn is Taal 100 een aanpak die leerkrachten handvatten geeft om interactief taalonderwijs vorm te geven. Het gaat om alle taaldomeinen (zoals bijvoorbeeld lezen, spellen, mondelinge taalvaardigheid etc.). Met Taal 100 ontstaat een doorgaande leerlijn voor 0-12 jarigen. Met dit project is de genoemde motie afgedaan.

Speelwerken en speelleren in groep 3 van Wereldschool De Albatros

Shannery Loraine de Meza, leerkracht groep 3:
"Begin van dit schooljaar zijn we begonnen met Kaleidoscoop in groep 3 en verder. Er ging heel veel voorbereiding aan vooraf, maar het is een leuke manier van werken. De kinderen hebben een planschriftje waarin ze kunnen plannen wat ze willen gaan doen. Ze mogen dan zelf een activiteit kiezen die ze alleen of met meerdere kinderen uitvoeren. Het vooruitkijken gebeurt steeds in de kring, in twee groepjes van twaalf kinderen. Het speelwerken of werken in de hoeken duurt ongeveer vijfenveertig minuten. Tijdens het speelwerken zijn de kinderen bezig met materiaal in de hoeken, zoals de schrijfhoek, de leeshoek, de bouwhoek en de spelletjeshoek. Ze zijn actief betrokken omdat ze zelf mogen kiezen wat ze gaan doen.
Het terugkijken gebeurt ook in de kring. De kinderen mogen dan laten zien wat ze hebben gemaakt of ze mogen vertellen wat ze gedaan hebben en hoe ze het gedaan hebben. Speelleren in de grote groep gebeurt meestal ook in de kring, soms in de vorm van bewegen en zingen of in de vorm van een andere activiteit. Als een kind iets wil voordragen of laten zien wat hij of zij thuis gemaakt heeft, gebeurt dat in de grote groep. Een leerling kwam bijvoorbeeld naar mij toe en vroeg: 'Juf, mag ik straks een verhaal voorlezen dat ik zelf heb verzonnen? Ik heb het op de laptop van mijn broer getypt. Het gaat over Poeki, een weggelopen hond.' Een ander kind had thuis een boekje gemaakt over piraten, met plaatjes die het verhaal ondersteunden. Dit werkte zo motiverend dat andere kinderen ook een boekje wilden maken tijdens het speelwerken." Bron: www.kaleidoscoop.nl

13 Stimuleringsregeling vroegschoolse educatie 2008-2009 14 Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VIII, nr. 100

Pagina 11 van 18





Onze referentie Ouderbetrokkenheid PO/OO/114192 Hierboven heb ik aangegeven dat een goede ouderbetrokkenheid van groot belang is voor de taalontwikkeling van kinderen. Deze betrokkenheid komt

bijvoorbeeld tot uiting als ouders een talige omgeving bieden aan hun kind, bijvoorbeeld door gesprek, het zingen van liedjes en voorlezen. Daarnaast is het belangrijk dat de ouders zich - in gesprekken met de leidster of leerkracht - op de hoogte stellen van hoe het kind zich ontwikkelt. Ouderbetrokkenheid kan ook betekenen dat ouders deelnemen aan activiteiten binnen de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf of de basisschool. Deze vormen van betrokkenheid van ouders zijn essentieel voor het halen van de doelen van vve.

Ik heb het ITS in Nijmegen daarom gevraagd om na te gaan welke factoren de betrokkenheid van ouders positief beïnvloeden.15 In het onderzoek wordt een aantal bruikbare werkmodellen en instrumenten beschreven die scholen kunnen gebruiken om ouderbetrokkenheid te stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan een checklist16 voor scholen waarmee zij kunnen reflecteren op hun visie over en de vormgeving van ouderbetrokkenheid. Of een zogeheten cultuurbeïnvloedingsmodel17, waarmee scholen vast kunnen stellen wat zij concreet kunnen doen om de relatie met ouders te veranderen. Ik zal het ITS vragen om, op basis van het gedane theoretisch onderzoek en de inventarisatie van instrumenten, een handreiking voor scholen te ontwikkelen. Deze handreiking kan scholen ondersteunen bij het vormgeven van beleid ter bevordering van ouderbetrokkenheid.

15 Smit, F. e.a.. (2008). VVE en ouders; Ouderbetrokkenheid en ­ participatie in de voor- en vroegschoolse educatie. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit Nijmegen 16 Ibid. pag. 83
17 Ibid. pag. 85

Pagina 12 van 18





Bezoekmoeder stimuleert ouderbetrokkenheid Onze referentie Milouda Boukayouo, bezoekmoeder bij het Zwolse project BOP: PO/OO/114192

`Huisbezoek verlaagt de drempel voor de ouders om contact te leggen met school', zegt Milouda

Boukayouo. Ze bezoekt de ouders van de kinderen van basisschool De Springplank, die deelnemen

aan het programma Piramide, ongeveer één keer per zes weken. Er is ook een bezoekmoeder van

Turkse afkomst en een van Antilliaanse afkomst. In Zwolle worden door de vervlechting van drie succesvolle projecten, Boekenpret, Ouderactiviteiten en Piramide, allochtone ouders van jongs af aan goed bereikt. Met Boekenpret brengen de wijkverpleegkundigen de ouders van jonge kinderen in contact met de bezoekmoeders, die de gezinnen maandelijks of om de twee maanden bezoeken. De ouders krijgen boekjes en worden aangemoedigd om allerlei dingen met hun kind te doen: voorlezen, spelletjes en liedjes zingen. Een paar keer per jaar zijn er op het consultatiebureau groepsbijeenkomsten, die druk worden bezocht. Op de Zwolse peuterspeelzalen en scholen wordt het Spel- en Boekenplan gebruikt om het (voor)lezen te stimuleren.
Milouda Boukayouo: "Daags van tevoren bel ik alle ouders nog eens op om hen persoonlijk uit te nodigen. Ik ben er bij als de ouders op school komen. De huisbezoeken ondersteunen het programma op school en dat ervaren de ouders ook zo. Ze proberen bijna altijd de mappen door te nemen met hun kind. En ik heb de gelegenheid om extra informatie te geven en vragen van ouders te beantwoorden. Door de huisbezoeken nemen de ouders ook gemakkelijker deel aan de ouderbijeenkomsten. Bijkomend voordeel is dat de ouders elkaar beter leren kennen en soms besluiten om gezamenlijk activiteiten te gaan doen (zoals taallessen)."

Bron: De Vries, L. BOP Een succesvolle investering voor betere onderwijskansen van jonge kinderen. Zwolle: IJsselgroep

Duidelijk is dat het voor een goede ouderbetrokkenheid noodzakelijk is dat de ouders in het Nederlands met docenten en consulenten kunnen communiceren. In dat kader is in opdracht van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie een onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden om ouders van jonge kinderen die de Nederlandse taal niet goed beheersen, te verplichten om Nederlands te leren. Maar ook zonder wettelijke verplichting zijn er mogelijkheden om ouders te stimuleren Nederlands te leren. In de G4 zijn projecten opgezet om in een aantal wijken de inburgering van ouders en vve van hun kinderen beter op elkaar af te stemmen. Het gaat hierbij om werving (inburgeraars werven onder ouders van kinderen die aan vve deelnemen en vice versa), logistieke afstemming (lestijden en locaties) en inhoudelijke afstemming van de lessen. Deze ervaringen en methodieken worden met andere gemeenten gedeeld.


5. Actiepunten voor de komende jaren

Het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie Met de aanpak zoals beschreven in paragraaf 4, zijn tot nu toe redelijke resultaten behaald. Toch blijken samenwerking en afspraken op basis van vrijwilligheid onvoldoende voor het bereiken van de gewenste resultaten. In 2008 werd 62% van de doelgroep met voorschoolse educatie bereikt en 63% met vroegschoolse educatie. Ruwweg een derde van de kinderen die vve nodig heeft, krijgt die dus nog niet. De gevolgen zijn te ernstig om door te gaan met vrijblijvende oplossingen. Het kabinet heeft daarom besloten een aantal zaken op dit terrein in een wetsvoorstel vast te leggen. Het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) heeft tot doel een kwalitatief goede omgeving te waarborgen waarin goede educatie bijdraagt aan

Pagina 13 van 18





de vergroting van de ontwikkelingskansen van jonge kinderen. Het regelt zowel Onze referentie de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorzieningen alsmede een optimaal PO/OO/114192 aanbod van vve. Het streven is om dit wetsvoorstel dit voorjaar ter behandeling naar uw Kamer te sturen. Met dit wetsvoorstel kan ik mijn eerdergenoemde

ambities waarmaken.

De voorzieningen van peuterspeelzalen en kinderopvang spelen daarbij een belangrijke rol, zij moeten immers zorgen voor de `pedagogische infrastructuur' van vve. Door harmonisatie van het aanbod van beide voorzieningen kunnen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven het beste van twee werelden combineren. Het genoemde wetsvoorstel zorgt er daarom voor dat de kwaliteit van de peuterspeelzalen op een vergelijkbaar peil komt als de kwaliteit van de kinderopvang. Het waarborgt ook de financiële toegankelijkheid van peuterspeelzalen, met name voor ouders van wie de kinderen deelnemen aan voorschoolse educatie. Met de VNG zijn afspraken gemaakt dat zij gemeenten stimuleren om ook ouders van wie de kinderen niet deelnemen aan voorschoolse educatie de financiële toegankelijkheid te waarborgen.

Het wetsvoorstel maakt gemeenten verantwoordelijk voor een volledig aanbod van voorschoolse educatie in peuterspeelzalen en kindercentra. Eén van de kwaliteitseisen is in ieder geval een leidster-kind ratio van één leidster op maximaal acht kinderen. Bij vve moeten er op een groep van 16 kinderen twee beroepskrachten staan met opleidingsniveau pw-3 (of equivalent) en scholing voor vve. Overige kwaliteitseisen worden krachtens het wetsvoorstel vastgesteld. Verder krijgen gemeenten de opdracht om in samenwerking met andere betrokken partijen de toeleiding naar vve te verbeteren. De gemeente krijgt ook instrumenten om haar regierol te versterken. Hierdoor zal de deelname van het aantal doelgroepkinderen aan vve toenemen.

Verder wordt de doorgaande leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie verbeterd. Bijvoorbeeld doordat gemeenten en scholen afspraken zullen maken over de resultaten van vroegschoolse educatie. De Inspectie van het Onderwijs zal toezicht houden op voorschoolse educatie, mede naar aanleiding van signalen van de GGD. Hierdoor houdt de Inspectie van het Onderwijs ook toezicht op de doorlopende leerlijn. De GGD heeft immers contact met de voorschoolse educatie en kan signaleren als er zaken dreigen mis te gaan.

Ondersteuning voorschoolse educatie
Alleen het invoeren van een wet is niet voldoende. Daarom komt er in 2009 en 2010 een ondersteuningstraject voor gemeenten, peuterspeelzalen, kindercentra, basisscholen, jgz-instellingen, roc's en pabo's. In dit traject worden alle betrokkenen ondersteund bij de uitvoering van de wet. Dit doe ik door betrokken organisaties voor te lichten en ze te voorzien van `best practices'. Ook komen er mogelijkheden om kennis en ervaring uit te wisselen. Het ondersteuningstraject geef ik vorm samen met onder andere VNG, MOgroep Kinderopvang, MOgroep Maatschappelijke Dienstverlening & Welzijn, Branchevereniging Kinderopvang, Boink, LPP en de PO-raad.

Ondersteuning vroegschoolse educatie
In aansluiting op het convenant `Agenda Focus op vroegschoolse educatie' is er een ondersteuningstraject gestart voor schoolbesturen en scholen. Doel hiervan is om vroegschoolse educatie beter in te bedden in het beleid van het schoolbestuur

Pagina 14 van 18





en de dagelijkse praktijk van de basisschool. Bij schoolbesturen gaat het om het Onze referentie stimuleren om een eigen vve-beleid te ontwikkelen. Scholen krijgen PO/OO/114192 ondersteuning bij bijvoorbeeld het opstarten van vroegschoolse educatie tot en met het inbedden van vroegschoolse educatie in het kwaliteitszorgsysteem van de

school. Het ondersteuningstraject zal ook voorzien in een helpdesk waar schoolbesturen en scholen hun vragen kunnen stellen over vroegschoolse educatie. Ook worden er enkele `proeftuinen' gestart. Hierin zullen beste werkwijzen in de praktijk getest worden, waaronder de relatie schoolbestuur- gemeente. Verder worden bestuur, management en leerkrachten van scholen geïnformeerd via een aantal regionale bijeenkomsten en brochures en de website www.focusvroegschool.nl.

Verder onderzoek
Het is voor de verdere ontwikkeling van vve belangrijk om te weten wat de resultaten (maatschappelijke opbrengsten) ervan zijn. De resultaten komen op drie manieren tot uiting.18 (1) De schoolresultaten en de schoolloopbaan van kinderen in het primair, secundair en post-secundair onderwijs. (2) De deelname aan de arbeidsmarkt. (3) De fysieke en geestelijke gezondheid, het aangaan van relaties, en preventie van criminaliteit.
Om de resultaten na te kunnen gaan, wordt er door peuterspeelzalen en de kinderopvang in de voorschoolse fase gestart met het opzetten van een basisdatabestand voor kinderen van twee tot vier jaar. Dit bestand moet aansluiten bij het zogeheten COOL-cohort onderzoek 5-18. Hiermee wordt data verzameld waarmee uitspraken kunnen worden gedaan over de (lange termijn) effecten van deelname aan vve. Verder kan worden nagegaan welke beleidsmaatregelen van de overheid op het gebied van vve invloed hebben op de genoemde langetermijneffecten. Tenslotte wordt bekeken hoe de kosten en baten van investeringen in vve zich tot elkaar verhouden. In het voorstel is een werkplan opgenomen voor de dataverzameling tussen 2010 en 2020. De eerste resultaten worden verwacht vanaf 2014.

In het kader van het actieprogramma Onderwijs Bewijs worden experimenten gedaan om de doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschool en van vroegschool naar de verdere basisschool in kaart te brengen. De bedoeling is om op grond van wetenschappelijke experimenten zicht te krijgen op wat de doorlopende leerlijn bevordert. Verschillende partijen hebben zich aangemeld met ideeën. In april 2009 wordt bekendgemaakt welke initiatieven ondersteund gaan worden. De bedoeling is dat de experimenten in mei 2009 van start gaan.


6. Slot
In deze `Agenda voor- en vroegschoolse educatie' heb ik duidelijk gemaakt welke maatregelen ik heb genomen om, in aansluiting op de Kwaliteitsagenda primair onderwijs, onderwijsachterstanden in de voorschoolse fase te bestrijden. Het succes van deze agenda is onlosmakelijk verbonden met de bereidwilligheid van alle betrokkenen. Ik heb daar het volste vertrouwen in. De afgelopen jaren is

18 Cohortonderzoek voor- en vroegschoolse educatie, onderzoeksvoorstel pre-COOL.1 oktober 2008. (SCO-Kohnstamm Instituut, Universiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen, ITS Radbouduniversiteit Nijmegen)

Pagina 15 van 18





immers al veel bereikt. Dat is een verdienste voor ons allemaal. Een optimaal Onze referentie bereik en een kwalitatief goede vve is immers in het belang van onze kinderen en PO/OO/114192 dus ook in het belang van de toekomst van ons land.

Sharon A.M. Dijksma
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Pagina 16 van 18





Financiële bijlage (tabel 1 en 2): Onze referentie PO/OO/114192


Tabel 1: reeds beschikbare middelen t.b.v. vve voor de huidige kabinetsperiode (x
1 miljoen)
Geldstroom Vorm 2008 2009 2010 2011 en structureel
1 Huidig budget rijk > Specifieke 110 110 110 110 gemeenten uitkering/
(onderdeel VVE in OAB- BDU
middelen)

2 FES-middelen (project Specifieke 22,5 13,1 versnelling vve) uitkering/
BDU

3 FES-middelen (project Vversterk 9 Professionalisering VVE)

4 FES-middelen (project leren Actieprogramma 25 door experimenteren) `Onderwijs
Bewijs'
totaal 141,5 148,1 110 110

Tabel 2: in deze kabinetsperiode reeds ingezet uit kinderopvangenveloppe t.b.v. vve (x 1 miljoen)
Geldstroom Vorm 2008 2009 2010 2011 en structureel
1 Te besteden ten behoeve van Accres 16,5 28,5 44,5 56,5 gemeenten uit Gemeentefonds enveloppemiddelen
Waarvan tranche 2008 Accres 16,5 16,5 16,5 16,5 Gemeentefonds Waarvan tranche 2009 Accres 12,0 12,0 12,0 Gemeentefonds Waarvan tranche 2010 Accres 16,0 16,0 Gemeentefonds Waarvan tranche 2011 Accres 12,0 Gemeentefonds
2 Te besteden ten behoeve van Specifieke 53,5 41,5 30,5 43,5 gemeenten uit uitkering/
enveloppemiddelen BDU
(inclusief 4 dagdelen)
Waarvan tranche 2008 29,5 17,5 Waarvan tranche 2008 Pilots 10 10 gemeenten
Waarvan tranche 2008 Vroegschoolse 10 10 educatie
Waarvan tranche 2008 Vversterk 4 4

Pagina 17 van 18





(professionalisering VVE) Onze referentie PO/OO/114192 Waarvan tranche 2009 t/m Specifieke 30,5 43,5 2011 uitkering/

BDU tbv
uitbreiding
naar 4
dagdelen VVE
Totaal 70 70 75 100
· Onderzoek naar en monitoring van de effecten van het VVE-beleid (tweemaal 0,4 miljoen) worden bekostigd uit de pilot-middelen gemeenten (zie tabel 2).
· Onderzoek in het kader van doorlopende leerlijnen wordt bekostigd uit projectmiddelen gewichtenregeling ( 0,5 miljoen).

Pagina 18 van 18