Gemeente Lopik

Gebiedsvisie en verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld

De nieuwe Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geeft gemeenten de mogelijkheid via een verordening gebiedsgericht geurbeleid vast te stellen. In de verordening worden de normen voor intensieve veehouderijen gehandhaafd. Deze bedrijven kunnen daardoor alleen uitbreiden indien emissiepunten worden verplaatst of nieuwe staltechnieken worden toegepast. De vaste afstanden voor extensieve veehouderijen (rundvee en paarden) worden gehalveerd, zodat zij uitbreidingsruimte krijgen. De raad heeft op 21 april 2009 de Gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij en de Verordening geurhinder en veehouderij 2008 vastgesteld. Bestaande situaties die op basis van de oude regelgeving zijn ontstaan, worden gerespecteerd. Nieuwe aanvragen worden getoetst aan de huidige regelgeving

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. De wet vormt het toetsingskader voor geur veroorzaakt door het houden van dieren en heeft een andere systematiek dan de voorgaande regelgeving voor geurhinder van veehouderijen. De Wgv geeft gemeenten de mogelijkheid bij verordening gebiedsgericht geurbeleid vast te stellen. Hiervoor zijn in de wet marges opgenomen, waardoor het voor zowel intensieve als extensieve veehouderijen mogelijk is de wettelijke normen aan te scherpen of te versoepelen.

Op 23 november 1999 heeft de raad een beleidsregel stankhinder vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet is de oude beleidsregel komen te vervallen. Met een nieuwe gemeentelijke verordening worden de lokale normen vastgelegd.

Uitgangspunten voor de nieuwe verordening zijn:
* Gelet op de ontstaansgeschiedenis van de gemeente moeten extensieve veehouderijen de ruimte krijgen. Dit kan door de lintbebouwing voor geurgevoeligheid als buitengebied te beschouwen.

* Door versoepeling van de afstanden voor extensieve veehouderij wordt in meer gevallen boerderijsplitsing mogelijk, waardoor de cultuurhistorische waarden behouden blijven.
* De intensieve veehouderij krijgt alleen ruimte in gebieden met weinig inwoners.

* De kernen moeten gebruik kunnen maken van hun inbreidingsmogelijkheden.

Het opstellen van de gebiedsvisie is gefaseerd verlopen. Aan de hand van inventarisaties is de huidige geursituatie in beeld gebracht en is de maximaal mogelijke geurbelasting met de wettelijke normen berekend. Daarna is met LTO Noord gesproken en is op 10 april 2008 een informatieavond georganiseerd.

Via analyses is de relatie tussen de geurnormen en geurbeleving van inwoners in beeld gebracht. Ook is gekeken naar het effect op de groeimogelijkheden van de veehouderijen. Voor de gebieden waar woningbouw is gepland, is onderzocht welke normen moeten worden gesteld om te voorkomen dat woningbouwplannen worden gehinderd of de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven wordt belemmerd. Hierbij is uitgegaan van een acceptabel woon- en leefklimaat.

In de verordening worden de normen voor intensieve veehouderijen gehandhaafd. Deze bedrijven kunnen daardoor alleen uitbreiden indien emissiepunten worden verplaatst of nieuwe staltechnieken worden toegepast. De vaste afstanden voor extensieve veehouderijen (rundvee en paarden) worden gehalveerd: 50 meter tot woningen in de bebouwde kom en 25 meter tot woningen in het buitengebied. Hierdoor wordt ruimte geboden aan deze veehouderijen. Op basis van jurisprudentie worden werkplaatsen ook beschouwd als geurgevoelig object.

De ontwerp-geurgebiedsvisie en ontwerpverordening hebben van 24 december 2008 tot en met 4 februari 2009 ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode drie formele reacties ingediend. De raad heeft op 21 april 2009 de Gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij en de Verordening geurhinder en veehouderij 2008 vastgesteld.

Bestaande situaties die op basis van de oude regelgeving zijn ontstaan, zullen worden gerespecteerd. Nieuwe aanvragen zullen worden getoetst aan de huidige regelgeving.