Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ggo-vrijwaringen

23 april 2009 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister het standpunt van LNV en het kabinet toelicht betreffende besluiten van de Europese Commissie om lidstaten te verplichten om vrijwaringen in te trekken mbt ggo's.

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen
D i rectie Voedselkwaliteit en Diergezondheid
Geachte Voorzitter,
Bij brief van 13 maart 2009 hebben wij de positie uiteengezet die het kabinet inneemt bij
voorstellen van de Europese Commissie om lidstaten te verplichten om vrijwaringen in te
trekken. Nederland kan instemmen met conceptbeschikkingen van de EC die lidstaten
opdragen de vrijwaringen in te trekken, als (mede) uit de EFSA-beoordeling blijkt dat er
geen nieuwe gegevens zijn die wijzen op gevaren die de vrijwaringen rechtvaardigen.
Daarnaast streeft Nederland naar aanpassing van EU-regelgeving die lidstaten de
mogelijkheid geeft om zelf te beslissen over ggo-teelt. Tijdens het AO ggo-gewassen van
8 april 2009 hebben wij gedebatteerd over bovenstaande positie van het kabinet. Daarbij
heeft de minister van LNV toegezegd om mede namens de minister van VROM een
aanvullende brief over de vrijwaringen aan de Kamer aan te bieden. Hierbij doe ik u mede
namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer onze
positie toekomen.
Zoals in het genoemde AO reeds is besproken, hebben Frankrijk, Hongarije, Luxemburg,
Griekenland en Oostenrijk vrijwaringen ingesteld voor de teelt van ggo-mais Mon 810 en
andere maïsvariëteiten. In zeven lidstaten, waaronder Spanje en Tsjechië, is de teelt
daarvan wel toegestaan. Op 7 april 2009 heeft de Duitse minister Aigner aangekondigd
een vrijwaring in te stellen voor de teelt van de in de EU toegelaten ggo-mais Mon
810. Conform de in richtlijn 2001/18 daartoe vastgelegde procedure zal de EC beoordelen
of de Duitse vrijwaring gestoeld is op nieuwe gegevens die wijzen op gevaren voor mens,
dier of milieu.
Op dit moment zijn er geen conceptbesluiten van de Europese Commissie over vrijwaring
bij de Raad in procedure.
De EU-regelgeving voor markttoelating van ggo's geven lidstaten de mogelijkheid om het
gebruik en/of de verkoop van in de EU toegelaten genetisch gemodificeerde organismen
tijdelijk op hun grondgebied te beperken of te verbieden. Deze mogelijkheid wordt
aangeduid met de term "vrijwaring". Lidstaten kunnen vrijwaringen instellen als nieuwe
gegevens die wijzen op gevaren voor mens, dier of milieu daartoe aanleiding geven.
Conform de Europese regelgeving dient vervolgens de Europese Commissie te beoordelen
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Voedselkwaliteit
en Diergezondheid
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
VD. 2009/702 23 april 2009
Ggo-vrijwaringen
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
23 april 2009 VD. 2009/702 2
of de genomen vrijwaringen gerechtvaardigd zijn. De EC vraagt daarbij aan de EFSA om te
beoordelen of de nieuwe gegevens wijzen op nieuwe risico's.
Het toepassen van vrijwaringen is voorts ook gebonden aan multilaterale afspraken,
neergelegd in het WTO-SPS akkoord. In 2006 heeft een WTO-panel geconcludeerd dat de
door een aantal lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg en
Griekenland) gehanteerde vrijwaringen op de verkoop van door de EG reeds goedkeurde
ggo's onrechtmatig waren, omdat de betrokken lidstaten de maatregelen onvoldoende
hebben onderbouwd met nieuwe gegevens die wezen op risico's voor mens, dier en
milieu. Uit de gevoerde risicoanalyses kwam naar voren dat de betreffende ggo's geen
gevaar opleveren. De lidstaten hebben ook niet hard kunnen maken dat een mogelijk
nadelig effect zich in de praktijk ook daadwerkelijk zou kunnen voordoen. Daarmee
voldeden de vrijwaringmaatregelen waarover het WTO-panel zich heeft uitgesproken niet
aan de vereisten van het SPS-akkoord. Het WTO-panel adviseerde de EG te verzoeken de
niet WTO conforme maatregelen in overeenstemming te betreken met de relevante WTOregels.
De staatssecretaris van EZ heeft u over deze uitspraak geïnformeerd.
(Kamerstukken vergaderjaar 2006-2007, 25074, nr. 139)
Op basis van deze uitspraak kunnen de landen die een WTO-geschillenbeslechtingprocedure
gestart zijn (Canada, VS en Argentinië) retallieringsmaatregelen nemen. Tot nu
toe hebben deze landen hiertoe niet besloten. Retalliering kan de Nederlandse handelsbelangen
schaden.
De vrijwaringen die diverse lidstaten instellen, zijn ingegeven door weerstand tegen
markttoelating van ggo's. Bij stemming over besluiten over markttoelating kunnen
lidstaten hun stempositie toelichten. Hieruit blijkt keer op keer dat de weerstand voor
een belangrijk deel is gebaseerd op mogelijke sociaal-economische gevolgen van ggogewassen
en een negatieve publieke opinie. Lidstaten vragen zich af of ggo's passen in de
visie op duurzame landbouw en de voedselkwaliteit die zij nastreven en of ggo's passen in
de lokale landbouwpraktijk. Deze aspecten spelen thans geen rol in de democratisch tot
stand gekomen Europese regelgeving. Op grond van de huidige EU-regelgeving kunnen
aanvragen voor ggo-markttoelatingen alleen worden afgewezen als het ggo een risico
oplevert voor mens, dier of milieu. Lidstaten die vrijwaringen instellen die niet gestoeld
zijn op een gegronde risicoanalyse maken in onze visie oneigenlijk gebruik van de
juridische mogelijkheid om een vrijwaringsmaatregel in te stellen.
Het pad van instellen van vrijwaringen is naar de mening van het kabinet dan ook niet de
juiste weg om de in deze lidstaten gevoelde weerstand tegen ggo-markttoelatingen aan
de orde te stellen. Toepassing van het instrument vrijwaringen is op deze wijze in strijd
met de afgesproken spelregels in de EU en internationale regelgeving en leidt tot een
vertroebeling van, alsmede vooruitlopen op de gewenste open discussie over ggo's. Bij
toepassing van vrijwaringen worden ingevolge deze regelgeving alleen risico's voor
veiligheid mens, dier en milieu gehanteerd en niet onderliggende sociaal-economische
aspecten die mede ten grondslag liggen aan het besluit van lidstaten om vrijwaringen in
te stellen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
23 april 2009 VD. 2009/702 3
Wij erkennen dat sociaal-economische, of andere dan risico-overwegingen van lidstaten
om ggo's van hun grondgebied te weren een rol dienen te spelen bij de afwegingen over
de toelating van ggo's.
Deze overwegingen dienen aan de orde te komen in het gestarte EU-traject en discussie
om beter inzicht te krijgen in de sociaal-economische gevolgen van markttoelating van
ggo's. Een traject dat Nederland ten volle ondersteunt en waar het kabinet ten volle aan
bijdraagt. Het kabinet erkent dat de huidige regelgeving voor markttoelating van ggo's,
vanwege nieuwe ontwikkelingen, niet langer op alle onderdelen voldoende tegemoet
komt aan het betrekken van aan de in de EU levende wens om het betrekken van met
name sociaal-economische gevolgen bij de toelating van ggo-gewassen. Wij hebben
daarom de EC zowel in de Landbouw- als Milieuraad opgeroepen om met voorstellen tot
aanpassing van de regelgeving te komen, waarmee wordt voorzien in een nieuwe balans
in het afwegingskader. Nederland is van mening dat lidstaten zelf de bevoegdheid moeten
krijgen om te kunnen beslissen over teelt van ggo-gewassen. Het kabinet zet in op een
snelle wijziging en wel binnen een jaar van de Europese regelgeving. Daartoe zullen wij
een kleine taskforce instellen om hiervoor zowel bij de Europese Commissie als EUlidstaten
draagvlak te creëren en om zo deze wijziging ook binnen genoemde termijn te
realiseren.
Tot die tijd houdt het kabinet vast aan de positie die wij in onze brief van 13 maart 2009
aan u hebben voorgelegd. Het belang van naleving van vigerende EU-regelgeving weegt
daarbij voor het kabinet zwaar.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
Gerda Verburg
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER,
dr. Jacqueline Cramer