Ministerie van Economische Zaken



bijlage 1: Marktwerkingsonderzoek n.a.v. behandeling Postwet van 17 maart jl.

28 april 2009

                                               Voorzitter




 Aan de Sociaal-Economische Raad
 t.a.v. de voorzitter,
 dr. A.H.G. Rinnooy Kan
 Bezuidenhoutseweg 60
 2594 AW Den Haag

                                                                          Den Haag, 25 november 2008
 Geachte heer Rinnooy Kan,       Jft£ht       [vJfyji&wUsi           (
 De Kamer heeft op grond van artikel 30 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
 der Staten-Generaal besloten, de Sociaal-Economische Raad advies te vragen over
 marktwerking. Ik u heb u daarvan bij brief van 11 november 2008 op de hoogte gesteld.
 In de bijlage vindt u nader uitgewerkte onderzoekvragen en alsnog de overige relevante
 stukken.
 Ik verzoek u om indien mogelijk het advies vóór het zomerreces van 2009 aan de Kamer
 (3 juli 2009) aan te bieden.
 Met vriendelijke groet,
^/Qeföi A. Verbeet
 voorzitter van de Tweede Kamer
 der Staten-Generaal
                                   Iweede Kamer der Staten-Generaal
                                        Telefoon +31 70 318 3033,
                                   Postbus 20018, 2500 EA Den Haag


Bijlage


Onderzoeksvragen

Algemene visie op publieke belangen en marktwerking
1. Welke publieke belangen kunnen/moeten volgens de SER in algemene zin worden
onderscheiden bij de introductie van (verdere) marktwerking? Kan hierbij ook ingegaan
worden op de jurisprudentie in deze van het Hof van Justitie (op basis van art. 86, 2 EG)?
2. Op welke wijze kunnen publieke belangen bij de introductie van (verdere) marktwerking
volgens de SER in algemene zin het beste worden verankerd/geborgd (in beleid, regelgeving
en toezicht)?
3. Welke ongewenste gevolgen van de introductie van (verdere) marktwerking voor de
borging van publieke belangen onderscheidt de SER in algemene zin? En op welke wijze
kunnen deze gevolgen volgens de SER worden tegengegaan?
4. Heeft de SER, als het gaat om de borging van publieke belangen, in algemene zin een visie
op de positie en belangen van speciale doelgroepen, bijvoorbeeld consumenten en
werknemers?
5. Welke rol en positie ziet de SER in algemene zin weggelegd voor toezichthouders bij de
introductie van (verdere) marktwerking, zowel in de beoogde eindsituatie als in
transitieperiodes?
Visie op (verdere) marktwering in specifieke sectoren
Kan de SER haar algemene visie op marktwerking en publieke belangen verder
uiteenzetten/illustreren aan de hand van enkele door de SER te kiezen concrete sectoren, en
kan de SER daarbij nader ingaan op:
6. Welke effecten de introductie van marktwerking in deze sectoren volgens bestaande
onderzoeken heeft gehad?
7. Wat er op basis van bestaand onderzoek gezegd kan worden over de doelmatigheid,
kwaliteit, toegankelijkheid en werkgelegenheid in deze setoren na de introductie van (verdere)
marktwerking? Wat is de mening van de SER over de wijze deze indicatoren worden
geoperationaliseerd in het beleid en in het bestaande onderzoek?
8. Welke specifieke belemmeringen in deze sectoren er worden onderscheiden en welke
ongewenste gevolgen van de introductie van (verdere) marktwerking en hoe de SER deze
beoordeeld?
9. Op welke wijze de manier waarop de introductie van (verdere) marktwerking is
vormgegeven, en dus welke instrumentkeuze is gemaakt (bijvoorbeeld concessieverlening,
aanbesteding, verantwoordelijkheidsverdeling), van invloed is geweest op de gewenste en
ongewenste gevolgen en de mogelijkheden tot bijsturing door de overheid?
10. Of en hoe kan worden gezorgd dat consumenten over voldoende informatie en middelen
beschikken om beredeneerde keuzes te maken in de nieuw ontstane (markt-) situatie?
11. Is het instrumentarium van de marktmeesters die in deze sectoren optreden en de wijze
waarop zij dat doen volgens de SER toereikend?
Visie op de toekomst
12. Voor welke sectoren ziet de SER mogelijkheden voor de introductie van (verdere)
marktwerking in de toekomst en onder welke voorwaarden?
13. Wat is in het licht van de bovenstaande vragen de visie van de SER op de
marktwerkingstoets die het kabinet dit jaar aan de Tweede Kamer heeft aangeboden?


Tweede Kamer der Staten-Generaal                                                            2



Vergaderjaar 2008-2009

24036                     Marktwerking, deregulering en
                          wetgevingskwaliteit

Nr. 361                   BRIEF VAN HET PRESIDIUM
                          Aan de leden
                          Den Haag, 6 november 2008
                          Op 30 september 2008 is door de Tweede Kamer een motie van het lid Vos
                          c.s. (Kamerstuk 24 036, nr. 358) over marktwerking aangenomen.
                          Het Presidium heeft vervolgens de vaste commissie voor Economische
                          Zaken verzocht een advies in deze uit te brengen, in de vorm van een
                          concrete adviesaanvraag aan de Sociaal Economische Raad (SER).
                          Deze brief (d.d. 5 november 2008) aan het Presidium van de vaste
                          commissie voor Economische Zaken treft u hierbij aan (zie bijlage).
                          Het Presidium stelt u voor in te stemmen met deze adviesaanvraag.
                          De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
                          G. A. Verbeet
                          De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
                          J. E. Biesheuvel-Vermeijden
KST121047
0809tkkst2http://www.adobe.com/.



Download het bestand (opent in nieuw venster).


Meer informatie

    * bijlage 3: Marktwerkingsonderzoek n.a.v. behandeling Postwet van 17 maart jl. kamerstuk | 28 april 2009 | PDF document, 2545 Kb Tijdens de behandeling van de Postwet in uw Kamer heeft de staatssecretaris van Economische Zaken u in antwoord op een motie van de heer Schouw c.s.  
    * bijlage 2: Marktwerkingsonderzoek n.a.v. behandeling Postwet van 17 maart jl. kamerstuk | 28 april 2009 | PDF document, 32 Kb Tijdens de behandeling van de Postwet in uw Kamer heeft de staatssecretaris van Economische Zaken u in antwoord op een motie van de heer Schouw c.s.  



---- --