Rijksuniversiteit Groningen

Koninklijke Onderscheiding voor elf RUG-medewerkers

Datum: 29 april 2009

Op woensdag 29 april 2009 ontvangen elf personen op voordracht van de Rijksuniversiteit Groningen een Koninklijke Onderscheiding. Mr.drs. C.H.M. Bartelds, G. Buter, prof.dr. G.J. van Helden en dr. R.F. Janz worden gedecoreerd als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Tot Officier in de Orde van Oranje Nassau worden benoemd prof.dr. F.R. Ankersmit, prof.dr.mr. C.A. de Kam, prof.dr. J.M. Koolhaas en prof.dr. F. Zwarts.
Prof.dr. A.P Buunk, prof.dr. T.A.F Kuipers en prof.dr. M. Veenhuis worden benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Tijdens de lintjesregen wordt landelijk slechts aan twaalf personen de onderscheiding van Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw toegekend. Hiervan zijn er maar liefst drie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) verbonden. De door de RUG voorgedragen decorandi krijgen hun onderscheiding woensdagochtend uitgereikt in het Stadhuis of in het Academiegebouw. Met uitzondering van dr. R.F Janz: aangezien hij momenteel in het buitenland verblijft krijgt hij zijn onderscheiding op een nader te bepalen moment uitgereikt.

Prof.dr. F.R. Ankersmit

Frank Ankersmit (Diepenveen, 1945) is hoogleraar Intellectuele en Theoretische Geschiedenis aan de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ankersmit is in Nederland de leidende vertegenwoordiger van de filosofie van de geschiedenis en ook daarbuiten behoort hij tot de meest prominente geschiedfilosofen. Dankzij Ankersmit is de geschiedfilosofie vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw uitgegroeid tot een volwaardig onderdeel van de historische wetenschap, dat sindsdien in Nederland ook op internationaal niveau beoefend wordt. Met zijn proefschrift Narrative logic uit 1981, zette hij ons land op de wereldkaart en werd hij op afstand de meest bekende Nederlandse vertegenwoordiger van het vakgebied. Ankersmit is in binnen- en buitenland dan ook een veelgevraagde spreker en gastdocent. In het algemeen berust de reputatie van Ankersmit op drie thema's, die hij achtereenvolgens in Engelstalige boeken en verschillende Nederlandstalige publicaties heeft uitgewerkt: het narrativisme, de historische representatie en de historische ervaring. Wat betreft het narrativisme liet Ankersmit in zijn proefschrift zien dat het eigenlijke object van de geschiedschrijver bestaat uit zogenaamde narratieve objecten. Het begrip `Franse Revolutie' is zo'n type historisch `object', dat als zodanig niet in het verleden heeft bestaan, maar door de historicus geschapen wordt om zin en samenhang aan het beschreven verleden te geven. De taak van de historicus bestaat volgens Ankersmit niet in het opsporen van causale verbanden of het beschrijven van afzonderlijke toestanden, maar in het aanbrengen van orde in het verleden door het introduceren van dergelijke algemene narratieve begrippen. Ook metaforen - zoals `Abraham Kuyper was de klokkenist der kleine luyden' - die historici veelvuldig gebruiken, kunnen diezelfde ordenende functie vervullen. Deze analyse maakte diepe indruk op historici in binnen- en buitenland, omdat zij zich herkenden in de stellingen van de filosoof, die de eigenheid van hun werk wist te verwoorden en het vakgebied ontdeed van het gebruikelijke sociaal-wetenschappelijke keurslijf. In de loop van de jaren negentig heeft Ankersmit vervolgens geprobeerd nader te preciseren wat de verhouding is tussen enerzijds historische begrippen en historische voorstellingen en anderzijds het verleden zelf. Historische voorstellingen, zo betoogde hij met klem, zijn geen `mimetische' representaties (waarin naar een zo getrouw mogelijke weerspiegeling van het verleden in de termen en begrippen van de historici wordt gestreefd) maar esthetische representaties. Zoals een portret geen één-op-één afbeelding is van de geportretteerde, maar juist diens karakter naar voren haalt, zo is een historisch exposé geen één-op-één afbeelding van het verleden, maar een verhaal waarin het karakteristieke van het verleden alle nadruk krijgt. Ankersmits Historical representation uit 2001 handelt hierover. Ankersmit, behalve geschiedfilosoof ook altijd sterk in politieke theorie geïnteresseerd geweest, zag bovendien een duidelijke parallel met de politieke representatie: ook in de politiek vormt de vertegenwoordiging van het volk niet een nauwkeurige afspiegeling van dat volk, waarvan alle nuances bij de gerepresenteerden aanwezig (moeten) zijn. Aesthetic politics uit 1996 is Ankersmits belangrijkste werk op dit terrein.
Waar Ankersmit bij zijn behandeling van de historische representatie de afstand tussen het verleden en de representatie ervan benadrukte, ging hij ter compensatie de mogelijkheid exploreren om juist buiten alle representatie om toch rechtstreeks contact te leggen met het verleden. Hij deed dit door middel van wat hij de historische ervaring noemde - in navolging van de grote Groningse historicus Johan Huizinga, die het indertijd had over de historische sensatie. Volgens Ankersmit komen juist in de meer dramatische momenten in de geschiedenis (zoals bij de Franse Revolutie) ervaringen van het verleden voor die voor veel historici de kernmomenten in hun omgang met het verleden zijn. Waar het verleden breekt, krijgen we plotseling, door de barsten heen, zicht op het verleden dat anders schuil gaat achter de talloze representaties die ervan gemaakt zijn. Omdat het om dramatische of zelfs traumatische momenten in het verleden gaat, is deze ervaring altijd subliem, dat wil zeggen niet aan maat en norm gebonden, maar vrij, overweldigend en onbeheersbaar. Zijn hoofdwerk op dit vlak, De Sublieme Historische Ervaring, kreeg de Socratesprijs voor het beste filosofische boek uit 2007. Er is, kortweg gezegd, een beeld van de geschiedschrijving van voor en na Ankersmit, dankzij diens als zeer origineel ervaren werkwijze en denkbeelden. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan en is redacteur van verschillende tijdschriften op zijn vakgebied, waaronder het gezaghebbende History and Theory en het in 2007 mede door hem opgerichte Journal of the Philosophy of History. Al sinds 1986 is hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen, afdeling Letteren.
Daarnaast speelt hij een actieve en zeer gewaardeerde rol in het publieke debat, waar hij steeds een grote helderheid en gevoel voor nuance laat zien. Voor de VVD heeft hij jarenlang intellectuele activiteiten ontwikkeld ten dienste van het liberalisme in Nederland, onder andere als lid van het curatorium van de prof.mr. B.M. Teldersstichting.

Frank Ankersmit wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Mr.drs. C.H.M. Bartelds

Chris Bartelds (Haren, 1948) is sinds 1988 secretaris van de Faculteit Rechtsgeleerdheid. Naast de reguliere taken die bij deze functie horen zette Chris Bartelds zich vanaf het eerste uur op zeer bijzondere wijze in voor de internationalisering van onderwijs en onderzoek van zijn faculteit. In feite is hij één van de universitaire pioniers op het gebied van de internationalsering.
Bartelds heeft de uitbouw van de internationale contacten van de faculteit op een buitengewoon goede manier geleid en ook anderen gestimuleerd om internationale contacten aan te gaan. Dit is van essentiële betekenis geweest voor de vijf Engelstalige masters en de Engelstalige bachelor, maar ook voor de vele individuele contacten op het terrein van het rechtswetenschappelijk onderzoek in het buitenland. Zonder zijn voortdurende aandacht en stimulerende werkwijze had de universiteit niet het huidige hoge niveau van internationale samenwerking kunnen bereiken.
Bartelds leidt het beheer en het beleid van de
uitwisselingsprogramma's met de vele universiteiten waarmee de RUG samenwerkingsverbanden heeft. Met name op het gebied van de totstandkoming van de internationale onderzoekssamenwerking met de universiteit van Uppsala heeft Bartelds een leidende rol gespeeld. Onder zijn leiding is de samenwerking met Uppsala uitgegroeid tot een Europees netwerk van Europese juridische faculteiten waarin tevens de universiteiten van Gent, Turku en Göttingen participeren. Een samenwerking die van groot belang is voor de faculteit, maar ook voor de universiteit als geheel.
In Europees regionaal verband vervulde Bartelds een stimulerende rol bij de oprichting en uitvoering van de Hanse Law School, een samenwerkingsverband met de universiteiten van Oldenburg en Bremen. Inmiddels is dit studentenuitwisselingsprogramma verbreed tot een Europese opleiding onder de naam Law in Europe. Voordat Bartelds secretaris van de faculteit werd werkte hij als wetenschappelijk medewerker bij het toenmalige Polemologisch Instituut. In deze periode (1977-1988) publiceerde hij onder andere voor het project integratie van vredesonderwijs/mondiale vorming in het voortgezet onderwijs, en was hij projectleider voor het educatief project ontwikkelingssamenwerking. Daarmee leverde hij een belangrijke bijdrage aan het vredesonderwijs op middelbare scholen. Van 1996 tot 2004 was Chris Bartelds een zeer betrokken lid van de Raad van Toezicht van de Stichting NOVO. Zijn betrokkenheid gold niet alleen organisatorische aangelegenheden maar zeker ook de doelgroep van de stichting: mensen met een verstandelijke beperking. Als jurist heeft hij voorts regelmatig advies uitgebracht over juridische aangelegenheden.

Chris Bartelds wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

G. Buter

Guus Buter (Emmen, 1957) is sinds 1993 bij het Centre Culturel Français te Groningen aangesteld via de Stichting Weerwerk (later DSW) voor het verrichten van culturele activiteiten in het algemeen. Buter had totaal geen voorbereiding op deze werkkring: na de Havo had hij een opleiding tot gymnastiekleraar gevolgd en enige tijd gewerkt bij Radio-Noord. De Franse taal had hij opgepikt tijdens vrijwilligerswerk in Parijs.
Geleidelijk ontwikkelde Buter zich in zijn werkzaamheden. Zo ging hij zich bezighouden met met de organisatie van de Ciné-Club, een initiatief dat in 1990 ontstaan was op het Centre om de Franse film onder de aandacht van het Groningse publiek - en meer speciaal de studenten - te brengen. Buter werkte dit plan uit door om de twee weken een filmvoorstelling te brengen in het toenmalige Universiteitstheater van de Faculteit der Letteren. De Ciné-Club bestaat nog steeds en is een begrip in Groningen. In het kader van de jaarlijkse landenweek besloot de gemeente Groningen dat in 1997 een Franse Week zou worden gehouden. Hiertoe wendde de gemeente zich tot het Centre Culturel Français, waarna Buter in dat jaar een Week van de Franse Film voor de stad organiseerde. Hij kreeg toen de smaak te pakken en ontwikkelde hieruit in 1998 een eerste bescheiden begin van het jaarlijkse Franse filmfestival Ciné Premières.
Buter bouwde Ciné Premières met tomeloze inzet en enthousiasme tot ongekende hoogte uit. Hij breidde het filmgebied uit met Franstalige films van buiten Frankrijk, zoals films uit Noord Afrika, België en Québec. In de loop der jaren namen diverse Nederlandse steden contact op met Buter met het verzoek deel te kunnen nemen aan het festival. Tegenwoordig vinden edities van dit filmfestival plaats in Groningen, Leeuwarden, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Maastricht en nog een aantal plaatsen in de provincie Groningen.
Buter organiseert het filmfestival naast zijn eigenlijke werk en doet alles alleen. In de periode voorafgaand aan de jaarlijkse manifestatie is hij dag en nacht in touw en werkt minstens voor twee. Hierdoor is hij al jarenlang een grote stimulator van de Frans-Nederlandse betrekkingen. Hij geeft hiermee ook glans aan de uitstraling op cultureel gebied van de Rijksuniversiteit Groningen.

Guus Buter wordt Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Prof.dr. A.P. Buunk

Bram Buunk (Heerlen, 1947), sinds 1990 hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, is zonder enige twijfel één van de meest vooraanstaande sociaal psychologen ter wereld. Dit blijkt onder meer uit zijn benoeming tot Akademiehoogleraar door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Akademiehoogleraarschappen zijn bedoeld om een uiterst selecte groep hoogleraren in staat te stellen zich de rest van hun carrière geheel aan de wetenschap te wijden, vrijgesteld van bestuurlijke en onderwijstaken. Het is één van Nederlands meest vooraanstaande wetenschappelijke onderscheidingen.
Deze zeer bijzondere eer viel Buunk te beurt vanwege zijn invloedrijke theoretische bijdragen aan de sociale vergelijkingstheorie, zijn baanbrekend empirisch onderzoek naar sociale vergelijking, en zijn evolutionair-psychologische benadering van sociaal gedrag. Met zijn werk levert hij zeer belangrijke bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke problemen op het gebied van werkgerelateerde stress en burnout, geestelijke gezondheid en levensbedreigende ziekten. Zijn onderzoek heeft tevens belangrijke conclusies opgeleverd op het terrein van jaloezie en wederkerigheid in interpersoonlijke relaties. Als Akademiehoogleraar is Buunk zich sterk gaan toeleggen op de evolutionaire sociale psychologie. Hij benadert menselijk gedrag - net als dierlijk gedrag - vanuit een evolutionair perspectief met nadruk op selectie en survival of the fittest. Hij past deze benadering toe op thema's als competitie en afgunst tussen vrouwen onderling en tussen mannen onderling; gearrangeerde huwelijken en eerwraak; het belang van uiterlijke factoren (als aantrekkelijkheid en lengte) voor het gedrag; status en dominantie; en conflicten tussen groepen. Hij deed naar deze processen onder meer onderzoek in organisaties, alsmede in meerdere landen waaronder Kurdistan en Irak. Zijn internationale faam en zijn grote invloed op met name de sociale vergelijkingstheorie blijkt onder meer uit het enorme aantal (meer dan 400) artikelen in internationale tijdschriften, die veelvuldig geciteerd worden. Hij bekleedt een extreem hoge positie in de internationale citatie-index van psychologen, wat zijn invloedrijkheid nog eens onderstreept. Verder blijkt zijn internationale faam uit het enorm grote aantal "key note lectures" op internationale congressen waarvoor hij is uitgenodigd en de zeer vele eervolle internationale benoemingen. Voorts is hij een belangrijk rolmodel voor vele promovendi geweest, waarvan een aantal inmiddels zelf tot de internationale wetenschappelijke top van het vakgebied behoort. Gezien de thema's die hij in zijn onderzoek belicht, is het niet verwonderlijk dat hij ook een sterk politieke en maatschappelijke belangstelling heeft. Hij draagt dan ook regelmatig bij aan het maatschappelijk debat in de media.
Buunk studeerde sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Na zijn studie werkte hij vier jaar aan de RUG, waarna hij naar de Katholieke Universiteit Nijmegen vertrok en in 1980 aan de Universiteit Utrecht promoveerde. In 1990 keerde hij terug naar Groningen als hoogleraar Sociale Psychologie en vanaf 2005 Akademiehoogleraar.

Bram Buunk wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Prof.dr. G.J. van Helden

Jan van Helden (Enschede, 1948) is sinds 1991 hoogleraar Management Accounting aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aanvankelijk richtte hij zich op marketing, later op management accounting en het financieel management van overheids- en non-profit-organisaties. De wetenschapper Van Helden heeft het contact met de praktijk altijd erg belangrijk gevonden. Dit blijkt ook in zijn onderzoek, dat vaak direct bijdraagt aan de oplossing van praktijkproblemen van organisaties. Hij werkte mee aan onderzoek voor externe organisaties als de Informatie Beheer Groep, en recentelijk onderzocht hij voor de provincie Groningen de mogelijkheden voor verbetering van de programmabegroting. Voor deze en andere projecten werd hij onder meer benaderd vanwege zijn uitstekende reputatie als deskundige op het gebied van management accounting van overheids- en non-profit-organisaties. Die reputatie is mede ontstaan door zijn regelmatig optreden tijdens congressen en praktijkcursussen en de vele publicaties in vakbladen. Met zijn onderzoek en publicaties over de innovatieve ontwikkelingen in de publieke sector leverde hij internationaal een grote bijdrage aan het vakgebied van management accounting in de publieke sector.
Van Helden heeft daarbij een uitstekend internationaal netwerk. Van Helden leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de vakgroep accounting en schonk veel aandacht aan het versterken van de wetenschappelijke kwaliteit en reputatie ervan. Door zijn grote inzet is de internationale positie en gerichtheid van de vakgroep sterk gegroeid. Op het gebied van onderwijs wist hij collega's te stimuleren tot regelmatige vernieuwing en kwaliteitsverhoging. Zelf gaf hij daarbij vaak het goede voorbeeld.
Van Helden leverde tevens gedurende meer dan 25 jaar een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Faculteit der Economische Wetenschappen. Hij was vice-decaan van 2001 tot 2005 en nauw betrokken bij de voorbereiding van de fusie met de Faculteit Bedrijfskunde. Daarbij trad hij zeer stimulerend en probleemoplossend op. Naar studenten en promovendi toe is Van Helden altijd zeer betrokken, meedenkend, stimulerend en geduldig. Hij toont een grote inzet om goed onderwijs te geven en complexe problemen op een rustige en duidelijke manier uit te leggen. Dit blijkt ook uit de zeer goede waarderingen die hij in onderwijsevaluaties altijd van studenten krijgt. Niet alleen op zijn vakgebied profileerde Van Helden zich. Hij is dertien jaar actief geweest in de provinciale politiek in Groningen. Eerst als Statenlid en van 1982 - 1991 als gedeputeerde, op het gebied van Financiën en Beheer. Hij was recht door zee en een harde werker, die bekend stond om zijn gedegen kennis en eerlijkheid. Ook elders toonde Van Helden zijn maatschappelijke betrokkenheid, via bestuurlijke functies bij onder meer het Energiebedrijf Groningen en Drenthe, de Provinciale Bibliotheekcentrale en de stichting NOVO, die huisvesting en dagbesteding van verstandelijk gehandicapten verzorgt.

Jan van Helden wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Dr. R.F. Janz

Robert F. Janz (Djakarta, 1953) zet zijn grote deskundigheid op het gebied van ICT niet alleen voor de universiteit in, maar ook ver daar buiten. Hij stond aan de wieg van Draadloos Groningen, een gemeenschappelijk initiatief van RUG, Hanzehogeschool Groningen en gemeente Groningen om de stad te voorzien van een staddekkend draadloos computernetwerk.
In samenwerking met de NUFFIC voerde hij in Afrikaanse landen als Burkina Fasso, Eritrea, Oeganda, Zambia en Mozambique met veel succes ICT-projecten uit. Met het NATO Science for Peace Panel werkt hij in Centraal-Azië.
Janz beschikt over een buitengewoon grote werkkracht en een enorm doorzettingsvermogen. In het ontwikkelingswerk en in de ICT-wereld is samenwerken niet altijd even gebruikelijk. Janz vormt daar in positieve zin een uitzondering op. Hij heeft een oprechte behoefte aan samenwerking, zowel in nationaal als in internationaal verband. Bij de projecten die Janz in Afrika uitvoerde, zijn mensen ter plekke opgeleid en begeleid. Janz weet daarbij uitstekend rekening te houden met culturele verschillen. De netwerken die hij hielp aanleggen, verbinden niet alleen computers, maar vooral ook mensen. Ze zorgen voor het ontstaan van een hechte internationale academische familie van onderzoekers en studenten. Dankzij de inspanningen van Janz maken ook mensen in ontwikkelingslanden deel uit van die netwerken. Vanaf 1999 is Janz als ICT-consultant voor het NATO Science for Peace Panel on Computer Networks betrokken bij internationale projecten in Centraal-Azië. Doel is de kennisinfrastructuur in landen in die regio te intensiveren en de communicatie van wetenschappers in Oost en West te stimuleren. Immers: een open dialoog tussen wetenschappers wereldwijd versterkt de democratie. Janz is met name betrokken bij het SILK-project (de virtuele zijderoute), dat Oezbekistan, Kyrgystan, Kazachstan, Tadjikistan, Turkmenistan, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan van internettoegang voorziet. Bij de ingebruikname in 2003 van de internetverbinding naar Kyrgystan dankte de Kyrgyzische Academie van Wetenschappen hem voor zijn inspanningen met een eredoctoraat. Een zeldzame eer, want een dergelijk eredoctoraat, dat werd uitgereikt door de toenmalige president van het land, is nog maar slechts enkele malen toegekend. Verschillende keren zette Janz zich persoonlijk in voor het welslagen van projecten, hoewel duidelijk was dat dit een grote inspanning zou vergen. Met die grote persoonlijke inzet wist hij, ondanks bureaucratische obstakels en grote politieke geschillen tussen landen, de projecten toch tot een goed einde te brengen.
In 2004 is het SILK Virtual Highway project onder leiding van Janz uitgebreid naar de Universiteit van Kabul (Afghanistan). Zo wordt een bijdrage geleverd aan een succesvolle implementatie van het NATO Science & Peace programma om de veiligheid en economische ontwikkeling van Afghanistan - na jaren van conflict, verwoesting en armoede - te verbeteren. Door zijn inzet is Janz hét gezicht geworden van NATO's Civil Science Programme in de universiteiten en Academies van Wetenschap in Centraal-Azië en Afghanistan. Dankzij hem is het imago van de NAVO als agressieve militaire organisatie in `zijn' regio deels doorbroken. Bij Janz gaan vakkennis en gedrevenheid hand in hand met interculturele mensenkennis en maatschappelijke betrokkenheid.

Robert Janz wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. (Omdat hij momenteel in het buitenland verblijft wordt de onderscheiding aan hem uitgereikt op een nader te bepalen datum).

Prof.dr.mr. C.A. de Kam

Flip de Kam (Sassenheim, 1946), hoogleraar Economie van de Publieke Sector, begon zijn carrière als adjunct-inspecteur van 's Rijks Belastingen. Vervolgens werkte hij als wetenschappelijk medewerker bij de universiteiten van Amsterdam en Leiden, als afdelingshoofd bij het Sociaal en Cultureel Planbureau in Rijswijk en bij de OECD. In de jaren 70 was hij fractiemedewerker van de PvdA en lid van de Tweede Kamer (1977-1978). De Kam maakte tijdens zijn loopbaan deel uit van talloze raden en adviescommissies, met name op het gebied van belastingherziening en overheiduitgaven. Naast een groot aantal wetenschappelijke artikelen en boeken, waaronder het standaardwerk `Overheidsfinanciën', schreef hij meer dan 600 columns en krantenartikelen. De Kam heeft zich altijd zeer ingespannen om wetenschappelijke inzichten ook voor een groot publiek in eenvoudige taal helder uit te leggen. Hij heeft een grote hoeveelheid boeken geschreven waarin de ingewikkelde vraagstukken van de Economie van de Publieke Sector op zeer toegankelijke wijze worden besproken. Zijn meest recente boeken zijn: Polderlasten (2006), Wie betaalt de staat (2007) en Sociale zekerheid: twee toekomstbeelden (2007). De Kam wordt alom geprezen voor de tomeloze energie waarmee hij zich heeft ingezet voor de publieke zaak en voor zijn speciale aandacht voor de minder bedeelden in de samenleving. Hij wordt geroemd om zijn scherpe geest, educatieve gaven en intellectuele pen.
De Kam was tijdens de afgelopen twintig jaar van zijn hoogleraarschap aan de Groningse universiteit een zeer betrokken docent en een actieve, vernieuwende onderzoeker. De Kam is nog steeds zeer actief als onderzoeker, met speciale focus op de relatie tussen wetenschap en economische politiek. Zijn onderzoek richt zich steeds op vraagstukken met een grote maatschappelijke relevantie.
Voor zijn medewerkers was De Kam een inspirerende leidinggevende met een zeer grote inzet en betrokkenheid, die prestaties verwacht en stimuleert tot goede prestaties, maar die daarnaast geïnteresseerd is in het wel en wee van de medewerkers en voor hen als `praatpaal' fungeert, omdat hij vrijwel altijd een luisterend oor heeft als medewerkers bepaalde vragen of problemen hebben, of plannen willen bespreken.
De Kam liet ook via de media zeer regelmatig zijn licht schijnen op actuele vraagstukken van economische politiek. Momenteel is hij als columnist van het economiekatern verbonden aan NRC-Handelsblad. Zijn grote kracht schuilt, zowel in de krant als in de collegezaal, in het in heldere taal duidelijk uitleg geven over ingewikkelde economische vraagstukken. De Kam is een onafhankelijk en kritisch denker, die het publieke belang altijd centraal stelt. Hij heeft een grote liefde voor het vakgebied en hij weet die hartstocht met veel succes over te brengen aan zijn studenten en promovendi.

Flip de Kam wordt Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Prof.dr. J.M. Koolhaas

Jaap Koolhaas (Vlissingen, 1948) is hoogleraar Gedragsfysiologie bij de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Sinds hij in 1975 aan de RUG promoveerde, heeft hij zich gemanifesteerd als wetenschappelijk expert op het gebied van gedragsbiologisch onderzoek. Zijn wetenschappelijke werk is niet alleen van grote betekenis voor de wetenschap, maar ook voor de maatschappij.
In zijn werk wist hij verschillende onderzoeksbenaderingen vruchtbaar en op originele wijze te integreren: van neurowetenschappen, endocrinologie en farmacologie tot en met de ethologie, psychologie en evolutiebiologie. Naast `agressie en geweld' is een ander belangrijk thema in het onderzoek van Koolhaas `individuele verschillen in het omgaan met stress en gerelateerde persoonlijkheden bij dieren', waarmee hij wereldfaam heeft verworven.
Gebaseerd op eerder werk aan genetische selectie heeft Koolhaas overtuigend aangetoond dat agressie niet op zichzelf staat, maar onderdeel uitmaakt van een heel syndroom van eigenschappen waarin dieren (en mensen) als individuen van elkaar verschillen. Dit inzicht heeft ertoe geleid dat individuele variatie in gedrag en fysiologie sindsdien niet meer wordt gezien als statistische ruis, maar als belangrijke biologische informatie. Ook was het een doorbraak in het begrijpen van individuele verschillen in gevoeligheid voor stress, ziektes en medicijnen.
Het hoofdredacteurschap dat Koolhaas sinds 1995 voert over Physiology and Behaviour - het wetenschappelijke vaktijdschrift bij uitstek op dit onderzoeksgebied - was in de eerste plaats een belangrijke internationale erkenning. Bovendien heeft het Koolhaas in staat gesteld een belangrijke bijdrage te leveren aan de internationale ontwikkelingen binnen de gedragsfysiologie en aan de nationale en internationale zichtbaarheid van het gedragsbiologisch onderzoek aan de RUG.
Daarnaast heeft Koolhaas zich inspirerend ingezet voor de groei van het onderwijs in de natuur- en levenswetenschappen van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, aanvankelijk als directeur onderwijs van de afdeling Biologie, later in het bestuur van de hele faculteit. Als facultair portefeuillehouder onderwijs ontwikkelde hij belangrijke initiatieven die mede hebben geleid tot een nieuw, modern en veelzijdig onderwijscurriculum en een opvallende groei in het aantal nieuwe studenten van de faculteit. Zijn geesteskind, de RUG Discovery truck, waarmee voorlichting gegeven wordt aan scholieren over de bètawetenschappen, is een groot succes. Alleen al in de periode 2005/2008 zijn ruim 350 scholen bezocht en hebben meer dan 70.000 scholieren in de truck een practicum gedaan of een les gevolgd. Koolhaas heeft altijd veel belang gehecht aan de vertaling van resultaten van fundamenteel onderzoek naar de maatschappij, onder andere blijkend uit zijn talrijke bijdragen voor het brede publiek. Ook hield hij zich bezig met onderzoek naar het welzijn van landbouwhuisdieren en naar de relatie tussen persoonlijkheid en gedragspathologieën zoals depressie. In de moeizame maatschappelijke discussie over het gebruik van diermodellen voor wetenschappelijke doeleinden nam hij het voortouw. Landelijk speelde hij een belangrijke rol in de ontwikkeling van ethisch bewustzijn rondom dit thema en was hij betrokken bij de oprichting van de universitaire ethische toetsingscommissie voor experimenten met dieren.

Jaap Koolhaas wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Prof.dr. T.A.F Kuipers

Theo Kuipers (Horst, 1947) is sinds 1988 hoogleraar Wetenschapsfilosofie aan de RUG. Sinds 1975 verbonden aan de Faculteit Wijsbegeerte, is hij uitgegroeid tot een internationaal gezichtsbepalend persoon in de algemene wetenschapsfilosofie en één van de belangrijkste wetenschapsfilosofen ter wereld. Zijn interesse en werk beslaan niet alleen de filosofie, maar ook wetenschapsgebieden als economie, psychologie, kunstmatige intelligentie en natuurkunde. Nevenbenoemingen aan de faculteiten Wiskunde en Natuurwetenschappen en Letteren onderstrepen dit.
Kuipers' onderzoek richt zich op de formele, logisch-wiskundige analyse van wetenschappelijke kennis, met name de wijze waarop wetenschappelijke kennis is gestructureerd. De grootste bekendheid kreeg hij met zijn analyses van het begrip `waarheidsbenadering'. Kuipers geldt als één van de twee werelddeskundigen op het gebied van de waarheidsgelijkenis. Zijn ideeën zijn enorm invloedrijk: al een kwart eeuw vormen ze de toetssteen voor alle theorieën op dit terrein. Theorieën over waarheidsbenadering gaan over de vraag wat wetenschappers bedoelen wanneer zij zeggen dat de ene empirische theorie, bijvoorbeeld Einsteins relativiteitstheorie, beter is dan een andere, bijvoorbeeld Newtons mechanica. Kuipers heeft niet alleen een uiterst ingenieuze definitie van het begrip `waarheidsbenadering' aangereikt, maar ook een buitengewoon inventieve definitie gegeven van het concept `empirisch succes'. Negen jaar geleden formuleerde hij zijn idee over waarheidsbenadering in het boek `From Instrumentalism to Constructive Realism', dat wereldwijd lovend werd ontvangen. In 2001 zag zijn boek `Structures in Science' het licht. Tezamen geven deze uitgaven een goed beeld van Kuipers' rijke en veelzijdige bijdragen aan de wetenschapsfilosofie. De intensieve discussie die de boeken mondiaal op gang brachten was aanleiding om twee delen van een belangrijke wetenschapsfilosofische boekserie te wijden aan Kuipers' werk: de `Essays in Debate with Theo Kuipers'. Recentelijk publiceerde Kuipers ook over computationele benaderingen van abductie, en over de rol die esthetische overwegingen spelen wanneer wetenschappers de ene theorie verkiezen boven de andere.
Kuipers is dé persoon die het gezicht bepaalde van de Nederlandse wetenschapsfilosofie. Het is aan zijn niet aflatende inzet te danken dat wetenschapsfilosofie in Nederland van de grond kwam en later uitgroeide tot een wereldwijd gerespecteerde discipline. Zijn werk is van zeer hoog niveau, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. Hij heeft aan de faculteit Wijsbegeerte en daarbuiten vele bestuurlijke functies bekleed. Onder zijn vijf decanaat-periodes is de faculteit tot grote bloei gekomen. Mede door zijn toedoen hebben visitatiecommissies de Groningse filosofiefaculteit herhaaldelijk tot de beste van Nederland uitgeroepen. Daarnaast was Kuipers initiator, voorzitter, secretaris en lid van uiteenlopende nationale en internationale wetenschappelijke commissies, waarbij hij zich een uitzonderlijk goed manager van wetenschapsfilosofisch onderzoek betoonde. Maar hij was ook de drijvende kracht achter de allereerste filosofie-werkgemeenschap van NWO, waarvan de oprichting een enorme impuls voor het wetenschapsfilosofische onderzoek in Nederland betekende.
Kuipers' internationale netwerk is immens. Hij is `invited speaker' op de belangrijkste congressen op zijn gebied, zeer actief in verschillende commissies en besturen van de European Science Foundation en zetelt al jaren in de redacties en redactieraden van toptijdschriften. Zijn ruimdenkendheid en creativiteit maken van hem een zeer geschikte promotor en co-promotor. Onder zijn leiding kwam een groot aantal wetenschapsfilosofische proefschriften tot stand op uiteenlopende gebieden zoals natuurkunde, biologie, psychologie, economie, en rechtswetenschap. Hij is een uiterst warme, bescheiden man. Een luisteraar, constructief in zijn ideeën en opmerkingen, anderen stimulerend. Menig academisch en buitenacademisch meningsverschil wist hij met succes te beslechten.

Theo Kuipers wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Prof.dr. M. Veenhuis

Marten Veenhuis (Hoogeveen, 1943), hoogleraar Eukaryote Microbiologie, maakt sinds 1992 deel uit van het Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB), het grootste onderzoekinstituut binnen de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Al eerder, vanaf 1968, was Veenhuis betrokken bij taxonomisch onderzoek aan schimmels en gisten. Dit onderzoek was zo succesvol dat het na enkele jaren in de groep Microbiële Fysiologie uitmondde in een eigen onderzoeksprogramma op het terrein van gist- en schimmelperoxisomen. Naast dit onderzoek gaf Veenhuis leiding aan de faciliteit voor elektronenmicroscopie bij Biologie. In 1995 werd het onderzoeksprogramma van Veenhuis als zelfstandige basiseenheid Eukaryote Microbiologie opgenomen binnen het GBB. Veenhuis werd in 2000 benoemd tot hoogleraar van deze groep. Veenhuis heeft tijdens zijn wetenschappelijke carrière meerdere malen de allerhoogste waarderingen voor fundamenteel onderzoek weten te behalen. Verschillende publicaties van zijn hand zijn `klassiekers', artikelen waarin onderzoek wordt beschreven dat tot vandaag van groot belang is om taxonomische en evolutionaire verwantschappen te verklaren en te begrijpen. Dat het werk van Veenhuis van bijzondere waarde is voor wetenschappers op het terrein van de mycologie wordt geïllustreerd door het feit dat in 2000 de nieuwe gistsoort Trichosporon veenhuisii naar hem werd vernoemd. Ook was Veenhuis een onderzoeker met open oog voor de praktijk, die met veel succes zijn fundamentele expertise wist in te zetten in samenwerkingsprojecten met bedrijven als DSM en Unilever. Bij DSM (voorheen Gist-Brocades) ging het om onderzoek op het terrein van de productie van penicilline en andere antibiotica door schimmels. Voor Unilever is industriële toepassing van gisten en met name de soort Hansenula polymorpha - een modelorganisme waaraan Veenhuis veel studie heeft verricht - van enorm belang geweest voor de grootschalige productie van eiwitten en enzymen die óf door de gist zelf geproduceerd werden óf via genoverdracht uit een ander organisme werden ingebracht. De kennis en vaardigheden van Veenhuis om de productiecapaciteiten van deze gist optimaal te benutten, heeft de samenwerking met Unilever bijzonder vruchtbaar gemaakt. Nadat Veenhuis in 2005 gebruik maakte van de regeling om met vervroegd pensioen te gaan, bleef hij actief binnen de onderzoeksgroep in een adviserende en ondersteunende rol. Op basis van zijn expertise levert hij concrete bijdragen aan de werving van additionele externe financiering, bedoeld om het peroxisoomonderzoek verder uit te bouwen. Als emeritus-hoogleraar is Veenhuis de vakgroep en het GBB een warm en fanatiek kloppend onderzoekshart blijven toedragen.

Marten Veenhuis wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Prof.dr. F. Zwarts

Frans Zwarts (Den Haag, 1949) speelt sinds 2002 als Rector Magnificus van de RUG een creatieve en bindende bestuurlijke rol binnen en buiten de universiteit. Zwarts heeft als Rector Magnificus de ambitie van de Groningse universiteit aangescherpt en het kwaliteitsbewustzijn van onderwijs en onderzoek verhoogd. Na de invoering van het Bachelor Master Model heeft hij het Major Minor model in de bachelorfase van de studie ingevoerd. Onder zijn leiding is het interne kwaliteitsbeleid structureel vorm gegeven. Hij is een groot voorstander van een actieve inbreng van studenten in onderwijs en bestuur van de universiteit en bewaakt de continuïteit in de omgang daarmee.
Verder speelde hij een beslissende rol in het internationaal positioneren van de RUG. Hij heeft grote universitaire delegaties geleid naar China, Indonesië, Mexico, Brazilië en Argentinië. Ook realiseerde hij een sterke en intensieve relatie met de Universiteit Uppsala (Zweden), gericht op het samen organiseren van onderwijs en het gezamenlijk deelnemen aan onderzoekprogramma's. Onlangs werd die samenwerking uitgebreid met de Universität Göttingen (Duitsland) en de Universiteit Gent (België).
Het zijn de persoonlijke initiatieven en contacten van Zwarts als Rector Magnificus die de basis leggen voor de ontwikkeling van deze samenwerking. Zijn persoonlijke kwaliteiten maken hem een bijzonder bestuurder, zijn communicatieve gaven betrekken grote groepen medewerkers en studenten bij het wel en wee van de universiteit. Het feit dat de Raad van Toezicht in 2006 besloot hem voor een tweede periode te benoemen duidt op het grote draagvlak dat hij als bestuurder geniet.
Zwarts is een eminent wetenschapper en is ook op dat gebied een stimulerende persoonlijkheid. Hij beperkt zijn blik niet tot zijn eigen vakgebied, maar zoekt actief en nieuwsgierig naar dwarsverbanden met andere vakgebieden. Hij is niet alleen geïnteresseerd in de fundamentele inzichten, maar ook in de toepassing van die kennis in de samenleving. Het is zijn verdienste dat de taalkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, nationaal en internationaal, een zeer vooraanstaande plek heeft. Zwarts, vanaf 1987 hoogleraar aan de RUG, maakte naam in de syntactische theorie en de semantiek; de betekenistheorie van het Nederlands.
Vanuit die basis heeft hij zich verbreed in de samenwerking met andere groepen binnen de universiteit waar de taalkunde mee te maken heeft, c.q. kan hebben. Deze activiteiten hebben zich uitgebreid richting psycholinguïstiek, neurologie en dyslexie.
Het NWO-project dyslexie, gestart in 1997, bevat een langlopend onderzoek naar oorzaken en behandelmethoden van dyslexie. Zwarts heeft een cruciale initiërende rol gespeeld bij de opzet en de start van dit project.
Vanuit zijn brede invalshoek is het logisch dat Zwarts van 1999 tot 2002 wetenschappelijk directeur was van één van de grootste en zeker de meest multi disciplinaire onderzoekschool van de Rijksuniversiteit Groningen: de Graduate School for Behavioral and Cognitive Neurosciences (BCN). In die hoedanigheid werd de bemoeienis met de activiteiten van de medische faculteit versterkt. Dat heeft ertoe geleid dat hij initiator en trekker was van de totstandkoming van het Neuro Imaging Centre van de RUG/UMCG.

Frans Zwarts wordt Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Laatst gewijzigd: 29 april 2009 12:07