Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

|                                                         |
|> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ  Den Haag            |
|                                                         |
|De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal    |
|Postbus 20018                                            |
|2500 AE  DEN HAAG                                        |
|                                                         |
|Datum  |                                                 |
|Betreft|Eindrapportage aanvullende subsidie              |
|       |praktijkgerichte leeromgeving                    |
|Rijnstraat 50 |
|Den Haag      |
|Postbus 16375 |
|2500 BJ  Den  |
|Haag          |
|www.minocw.nl |
|              |
|Contactpersoon|
|              |
|B.A.J. Groenew|
|oud           |
|              |
|T  +31-70-412 |
|2737          |
|b.a.j.groenewo|
|ud@minocw.nl  |
|IPC 2650      |
|              |
|Onze          |
|referentie    |
|VO/FBI/118722 |
|              |
|Bijlage       |
|1.            |
|Kwalitatieve  |
|monitor       |
|regeling      |
|aanvullende   |
|subsidie      |
|praktijkgerich|
|te            |
|leeromgeving  |
|2006          |
|eindrapportage|
|              |
|              |
In vervolg op mijn brief van 8 september 2008, kenmerk VO/FBI/47991, informeer ik u hierbij over de voortgang van de implementatie van de subsidieregeling rond de praktijkgerichte leeromgeving (PGL). In bovengenoemde brief deelde ik u mee dat voor het verkrijgen van inzicht in de (in)directe effecten van de aanpassingen van de PGL twee onderzoeken plaatsvinden. Een kwantitatief onderzoek naar het effect op het voortijdig schoolverlaten en een kwalitatief onderzoek naar de effecten waarbij meer in brede zin naar effecten en oorzakelijke verbanden wordt gekeken. Ik zond u eerder onder andere het eerste rapport over de kwalitatieve monitor van de regeling aanvullende subsidie praktijkgerichte leeromgeving 2006 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 079, nr. 11).

Inmiddels is het tweede rapport over de kwalitatieve monitor van de regeling aanvullende subsidie praktijkgerichte leeromgeving 2006 verschenen; dat vormt tevens het eindrapport. De positieve tendens die naar voren kwam in het eerste rapport zet zich onverminderd voort in de eindrapportage over het kwalitatieve onderzoek. Het eindrapport geeft aan welke over het algemeen positieve resultaten zijn bereikt met de PGL, namelijk:
Scholen kiezen er regelmatig voor de standaardbijdrage met eigen middelen aan te vullen, in sommige gevallen met een factor 1,5 maal het bedrag van de aanvullende subsidie voor PGL.
Schoolklimaat voor docenten en leerlingen is sterk verbeterd. VSV zal naar de inschatting van de scholen enigszins verminderen. Prestaties van de leerlingen zijn naar de inschatting van de scholen matig tot sterk verbeterd (harde resultaten zijn nog niet beschikbaar). Tijdige realisatie PGL is een probleem; 56% van de PGL is volledig gerealiseerd. 44% daarentegen is nog niet volledig gerealiseerd. Verwachting is dat ook het merendeel van deze plannen van de genoemde 44% binnen afzienbare tijd wordt voltooid.

De aanvullende subsidie PGL heeft veel ontwikkelingen in gang gezet en versneld, te weten:
versterking van de aantrekkelijkheid van het v(m)bo, meer samenwerking docenten in teams,
aantrekkelijker werk- en leersituatie docenten en leerlingen, verbetering aansluiting bij mbo en bedrijfsleven.

Er zijn nog geen rapportages over het kwantitatieve onderzoek beschikbaar. Zodra deze gegevens beschikbaar zijn zal ik u daarover informeren.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart