Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2009Z08358
Vragen van de leden Jan Jacob van Dijk en Schinkelshoek (beiden CDA) aan de minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de handreiking homodiscriminatie. (Ingezonden
1 mei 2009)
1
Is het waar dat u op 27 april 2009 een brief aan de besturen van scholen in het primair en
voortgezet onderwijs heeft gezonden over de handreiking homodiscriminatie? Is het waar dat
in deze brief wordt gesteld dat noch openbare, noch bijzondere scholen medewerkers mogen
ontslaan vanwege hun seksuele gerichtheid of het hebben van een homoseksuele relatie? Is
hier sprake van nieuw beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hier de aanleiding voor?
2
Waarom heeft u het advies van de Raad van State over de zogenaamde `enkele feit
constructie' niet afgewacht voordat u deze brief naar de scholen heeft gezonden?
3
Hoe verhoudt zich uw brief tot artikel 5, tweede lid, van de Algemene Wet Gelijke
Behandeling (Awgb), waaruit blijkt dat scholen voor bijzonder onderwijs geen medewerkers
mogen ontslaan vanwege het enkele feit van homoseksuele gerichtheid of een homseksuele
relatie, maar in bepaalde gevallen wel onderscheid mogen maken op grond van `bijkomende
omstandigheden'? Kunt u bevestigen dat de wetgever tijdens de behandeling van de Awgb in
1993/1994 bewust heeft nagelaten te preciseren wat de ruimte is voor scholen om dit
onderscheid te maken omdat in elk individueel geval aangegeven dient te worden door de
Commissie Gelijke Behandeling of er sprake is geweest van het maken van geoorloofd of
ongeoorloofd onderscheid door een school?
4
Kunt u bevestigen dat de weergave in vraag 3 overeenkomt met de bestaande jurisprudentie
van de Commissie Gelijke Behandeling? Zo nee, waarom niet?
5
Herinnert u zich uw reactie in februari 2008 op de ingebrekestelling door Eurocommissaris
Spidla, waarin u heeft aangegeven dat Nederland niet in gebreke is gesteld wegens de enkele
feit constructie, maar omdat de vereiste dubbele test conform EU-Richtlijn 200/78/EG artikel
4, eerste lid, beter tot uitdrukking zou moeten komen in artikel 5, tweede lid, van de Awgb?
Hoe verhoudt zich uw brief aan de scholen tot uw uitleg van de ingebrekestelling?
6
Deelt u de mening dat uw voorstelling van zaken in de in vraag 1 genoemde brief een te enge
interpretatie is van artikel 5, tweede lid Awgb en geen recht doet aan de positie van bijzondere
scholen op dit onderwerp? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de inhoud van de brief
aan te passen? Zo nee, waarom niet?
1) www.minocw.nl
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Anker
(ChristenUnie), ingezonden 1 mei 2009 (vraagnummer 2009Z08348)