Ministerie van Financiën

Antwoord kamervragen inzake voorlopige rekening 2008

Vraag 1
Is er met het oog op het veranderende economische beeld in het laatste kwartaal 2008 gestuurd op onderuitputting (terughoudend uitgavenbeleid)? Zo ja, waar en hoe? Zo nee, waarom niet?

Vraag 17
Is er met het oog op het veranderende economisch beeld in het laatste kwartaal 2008 gestuurd op onderuitputting (terughoudend uitgavenbeleid)? Zo ja, waar en hoe? Zo neen, waarom niet?

Antwoord vraag 1 en 17
Nee, aan de uitgavenkant is met het oog op het veranderende economische beeld niet bewust gestuurd op een terughoudend uitgavenbeleid. Het kabinet hanteert het trendmatig begrotingsbeleid, met een scheiding tussen uitgaven en inkomsten. In het algemeen geldt dat een verslechterend economisch beeld zorgt voor hogere uitgaven en lagere inkomsten. Voor wat betreft de uitgaven hanteert het kabinet het uitgavenkader. Voor wat betreft de inkomstenkant geldt dat het kabinet de automatische stabilisatoren volledig laat werken. Dat betekent dat in tijden van economische neergang en tegenvallende inkomsten niet meteen hoeft te worden ingegrepen. Dit geldt voor zowel de inkomsten- als de uitgavenkant.




Vraag 2
Hoe komt het dat de gezamenlijke tegenvaller van circa 2 miljard bij de voorlopige rekening nog niet bekend was?

Vraag 3
Wat is de achterliggende reden per ministerie van de tegenvaller van 2 miljard?

Antwoord vraag 2 en 3
De voorlopige rekening gaat over 2008, terwijl de uitvoeringstegenvallers van in totaal circa 2 miljard in 2009 plaatsvinden. De uitvoeringsproblematiek in 2009 zal in de Voorjaarsnota 2009 worden besproken.




Vraag 4
Waarom vallen de EU afdrachten 400 mln. hoger uit dan verwacht?

Antwoord vraag 4
De verhoging is het gevolg van mutaties bij twee van de vier componenten van de EU-afdrachten. De BNI-afdrachten zijn met name hoger uitgevallen als gevolg van een herziening van de BNI- grondslagen over de periode 1989-2007. Het Nederlandse BNI over deze jaren is hoger uitgevallen, waardoor Nederland een nabetaling diende te verrichten. Een klein deel van de mutatie is het gevolg van hogere afdrachten van ontvangen invoerrechten.




Vraag 5
Kan per begroting uiteengezet worden of en hoeveel onderuitputting er nog na de Najaarsnota is opgetreden en hoe dat verklaard kan worden?

Vraag 15
Kan per begroting uiteen worden gezet of en hoeveel onderuitputting er nog na de Najaarsnota is opgetreden en hoe dat verklaard kan worden? Welke bestedingen hebben er niet plaatsgevonden? Wat is hiervan structureel?

Vraag 16
Kan per begroting ook worden aangegeven hoeveel er in 2008 is overschreden en welk deel daarvan doorwerkt in 2009?

Antwoord vraag 5, 15 en 16
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderuitputting (of overschrijdingen) per begroting (kader `Rijksbegroting in enge zin') van de opgetreden onderputting t/m NJN en bij de Voorlopige Rekening. De bedragen zijn in miljoenen euro's.

Onderuitputting Onderuitputting Onderuitputting Begroting t/m NJN tussen NJN - VR totaal
1 Huis der Koning

2A Staten-Generaal -0,1 -2,5 -2,6
2B Overige Hoge Colleges van Staat -1,4 -0,8 -2,2
3 Algemene Zaken -8,5 -3,8 -12,3
4 Koninkrijksrelaties -5,0 -9,7 -14,7
6 Justitie 37,8 -14,2 23,6 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (incl.
7 Arbeidsvoorwaarden) -10,2 -21,9 -32,1 Arbeidsvoorwaarden 0,0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -86,9 -139,0 -225,9
9B Financiën ( IX B) -69,7 -113,7 -183,4 Nationale Schuld 0,0 -8,5 -8,5 Financiën ? -69,7 -105,2 -174,9
10 Defensie 0,0 63,5 63,5 Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

11 Milieubeheer -64,9 -3,9 -68,7
18 Wonen, Wijken en Integratie -7,9 -8,2 -16,1
12 Verkeer en Waterstaat 0,0 -25,7 -25,7
13 Economische Zaken -30,0 21,9 -8,1
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 23,6 -24,5 -0,9
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng) -1,5 -26,2 -27,7
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng) -21,1 0,0 -21,1
17 Jeugd & Gezin -6,0 0,0 -6,0
50 Gemeentefonds 0,0 66,1 66,1
55 Infrastructuurfonds 0,0 -255,0 -255,0




cat 1 Buitenlandse Zaken/HGIS -52,0 -98,9 -150,9

R Totaal Rgb-eng (incl. HGIS) -303,8 -596,3 -900,0

De mutaties uit de Voorlopige Rekening worden uiteindelijk verwerkt in de Slotwetten per departement. Deze worden, samen met de departementale jaarverslagen, op woensdag 20 mei aan de Tweede Kamer aangeboden. In de departementale jaarverslagen worden de belangrijkste mutaties per begroting toegelicht, waaronder ook de onderuitputting. De budgettaire consequenties van deze onderuitputting/overschrijdingen voor latere jaren worden per begroting toegelicht in de (departementale) eerste suppletoire begroting.
Bij Najaarsnota was deze onderuitputting nog niet geheel bekend.




Vraag 6
Waarom is de volledige 300 mln. voor de OV-kaart niet betaald zoals aangekondigd in de najaarsnota?

Vraag 7
Is de meevaller OV-kaart 2008 een even grote tegenvaller voor 2009? Waarom kon de OV-kaart niet deels al in 2008 worden betaald? Waarom leek dat in november (Najaarsnota) wel te kunnen? Is achteraf gezien het parlement op het verkeerde been gezet door dit voorgenomen beslag op de uitgaven 2008?

Vraag 8
Waaraan is de 0,1 miljard ten behoeve van de OV-kaart concreet besteed?

Antwoord vraag 6, 7 en 8
Bij Najaarsnota was het stellige voornemen om een bedrag ter waarde van 300 mln, bestemd voor de financiering van de OV-kaart voor studenten, niet in 2009 maar al in 2008 te betalen. Het doel hiervan was om het kasritme van de staat te optimaliseren. Het bleek onverwacht niet mogelijk hierover met alle betrokken OV-bedrijven overeenstemming te bereiken. Hierdoor is een bedrag van 114,8 mln niet in 2008 maar in 2009 tot besteding gekomen.




Vraag 9
Op welke onderdelen zijn de grondslagen van het BNI herzien? Heeft dat gevolgen voor uitgaven- of inkomstenposten in 2009? Welke?

Antwoord vraag 9
De systematiek is zo dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de informatie over de Nationale Rekeningen (inclusief het BNI) levert aan Eurostat. Ieder jaar in augustus levert het CBS deze gegevens over het jaar t-1 en t-2. De cijfers voor t-1 zijn voorlopige cijfers, de cijfers voor t-2 hebben een definitieve status. Eurostat verzamelt van alle lidstaten de BNI's en mede op basis van deze BNI's worden de afdrachten van de lidstaten bepaald. Aanpassingen in het BNI van individuele lidstaten leiden zodoende tot veranderingen in de afdrachten die de lidstaten aan de EU betalen. Aangezien deze aanpassingen teruggaan tot t-2 vinden de wijzigingen in de EU-afdrachten plaats over deze jaren. Toch zijn er lidstaten die nog niet alle cijfers definitief op orde hebben. Dit resulteert in wijzigingen in het BNI van deze lidstaten over een periode die verder terugloopt dan t-
2. De afdrachten van Nederland aan de EU wijzigen hierdoor eveneens. Nota bene: wijzigingen in het BNI die verder teruggaan dan t-2 betreffen doorgaans kleine wijzigingen en leiden derhalve tot marginale aanpassingen van de Nederlandse EU-afdrachten. De wijziging in de EU-afdrachten, zoals aangegeven in de Voorlopige Rekening 2008, wordt grotendeels bepaald door wijzigingen in de jaren t-1 en t-2. De EU-afdrachten hebben alleen invloed op de uitgaven vallende onder RBG- eng; er zijn geen gevolgen voor de inkomsten. Zie eveneens de antwoorden op de vragen 4 en 12.




Vraag 10
Waarom en in welke zin is de verdeelsleutel van renteontvangsten tussen Rijk en Sociale Fondsen gewijzigd? Waarom was dit niet al opgenomen in de Najaarsnota? Welke gevolgen heeft de aanpassing voor de raming 2009?

Antwoord vraag 10
De inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen vormen samen een gecombineerde heffing. De geïnde belasting en premies, en ook de renteontvangsten en -uitgaven daarover, worden met een voorlopige (door CPB geraamde) verdeelsleutel gesplitst in een aandeel voor Financiën (begroting IXB) en een aandeel voor de sociale fondsen. Enige tijd na afloop van het belastingjaar vindt een nacalculatie plaats waarbij een definitieve verdeelsleutel wordt vastgesteld. De definitieve verdeelsleutel over belastingjaar 2004 is eind 2008 vastgesteld en kon dus niet meer worden opgenomen in de raming voor de Najaarsnota. De aanpassing heeft verder geen gevolgen voor de raming 2009.




Vraag 11
Waarom zijn de subsidieverplichtingen in verband met de MEP lager uitgevallen? Bevat de regeling obstakels om er gebruik van te maken? Welke gevolgen heeft dit voor het beleid en de kabinetsdoelstelling (20% duurzame energie in 2020)?

Vraag 14
Betreft het alleen de subsidie op biomassa of zijn er ook andere stromen? Zo ja, welke dan nog meer? Worden bij de lager uitvallende subsidieverplichtingen de Cramercriteria bij het alsnog uitkeren strikter nageleefd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 11 en 14
De MEP is op 18 augustus 2006 gesloten voor nieuwe aanvragen. Alleen vóór die datum ingediende aanvragen kregen, mits men voldeed aan de voorwaarden, een beschikking. Men krijgt subsidie voor elke kWh die men opwekt. In het jaar 2008 is er minder subsidie uitbetaald dan bij de opstelling van de begroting voor het jaar 2008 was geraamd omdat de gerealiseerde elektriciteitsproductie is achtergebleven bij de raming. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere bij- en meestook van biomassa; dit wordt niet veroorzaakt door het hanteren van strengere criteria. Bij reeds verleende beschikkingen worden gedurende de gehele looptijd de criteria gehanteerd zoals deze bij het verlenen van de beschikking van toepassing zijn verklaard. Geld dat vrijvalt binnen de MEP zal opnieuw worden ingezet voor het totaal van de MEP en de SDE (Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie). Bij de stimulering van biomassa binnen de SDE wordt wel rekening gehouden met de duurzaamheid van de biomassa. De lagere MEP-uitgaven in het jaar 2008 hebben geen invloed op het halen van de kabinetsdoelstelling in het jaar 2020.




Vraag 12
Kan de minister uitleggen waarom de verhoging van 0,5 miljard aan EU-afdrachten nog niet kon worden voorzien bij Najaarsnota?

Vraag 13
Hoe verhoudt deze verhoging zich met andere lidstaten?

Antwoord vraag 12 en 13
Dit hangt samen met de vaststelling door het Europees Parlement van de gewijzigde begroting nr.
9 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 op 18 december 2008 (gepubliceerd in het Publicatieblad L 27 van 30 januari 2009). Deze gewijzigde begroting bevat enerzijds een correctie op de uitgaven (met name lagere uitgaven voor structuurfondsen) en anderzijds een correctie op de ontvangsten deels voortvloeiend uit de lagere uitgaven en deels samenhangend met een herziening van de grondslagen voor de BTW en BNI-afdrachten voor voorafgaande begrotingsjaren. Voor het merendeel van de lidstaten betekende deze aanpassing van de grondslagen een nabetaling aan de EU en voor een enkele lidstaat per saldo een teruggave. Voor Italië bedroeg de nabetaling uit hoofde van BTW en BNI-grondslagen bijv. 964 mln en voor Duitsland 500 mln. Een volledig beeld van de nabetalingen per lidstaat is te vinden in de gewijzigde begroting nr. 9 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 (Publicatieblad L27 van 30 januari blz. 25 en 27). Echter, de lidstaten dienen de nabetalingen uit hoofde van voorafgaande begrotingsjaren direct te voldoen, terwijl de teruggaven aan de lidstaten uit hoofde van de lagere uitgaven afhankelijk zijn van goedkeuring van het Europees Parlement. Hierdoor is in de EU-afdrachten in 2008 alleen de mutatie van de grondslagen (te weten 267 mln) te zien terwijl de lagere afdrachten als gevolg van lagere EU-uitgaven in 2008 verrekend wordt met de afdrachten in 2009. De hogere EU-afdrachten uit hoofde van de herziening van de BTW/BNI-grondslagen kon niet worden voorzien bij de opstelling van de Najaarsnota 2008.




Vraag 15
Kan per begroting uiteen worden gezet of en hoeveel onderuitputting er nog na de Najaarsnota is opgetreden en hoe dat verklaard kan worden? Welke bestedingen hebben er niet plaatsgevonden? Wat is hiervan structureel?

Vraag 16
Kan per begroting ook worden aangegeven hoeveel er in 2008 is overschreden en welk deel daarvan doorwerkt in 2009?

Antwoord vraag 15 en 16
Zie antwoord op vraag 5.




Vraag 17

Is er met het oog op het veranderende economisch beeld in het laatste kwartaal 2008 gestuurd op onderuitputting (terughoudend uitgavenbeleid)? Zo ja, waar en hoe? Zo neen, waarom niet?

Antwoord vraag 17
Zie antwoord op vraag 1.




Vraag 18
Welke projecten die worden gefinancierd uit het Infrastructuurfonds (IF) zijn vertraagd of zijn in hun geheel niet van start gegaan die de onderuitputting van dit fonds verklaren? Wat is de prognose hiervan voor 2009?

Antwoord vraag 18
De onderuitputting bij de uitgaven op het IF is het gevolg van een saldo van projecten over de gehele breedte van het IF. In de Slotwet 2008 van het Infrastructuurfonds (IF) wordt een volledig inzicht verstrekt in de hogere dan wel lagere kasrealisaties t.o.v. de Najaarsnota 2008. Daarnaast bevat het Jaarverslag 2008 een uitvoerige verklaring over de voortgang van ieder project. De beide documenten worden op 20 mei aan de Kamer aangeboden.

Tot nu toe wordt uitgegaan van de ramingen in de ontwerpbegroting 2009. In de ontwerpbegroting van 2010 zal een geactualiseerde prognose worden verstrekt van de ramingen per project naar aanleiding van de uitkomsten 2008.




Vraag 19
Met welke onderuitputtingen wordt de volledige in=uittaakstelling ingevuld? Is dit alleen de onderuitputting van het Infrastructuurfonds of zijn dit ook onderuitputtingen van andere begrotingen? Zo ja, welke?

Antwoord vraag 19
Departementen mogen hun onderuitputting, tot een maximum van 1% van hun begrotingsuitga- ven, meenemen naar het volgende jaar. Deze zogenoemde `eindejaarsmarge' wordt in het voorjaar uitgekeerd. Om te voorkomen dat de uitkering van deze eindejaarsmarge het uitgavenkader belast, wordt tegelijkertijd op de aanvullende post van het rijk een taakstellende onderuitputting (de zogenoemde `in=uittaakstelling') ingeboekt. Deze taakstelling is precies gelijk aan het totaal aan eindejaarsmarge dat in het voorjaar wordt uitgekeerd, omdat de ramingstechnische veronderstelling wordt gehanteerd dat de onderuitputting aan het einde van het jaar weer zal optreden.
Deze taakstelling geldt voor het uitgavenkader als totaal en wordt niet naar departementen toegedeeld, maar geldt voor de verschillende kaders. Concreet kan dus niet aangewezen worden welke (departementale) onderuitputting aangewend wordt voor de in=uit-taakstelling.




Vraag 20
De uitgaven van het SZA kader liggen lager dan verwacht vanwege onderuitputting en uitvoering sociale zekerheid. Kunt u dit toelichten?

Vraag 25
Kan nader uiteen worden gezet wat precies de oorzaak is van het feit dat de onderuitputting onder het kader SZA van 0,3 miljard in de Voorlopige Rekening verder is opgelopen tot 0,4 miljard?

Vraag 24
Waarom was de onderschrijding van 0,4 miljard in 2008 onder het kader SZA niet al bij Najaarsnota voorzien?

Antwoord vraag 20, 24 en 25
De onderschrijding op het SZA-kader bedraagt 357 mln bij de Voorlopige Rekening. Dit is 26 mln hoger ten opzichte van de onderschrijding bij de Najaarsnota. De onderuitputting aan de uitgavenkant wordt veroorzaakt door het saldo van meevallers en tegenvallers op basis van de uitvoeringsinformatie van het Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen (UWV). De meevallers zijn o.a. ontstaan door een neerwaartse bijstelling van het volume van de Ziektewet en de Re- integratie van Arbeidsongeschikten en een lagere gemiddelde uitkering van de Ziektewet, welke volgen uit de realisatiegegevens van het UWV. Daarnaast zijn er uitvoeringstegenvallers bij de WGA, Wajong en Re-integratie Wajong. Per saldo zijn de meevallers hoger dan de tegenvallers, waardoor er een onderschrijding onder het SZA-kader is. Overigens wordt in het Financieel Jaarverslag een gedetailleerde uitsplitsing van de uitgaven gepresenteerd bij Slotwet.




Vraag 21
Betekent de zin: "Op dit moment geven de uitvoeringsgegevens geen aanleiding om de raming van de uitgaven onder het budgettair kader Zorg aan te passen" (een zin die gelijkluidend is aan die in de Najaarsnota) in gewoon Nederlands dat er nog helemaal geen betrouwbare cijfers over de uitvoering zijn? Kan de regering een overzicht geven van het moment waarop realisatiecijfers van de Zorg gewoonlijk binnenkomen? Als de cijfers voortdurend zo laat beschikbaar zijn, waarop worden ramingen voor de Zorg dan gebaseerd? Betekent het laat binnenkomen van realisatiecijfers dat het risico op een forse overschrijding in 2009 daardoor is vergroot?

Antwoord vraag 21
Op basis van gegevensleveringen van de NZa en het CVZ wordt enkele malen per jaar bepaald of de zorgcijfers aanpassing behoeven. Wanneer de externe cijfers daartoe aanleiding geven én de verwachte uitkomst een relatief beperkte onzekerheid kent, worden de zorgcijfers geactualiseerd. De evaluatie van de zorgcijfers vindt plaats ten behoeve van de begroting, de 1e en 2e suppletore begroting en het jaarverslag. De gegevensleveringen van de NZa en het CVZ zijn hierop afgestemd.
In januari heeft het CVZ gegevens aangeleverd over de eerste drie kwartalen van 2008. Deze voorlopige cijfers gaven geen aanleiding om in de Voorlopige Rekening de raming van de uitgaven aan te passen. In maart hebben de NZa en het CVZ geactualiseerde gegevens aangeleverd over heel 2008 en eerdere jaren. De op basis daarvan aangepaste zorguitgaven worden gepresenteerd in het VWS-jaarverslag 2008. Deze cijfers geven een voorlopig beeld van de zorguitgaven in 2008. In juli komen aanvullende cijfers over 2008 beschikbaar, die dan ook weer aanleiding kunnen zijn om de uitgavenraming aan te passen. De verwachte gevolgen voor 2009 en latere jaren worden betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming.

De aanlevering van cijfers van het NZa/CVZ is dus als volgt: Januari ­ eerste 3 kwartalen t-1
Maart ­ 4 kwartalen t-1
Juni - 4 kwartalen incl. correcties t-1
Oktober - eerste 2 kwartalen t

De raming van de volumegroei van de zorguitgaven is gebaseerd op CPB-analyses voor de middellange termijn bij ongewijzigd beleid. De voor deze kabinetsperiode beschikbare volumegroeiruimte is opgenomen in de begroting 2008 (pagina 169). Het laat binnenkomen van de cijfers betekent dat er een risico is dat er bij eventuele overschrijding van het kader niet tijdig voldoende maatregelen kunnen worden genomen, voor met name het lopende en daaropvolgende jaar.




Vraag 22
Hoe kan het dat nu pas - na afloop van het jaar - blijkt dat de realisatie van de zorgtoeslag lager uitvalt?

Antwoord vraag 22
De bekendmaking van de lagere realisatie van de zorgtoeslag, ten opzichte van de geraamde uitgaven aan zorgtoeslag, na afloop van het jaar heeft te maken met de systematiek van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Op basis van voorlopige schattingen van inkomensgegevens wordt een voorschot betaald aan een toeslaggerechtigde. Pas achteraf, na afloop van het betreffende jaar, wordt de definitieve toeslag vastgesteld en toegekend.




Vraag 23
Wordt de systematiek van de kaders voor 2009 nog aangepast vanwege de uitzonderlijke economische ontwikkelingen? Zo ja, hoe? Zo nee, is de Voorjaarsnota 2009 dan het eerstvolgende moment waarop de Kamer geïnformeerd zal worden over de kaders en de toetsing van de uitgavenontwikkeling aan deze kaders?

Vraag 26
Wordt de systematiek van de kaders voor 2009 nog aangepast vanwege de uitzonderlijke economische ontwikkelingen? Zo ja, hoe? Zo neen, is de Voorjaarsnota 2009 dan het eerstvolgende moment waarop de Kamer geïnformeerd zal worden over de kaders en de toetsing van de uitgavenontwikkeling aan deze kaders?

Antwoord op vraag 23 en 26
In het aanvullend beleidsakkoord valt te lezen hoe het kabinet met de kaders voor 2009 en verder omgaat. Deze veranderingen zullen worden doorgevoerd in de Voorjaarsnota 2009 en Miljoenennota 2010.




Vraag 24
Waarom was de onderschrijding van 0,4 miljard in 2008 onder het kader SZA niet al bij Najaarsnota voorzien?

Antwoord vraag 24
Zie antwoord vraag 20




Vraag 25
Kan nader uiteen worden gezet wat precies de oorzaak is van het feit dat de onderuitputting onder het kader SZA van 0,3 miljard in de Voorlopige Rekening verder is opgelopen tot 0,4 miljard?

Antwoord vraag 25
Zie antwoord op vraag 20.




Vraag 26
Wordt de systematiek van de kaders voor 2009 nog aangepast vanwege de uitzonderlijke economische ontwikkelingen? Zo ja, hoe? Zo neen, is de Voorjaarsnota 2009 dan het eerstvolgende moment waarop de Kamer geïnformeerd zal worden over de kaders en de toetsing van de uitgavenontwikkeling aan deze kaders?

Antwoord vraag 26
Zie antwoord op vraag 23.




Vraag 27
Kan precies worden aangegeven welke FES-projecten vertraging hebben en wat de oorzaak en omvang is van de vertraging per project? Welke gevolgen hebben deze vertragingen voor het beleid?

Antwoord 27
De onderuitputting bij de uitgaven uit het FES (circa 550 mln) is niet het gevolg van één of enkele projecten, maar doet zich binnen de hele breedte van het FES voor. Daarbij geldt een aantal oorzaken en omstandigheden. In het algemeen geldt voor investeringsprojecten ­ ook die projecten die (mede) uit FES worden bekostigd ­ dat kasuitgaven met onzekerheden zijn omgeven. Bij het opstellen van de FES-ramingen is het streven om voldoende ruimte beschikbaar te hebben voor investeringsplannen, ook al zijn exacte uitgavenramingen op dat moment niet bekend. Dit laatste speelt a fortiori bij programmafinanciering, waarvan te voren niet bekend is welke projectvoorstellen zullen worden ingediend. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vierde tender onder de Unieke Kansenregeling. Evenmin zijn tevoren de uitkomsten bekend van de afgesproken toetsingsprocedure, waaraan projecten en programma's zijn onderworpen. Ten slotte kunnen zich ook in de uitvoering van projecten vertragingen voordoen, onder andere omdat bij vanuit het FES ondersteunde projecten ook andere partijen betrokken zijn, hetzij in de financiering hetzij in de besluitvorming (zoals medeoverheden). Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor het project voor CO2- afvangtechnologie, ook onderdeel van de Unieke Kansenregeling van EZ.

Het optreden van onderuitputting is helaas niet altijd te voorkomen. Wel hebben de FES- beheerders samen met betrokken departementen ­ het FES is immers "slechts" een verdeelfonds ­ aangegeven nog eens goed te kijken naar de kwaliteit van de ramingen om daarmee ook onderuitputting zoveel mogelijk te voorkomen.




Vraag 28
Kunt u een overzicht geven van de voorspelde en gerealiseerde waarden van alle relevante parameters voor de aardgasbatenraming, zoals olieprijs, dollarkoers en productievolume?

Antwoord vraag 28
De gasbaten worden bepaald door een veelheid van factoren, waarvan olieprijs, euro/dollar koers en productie de belangrijkste grootheden zijn. Bij de raming van aardgasbaten in 2008 is gerekend met een euro/dollarkoers van 1,35, een prijs van 75 dollar per vat en een productie van 80 miljard kubieke meter. Bij de uiteindelijke realisatie van aardgasbaten was de euro/dollarkoers 1,47, de olieprijs 97 dollar per vat en de productie 78 miljard kubieke meter.




Vraag 29
Hoeveel vallen de realisatiecijfers van de zorgtoeslag en studiefinancieringleningen lager uit en wat zijn hier de onderliggende oorzaken van?

Antwoord vraag 29
Met betrekking tot de zorgtoeslag heeft de Belastingdienst in totaal 3.681 miljoen aan voorschotten, met betrekking tot de jaren 2008 en 2009, en nabetalingen voor de definitieve tegemoetkomingen 2006 en 2007 uitbetaald. Dit leidt tot een bijstelling van de geraamde uitgaven aan zorgtoeslag van 194,5 miljoen. Daarnaast is door de Belastingdienst een bedrag van 353,3 miljoen terugontvangen als gevolg van zowel verrekeningen van verstrekte voorschotten als terugvorderingen op definitief vastgestelde tegemoetkomingen. Een belangrijke reden voor het hoger/lager uitvallen van de realisatiecijfers is dat achteraf kan blijken dat een onjuiste schatting van het inkomen is gemaakt in de voorschotfase. Verder kan het zo zijn dat de huishoudsituatie bij de definitieve toekenning anders is dan bij de verstrekking van het voorschot.
De lagere studiefinancieringleningen (prestatiebeurzen) over 2008 bedroegen ca. 90 mln. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een lager gebruik van de aanvullende beurs en een op de ramingen achterblijvend gebruik van de basisbeurs.




Vraag 30
Hoe groot is de meevaller bij de rentebaten en waar wordt deze door veroorzaakt?

Antwoord vraag 30
De rentebaten op IXA artikel 1 over 2008 zijn in de voorlopige rekening 112 mln hoger dan geraamd in de Najaarsnota 2008. In de eerste plaats is er sprake van hogere (netto) rentebaten op Euribor swaps ( 18 mln) door de hoge variabele rente (6 maands euribor) in 2008. In de tweede plaats is er sprake van hogere (netto) rentebaten op Eonia swaps ( 65 mln). Dit wordt mede veroorzaakt door de daling van de door de Nederlandse staat te betalen EONIA-rente van ca. 4% naar 2,25% in het vierde kwartaal van 2008. Tot slot zijn er ten behoeve van de financiering van kredietcrisis gerelateerde uitgaven in het laatste kwartaal van 2008 regelmatig overtollige gelden aangehouden en tijdelijk uitgezet. Hierdoor zijn de rentebaten op tijdelijk uitgezette gelden hoger dan geraamd ( 30 mln). Door afronding in mln wijkt de som van de onderlinge mutaties af van de totale mutatie.




Vraag 31
Hoe kan het dat zelfs op dit moment de realisatiecijfers van de nominale zorgpremie nog steeds niet bekend zijn?

Antwoord vraag 31
De nominale zorgpremie per volwassene over 2008 bedraagt 1053 (zie CEP2009). Dit bedrag betreft een gewogen gemiddelde van de verschillende nominale zorgpremies 2008 per verzekeraar en zoals door verzekeraars bekend gemaakt. Dit bedrag is exclusief de eigen betalingen van individuen als gevolg van eigen risico. Op het moment dat de Voorlopige Rekening 2008 wordt vastgesteld, zijn nog niet alle onderliggende gegevens van verzekeraars bekend om de totale ontvangsten nominale zorgpremies 2008 definitief te kunnen vaststellen. Daarom betreft dit cijfer in de Voorlopige Rekening 2008 nog een raming. De totale ontvangsten nominale zorgpremies
2008 worden vastgesteld door het CBS. Een eerste voorlopig realisatiecijfer van het CBS over het jaar 2008 volgt uit de Nationale Rekeningen 2008, die in augustus 2009 wordt gepubliceerd. In de Nationale Rekeningen 2010 van het CBS wordt het definitieve cijfer over het jaar 2008 gepubliceerd.




Vraag 32
Waarom wordt iets dat het kabinet als opvallend bestempeld, vervolgens niet toegelicht aan de Kamer? Wat is de toelichting bij de opvallende meevaller uit de vennootschapsbelasting?

Vraag 33
Waarom noemt u de forse meevaller van 1,1 miljard ten opzichte van de Najaarsnota bij de opbrengsten uit de vennootschapsbelasting opvallend? Komt dit doordat de andere winstbelasting voor bedrijven (inkomensheffing) lager uitvalt dan in de Najaarsnota voorzien? Waarom is de meevaller uit de vennootschapsbelasting niet voorzien bij de Najaarsnota 2008?

Antwoord vraag 32 en 33
De meevaller bij de Vpb is opvallend genoemd omdat bij Najaarsnota 2008 verwacht werd dat de Vpb-ontvangsten 0,5 miljard lager zouden uitvallen dan bij Miljoenennota 2009 geraamd, terwijl de Vpb-ontvangsten 2008 uiteindelijk een 0,5 miljard hoger zijn uitgekomen dan de Miljoenennota
2009.
Vanaf augustus 2008 tot en met oktober 2008 verliep de aanslagontwikkeling Vpb veel minder gunstig dan het eerste half jaar van 2008, dat juist nog bijzonder gunstig verliep. Het aantal verminderingen op reeds opgelegde positieve aanslagen nam vanaf augustus flink toe. Verminderingen leiden in latere maanden tot negatieve kasontvangsten (terugbetalingen) voor zover bedrijven al hebben betaald op eerdere positieve aanslagen met betrekking tot een bepaald jaar. In oktober 2008 bleven de kasontvangsten Vpb inderdaad sterk achter. Verwacht werd dat deze ontwikkeling in de laatste maanden van 2008 zich zou voortzetten, enerzijds gezien het patroon van de aanslagontwikkeling in 2006 en 2007 en anderzijds gezien de verslechterde economische omstandigheden vanaf de zomer. Als bedrijven tot aan het eind van 2008 massaal verminderingen blijven aanvragen op eerder positieve aanslagen zou dat in de laatste 2 maanden van 2008 ook nog tot forse negatieve kaseffecten kunnen leiden. Op basis van deze verwachting is de raming voor 2008 met -0,5 miljard bijgesteld. Gebleken is echter dat de ontwikkeling in de omvang van de verminderingen in de laatste 2 maanden van het jaar veel gunstiger heeft uitgepakt dan verwacht, evenals de kasontvangsten.




Vraag 34
Kunt u de onderliggende oorzaken van de tegenvallers in de omzetbelasting, de belasting van rechtsverkeer, de inkomensheffing, de loonheffing en de dividendbelasting uiteenzetten?

Antwoord vraag 34
De tegenvaller bij de omzetbelasting laat zich verklaren doordat de ontvangsten vanaf de maand november achterbleven bij wat logischerwijs zou volgen uit het ontvangstenpatroon tot en met oktober en vergeleken met het patroon van voorgaande jaren. In januari 2009 (nog relevant voor EMU-saldo 2008) bleven de BTW-ontvangsten eveneens achter bij het verwachtingspatroon. De ontwikkeling van de BTW-ontvangsten over 2008 verliep tot en met oktober 2008 vrij stabiel en week niet af van het patroon van voorgaande jaren. Per saldo kwamen de BTW-ontvangsten in
2008 2,6% hoger uit ten opzichte 2007 waarbij de laatste maanden van 2008 de ontwikkeling ten opzichte van 2007 wat hebben gedrukt. De verslechterde economische vooruitzichten, met als gevolg achterblijvende consumptieve bestedingen, kan als belangrijkste oorzaak worden gezien van deze ontwikkeling.
De tegenvaller bij de belastingen van rechtsverkeer betreft voor - 0,1 miljard de overdrachtsbelasting en voor de andere - 0,1 miljard de assurantiebelasting. Deze tegenvallers zijn relatief beperkt. Wat betreft de overdrachtsbelasting geldt dat de ontvangsten reeds vanaf begin
2008 achterbleven bij wat oorspronkelijk bij Miljoenennota 2008 voor de overdrachtsbelasting is geraamd. De achterblijvende ontvangsten correspondeerden met de negatieve ontwikkeling in het aantal huizenverkopen in 2008. Bij achtereenvolgens de Miljoenennota 2009 en de Najaarsnota
2008 is de raming van de overdrachtsbelasting dan ook neerwaarts bijgesteld (met in totaal -0,7 miljard). Achteraf blijkt dat het volume verkopen woningen zich nog negatiever heeft ontwikkeld dan bij Najaarsnota is verondersteld.
De tegenvaller bij de loonheffing (-0,3 miljard) is op een totaal bedrag van afgerond 83 miljard euro relatief zeer beperkt.
De tegenvaller bij de inkomensheffing (-0,3 miljard) laat zich verklaren uit het relatief hoge aantal opgelegde negatieve aanslagen in november. Deze ontwikkeling moet worden afgezet tegen een relatief zeer gunstige ontwikkeling in de aanslagen eerder in 2008 op basis waarvan de inkomensheffing bij Najaarsnota nog met 0,9 miljard naar boven is bijgesteld. Per saldo valt de inkomensheffing daarmee 0,6 miljard hoger uit dan bij Miljoenennota 2009 geraamd. Deze meevaller betreft met name de winstbelasting van IB-ondernemers. Ten slotte de dividendbelasting: de ontvangsten dividendbelasting ontwikkelden zich in eerste helft van 2008 nog gunstig en de ontvangsten liepen voor op de raming. Vanaf de tweede helft 2008 sloeg deze ontwikkeling om. De omslag is nog iets groter gebleken dan waar bij Najaarsnota 2008 vanuit is gegaan, wat heeft geleid tot een relatief beperkte tegenvaller van 0,1 miljard.




Vraag 35
Kunt u een overzicht geven van de maandelijkse ontwikkelingen van de inkomsten sinds de najaarsnota 2008?

Antwoord vraag 35
De volgende tabel laat de kwartaalontvangsten van de belastingen en premies volksverzekeringen
2008 zien ten opzichte van 2007. Te zien valt dat in de eerste drie kwartalen van 2008 de ontvangsten een gunstige ontwikkeling kende ten opzichte van de eerste drie kwartalen van 2007 en dat in laatste kwartaal van 2008 een kentering teweeg bracht in de deze ontwikkeling doordat in het laatste kwartaal 2008 de ontvangsten achterblijven bij hetzelfde kwartaal in 2007.

Ontwikkeling kwartaalontvangsten 2008 tov 2007

1e 2e 3e 4e kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal totaal realisatie bij
VR2008 6,0% 9,1% 5,1% -1,4% 4,4%

De totale ontvangsten belastingen en premies volksverzekeringen over 2008 bedragen bij VR2008
175,2 miljoen euro (EMU-basis).




Vraag 36
Zijn de middelen van de sociale fondsen pas in 2008 opgenomen in het geïntegreerd middelenbeheer? Hoe kan de EMU-schuld hierdoor toenemen? De cijfers van de sociale fondsen worden toch altijd al meegenomen in de EMU-cijfers.

Vraag 37
Wat wordt bedoeld met `de inleg van de sociale fondsen in het geïntegreerd middelenbeheer'? Wat zijn hier de voordelen van als het leidt tot een forse verslechtering van het saldo?

Vraag 39
Kunt u nader toelichten wat de relatie is tussen de stijging van de EMU-schuld en de inleg in het geïntegreerd middelenbeheer door de sociale fondsen? Wat wordt hiermee bedoeld? Wat zijn de voordelen van een dergelijke inleg door de sociale fondsen als het leidt tot een hogere EMU-schuld zonder dat het EMU-saldo wijzigt?

Antwoord vraag 36, 37 en 39
De sociale fondsen nemen deel aan het geïntegreerd middelenbeheer. Dit betekent dat de sociale fondsen hun liquide middelen aanhouden in de schatkist bij de Staat (via rekening courant tegoeden) en eventueel kunnen lenen bij de Staat (via een roodstand op de rekening courant) . Er zijn twee voordelen verbonden aan de deelname. Op de eerste plaats werkt de Staat met gunstige tarieven. Dit levert voordeel op voor de deelnemers. In de tweede plaats neemt de EMU-schuld af door deelname aan het geïntegreerd middelenbeheer. De afname van de EMU-schuld loopt als volgt. Als sociale fondsen hun liquide middelen inleggen in de schatkist betekent dit dat de staat een deel van de financieringsbehoefte kan dekken via die ingelegde middelen. Per saldo komt de EMU-schuld dan lager uit in vergelijking met de situatie van voor de deelname aan het geïntegreerd middelen beheer.
In 2008 is van Najaarsnota 2008 naar Voorlopige Rekening 2008 de EMU-schuld toegenomen. Dit hangt niet samen met de deelname aan het geïntegreerd middelenbeheer, ook als de liquide middelen waren aangehouden bij een private bank was de EMU-schuld toegenomen. Kern is dat het beroep op de rekening courant van de sociale fondsen hoger is uitgekomen dan bij Najaarsnota was ingeschat. De EMU-schuld is hierdoor groter geworden dan eerder geraamd.




Vraag 38
Kan de minister toelichten waarom Nederland in vergelijking met de Eurozone een tegengestelde beweging laat zien in de ontwikkeling van de EMU-schuld en het EMU-saldo?

Antwoord vraag 38
In 2008 laat de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld van Nederland inderdaad een andere ontwikkeling zien dan die in de meeste andere lidstaten. De zogenoemde stock- flowadjustment (= het verschil tussen het EMU-saldo en de mutatie in de EMU-schuld) voor Nederland bedroeg in 2008 zelfs het hoogste van alle landen van de Eurozone en EU-27. De verklarende factor is het geheel van maatregelen getroffen in 2008 in het kader van de financiële crisis. Deze maatregelen zelf hadden geen effect op het EMU-saldo (er was sprake van zogenoemde financiële transacties) maar wel effect op de EMU-schuld. Aangezien veel EU-landen in
2008 maatregelen hebben genomen om de financiële sector te ondersteunen, doet dit fenomeen zich in verscheidene landen voor in 2008.




Vraag 39
Kunt u nader toelichten wat de relatie is tussen de stijging van de EMU-schuld en de inleg in het geïntegreerd middelenbeheer door de sociale fondsen? Wat wordt hiermee bedoeld? Wat zijn de voordelen van een dergelijke inleg door de sociale fondsen als het leidt tot een hogere EMU-schuld zonder dat het EMU-saldo wijzigt?

Antwoord vraag 39
Zie antwoord vragen 36 en 37.




Vraag 40
Hoe groot is de verwachting dat een nog groter deel van het overbruggingskrediet aan Fortis wordt omgezet in een belang? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd indien dit het geval is?

Antwoord vraag 40
Er bestaan geen voornemens het belang in Fortis uit te breiden, noch om het overbruggingskrediet daarvoor te gebruiken. De Staat heeft op dit moment 100% van de gewone aandelen en ruim 97% van het totale aandelenkapitaal (het resterend belang bestaat uit een financieringsconstructie waarin twee institutionele beleggers participeren). Voor het doel dat de Staat zich heeft gesteld, is een groter belang niet nodig. Mocht die stap toch genomen worden, dan is daarop de voorhangprocedure van artikel 34 Comptabiliteitswet 2001 van toepassing.




Vraag 41
Wanneer worden de overbruggingskredieten naar verwachting afgelost?

Antwoord vraag 41
Fortis Bank Nederland lost volgens afspraak maandelijks een deel van het overbruggingskrediet af, met als doel eind 2009 het volledige overbruggingskrediet te hebben afgelost. De verwachting is dus dat Fortis Bank Nederland het overbruggingskrediet eind 2009 volledig zal hebben terugbetaald. Dit wordt zichtbaar bij Voorjaarsnota 2009 en de eerste suppletoire wet 2009.




Vraag 42
Hoe wordt naast figuur 1 inzicht gegeven in het maximale risico dat overheden op zich hebben genomen door garantieregelingen vergelijkbaar met de back-upfaciliteit voor ING? Welke andere landen hebben een vergelijkbare regeling en hoe verschilt deze met back-upfaciliteit voor ING?

Antwoord vraag 42
De door Nederland geconstrueerde illiquid assets back-up facility is toegesneden op de situatie bij ING, en verschilt op enkele punten van regelingen in andere landen. Zo richt de illiquid assets back-up facility zich op illiquide activa. In het Verenigd Koninkrijk en Duitsland wordt een diversiteit aan activa gegarandeerd voor aanzienlijk grotere bedragen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Duitse en het Zwitserse plan betreft de Nederlandse transactie er een tussen de Staat en ING zelf, zonder tussenkomst van een speciaal daarvoor opgericht vehikel waarin de activa worden ondergebracht. De activa blijven juridisch eigendom van ING. Al deze factoren maken dat een specifieke vergelijking, tussen de details van de back-up faciliteit en de algemene maatregelen zoals aangekondigd in andere landen, niet goed mogelijk is.




Vraag 43
Wanneer wordt er een update gemaakt van de ramingen van de kasstromen van de back-up faciliteit voor ING? Betekent het ongewijzigd overnemen van de ramingen uit het schriftelijk overleg dat er in de tussentijd niets is veranderd in de inzichten ten aanzien van de verwachte kasstromen?

Antwoord vraag 43
De Tweede Kamer zal in mei per brief geïnformeerd worden over de laatste ontwikkelingen rondom de kasstromen van de illiquid back-up faciliteit voor ING.




Vraag 44
Waarom staan de verwachte dividenden Fortis en RFS/AA op nul voor 2008 en 2009? Welke conclusies kunnen hieraan verbonden worden ten aanzien van de winstverwachting van deze ondernemingen?
Antwoord vraag 44
De reden dat de verwachte dividenden van Fortis Bank Nederland, ABN AMRO, ASR Nederland en Fortis Corporate Insurance op nul staan voor 2008 en 2009 is gelegen in de marktomstandigheden en de verwachting dat eventuele winsten beperkt zullen zijn voor de genoemde jaren. In 2008 is geen of zeer weinig winst gemaakt en gegeven de resultaten en kapitaalpositie een dividenduitkering ongewenst. Over dividenduitkeringen in de jaren na 2009 kan pas op termijn, wanneer markten zich normaliseren, een goede inschatting worden gemaakt. Fortis Bank Nederland en ABN Amro worden in die periode naar verwachting samengevoegd. De uit te keren dividenden hangen nauw samen met de te volgen strategie van de gecombineerde bank. Het is zeker niet uitgesloten dat er in de toekomstige jaren winst gemaakt zal worden. Hoe hoog de dividenden zullen zijn is echter nog niet te voorspellen. Hierbij spelen marktomstandigheden een bepalende rol.




Vraag 45
In 2008 zijn er wel garanties voor interbancaire leningen geëffectueerd, maar hiervoor zijn geen premieontvangsten in 2008 ingeboekt. Daarnaast zijn er geen couponbetalingen voor 2008 ingeboekt terwijl er wel gebruik is gemaakt van de kapitaalversterkingsfaciliteit. Wat zijn hier de redenen voor?

Antwoord vraag 45
De premies ten aanzien van de in 2008 geëffectueerde garanties zijn in 2009 ontvangen. In 2008 is wel een vordering ontstaan, maar er zijn geen ontvangsten gerealiseerd. De garantiepremies moeten na effectuering van de garantie binnen 40 dagen vanaf datum afgifte garantiecertificaat worden betaald (zie ook de voorwaarden van de garantieregeling op de website van het agentschap).
De couponbetalingen over de kapitaalinjecties worden halfjaarlijks geboekt, de eerste couponbetalingen zullen in het tweede kwartaal van 2009 plaatsvinden.




Vraag 46
Waarom wordt de totale voorfinanciering van de uitkeringen uit het depositogarantiestelsel Icesave over 2008 en 2009 niet teruggevorderd?

Antwoord vraag 46
De totale kosten als gevolge van de uitkeringen uit hoofde van het IJslandse en het Nederlandse DGS aan depositohouders bij het Nederlandse bijkantoor van de IJslandse bank Landsbanki (Icesave) kan in drie tranches worden verdeeld. De eerste tranche (tot 20.887) komt voor rekening van het IJslandse DGS. De tweede tranche (90 procent van het bedrag tussen 20.887 en 40.000) zal worden omgeslagen over de Nederlandse banken. De derde tranche (10 procent van het bedrag tussen 20.887 en 40.000 en het bedrag tussen 40.000 en 100.000) zal worden bekostigd door de Staat.

Het bedrag van 1,236 mld. betreft de uitgaven in 2008 die voortkomen uit het feit dat de Nederlandse Staat de uitkeringen die hebben plaatsgevonden uit hoofde van het IJslandse depositogarantiestelsel voorfinanciert (de eerste tranche). Dit bedrag zal in 2009 nog toenemen aangezien depositohouders de mogelijkheid hadden om tot 16 maart 2009 een claim in te dienen ten laste van het DGS. De totale voorfinanciering van het IJslandse DGS zal worden teruggevorderd.




Vraag 47
De Staat heeft voor 21 miljard aan risico's van ING overgenomen via de back-up faciliteit en betaalt in 2009 daarvoor een funding fee van 3,8 miljard. Is het juist om te concluderen dat de funding fee 18 % bedraagt van de vastgestelde waarde van de risico's? Zo neen, wat is het juiste percentage? De funding fee bestaat uit een vaste component van 3% en een variabele. Is een variabele component op basis van Libor van de funding fee van 15% marktconform? Is het juist dat Libor wordt gebruikt om tussen banken vergoedingen voor onderlinge leningen te berekenen? Hoe kunnen banken dan op dit moment nog kapitaal verstrekken aan consumenten en bedrijven voor rentepercentages van 5 à 6 procent?

Antwoord vraag 47
De funding fee omvat drie componenten: een gegarandeerde kasstroom, een vaste rentecomponent over het gedeelte van het gegarandeerde bedrag waarvan de onderliggende hypotheken vast rentend zijn en een 1 maands dollar Libor rentecomponent over het gedeelte van het gegarandeerde bedrag waarvan de onderliggende hypotheken variabel rentend zijn.

Het is juist dat Libor wordt gebruikt om tussen banken de rente voor onderlinge leningen te berekenen. De 1 maands dollar Libor schommelt nu rond de 0,5%.

De Tweede Kamer wordt in mei met een aparte brief geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen rondom de kasstromen van de back-up faciliteit, waaronder de funding fee. In deze brief worden ook de hierboven gestelde vragen over de funding fee meegenomen.




Vraag 48
Kunt u een volledige specificatie geven van de uitvoeringskosten en inhuur externen? Welke afspraken bestaan er over de verdeling van deze kosten tussen de Staat en de betrokkenen?

Antwoord vraag 48
De uitvoeringskosten en kosten van inhuur externen bedragen 11 mln. Dat bedrag heeft betrekking op de uitvoeringskosten die gemaakt zijn voor de benodigde juridische, strategische, financiële en HR ondersteuning bij de verwerving van aandelen Fortis Bank Nederland Holding N.V., Fortis Verzekeringen Nederland N.V., Fortis Corporate Insurance N.V. en het door Fortis gekochte deel van ABN AMRO, de ontvlechting daarvan en vervolgens de uitwerking van strategische vraagstukken.
Uitgesplitst is dit voor organis atieadvies 0,5 mln, beleidsadvies 4,5 mln, juridisch advies 1 mln. en financieel advies 5 mln.
Hierover zijn geen afspraken gemaakt met Fortis bank NL. De transactie is gedaan met Fortis S.A. Daarbij heeft iedere partij de eigen kosten van de eigen adviseurs gedragen.




Vraag 49
Kan er een overzicht worden gegeven van de meest actuele waardering van respectievelijk alle staatsdeelnemingen, kapitaalversterkingen, afgegeven garanties en de netto waarde van de back- up faciliteit voor ING, zo mogelijk op basis van marktwaarde?

Antwoord vraag 49
Waardering staatsdeelnemingen
De verkrijgingwaarde van de aandelen in de nieuwe financiële staatsdeelnemingen, Fortis Bank Nederland Holding NV, Fortis FBN(H) Preferred Investments BV, Fortis Verzekeringen Nederland NV en Fortis Corporate Insurance NV is 16,8 miljard. Daarnaast heeft De Nederlandse Staat voor
6,54 miljard een belang van 33,8% in RFS Holding verkregen.

Waardering kapitaalversterkingen
De verkrijgingwaarde van de core tier 1 securities in ING, Aegon en SNS Reaal bedraagt respectievelijk 10 miljard, 3 miljard en 750 miljoen. Voor deze assets bestaat geen marktprijs.

Waardering Illiquid backup facility
Ten aanzien van de illiquid asset back-up facility is de Staat een kasstromentransactie aangegaan. Eerder is u geïnformeerd dat deze gepaard ging met een verwachte netto contante waarde van 2 miljard op het moment van de transactie, wanneer de voorspelde base case cash flows zich materialiseren. De ramingen van de kasstromen zullen voor de jaren 2009 e.v. bij 1e suppletoire
2009 verwerkt worden.

De Tweede Kamer wordt in mei met een aparte brief geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen rondom de kasstromen van de back-up faciliteit.

Waardering afgegeven garanties
In het onderstaande overzicht staan de bedragen waarvoor garanties zijn afgegeven. De bedragen in de linkerkolom zijn de bedragen waarvoor binnen 30 dagen na afgifte van de garantie maximaal kon/kan worden uitgegeven. De bedragen in de rechterkolom zijn de bedragen aan gegarandeerde leningen die op basis van de corresponderende garanties zijn uitgegeven. In totaal is er op dit moment een bedrag van EUR 26,7 miljard gegarandeerd (exclusief couponbetalingen).




Guarantee
Bank Maturity Issued amount ISIN/CUSIP Date guarantee amount

LeasePlan Corp. N.V. 1.6 billion 2 year fixed interest 1.45 billion XS0404430299 9-12-2008
27-11-2008/24-12- NIBC Bank N.V. 1.7 billion 3 year fixed interest 1.35 billion XS0405794941 2008 NIBC Bank N.V. 40 million 1 year fixed interest 40 million XS0406494848 17-12-2008 SNS Bank N.V. 2 billion 3 year fixed interest 2 billion XS0410870991 19-1-2009 LeasePlan Corp. N.V. 1.5 billion 3 year fixed interest 1.25 billion XS0412950072 23-1-2009 ING Bank N.V. $ 5 billion 3 year fixed interest $ 5 billion US45324QAB23/45324QAB2 30-1-2009 USN31288AB45/N31288AB4
3 year floating ING Bank N.V. $ 1 billion interest $ 1 billion US45324QAA40/45324QAA4 30-1-2009 USN31288AA61/N31288AA6 NIBC Bank N.V. 1.5 billion 3 year fixed interest 1.5 billion XS0413550343 9-2-2009
3 year floating NIBC Bank N.V. 50 million interest 50 million XS0414886621 18-2-2009 ING Bank N.V. 5 billion 5 year fixed interest 4 billion XS0415072098 19-2-2009
1.5 year floating interest 50 million XS0419407860 100 million XS041973773 SNS Bank N.V. 1.6 billion 5 year fixed interest 1.6 billion XS0416768686 5-3-2009 ING Bank N.V. $ 3 billion 5 year fixed interest $ 2.25 billion US45324QAC06/45324QAC0 10-3-2009 USN31288AC28/N31288AC2 5 year floating interest $ 400 million US45324QAD88/45324QAD8 NIBC Bank N.V. 1.5 billion 5 year fixed interest 1.5 billion XS0422411214 30-3-2009 Fortis Bank Ned. (Holding)
NV 5 billion 3 year fixed interest 5 billion XS0423724987 6-4-2009 SNS Bank N.V. 230 million 2 year fixed interest 15-4-2009 5 year floating SNS Bank N.V. 50 million interest 50 million XS0424066784 15-4-2009 5 year floating SNS Bank N.V. $ 900 million interest 21-4-2009
2-3 year fixed LeasePlan Corp. N.V. $ 1.5 billion interest 21-4-2009 SNS Bank N.V. 400 million 5 year fixed interest 22-4-2009
3 year floating SNS Bank N.V. £ 500 million interest 22-4-2009




Vraag 50
Duidt het fraaie ronde getal van - 1000 mln. Als EMU-saldo Lokale Overheid op een gok? Waarom wijkt deze raming zo sterk af van de oorspronkelijke raming van 300 mln.?

Vraag 51
Wat zijn de onderliggende oorzaken van het negatieve EMU-saldo van de lokale overheid van 1 miljard? Was deze ontwikkeling voorzien? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke overwegingen en argumenten liggen hieraan ten grondslag?

Antwoord vraag 50 en 51
Reeds bij Najaarsnota 2008 is het saldo van de overige publieke lichamen neerwaarts bijgesteld en deze is bij de Voorlopige Rekening aangehouden. De verwachting was dat de economische omstandigheden negatieve gevolgen zouden hebben voor de opbrengsten uit grondverkopen van gemeenten.
Inmiddels zijn de definitieve cijfers beschikbaar: het decentrale EMU-saldo is volgens de realisatiecijfers van het CBS uitgekomen op 3,1 mld. negatief over 2008 (zie persbericht CBS 31 maart 2009). De belangrijkste negatieve factor in het decentrale EMU-saldo is de toename van investeringen door gemeenten.




Vraag 52
Kunt u inzicht geven in de maandelijkse ontwikkeling van de inkomsten over geheel 2008 en daarbij ook de oorspronkelijke ramingen weergeven?

Antwoord vraag 52
Zie het antwoord op vraag 35 voor een antwoord op de maandelijkse ontwikkeling van de inkomsten. De totale ontvangsten belastingen en premies volksverzekeringen over 2008 bedragen bij VR2008 175,2 miljoen euro (EMU-basis). De volgende tabel laat de achtereenvolgende jaarramingen zien voor de belasting- en premieontvangsten 2008.

Ramingstanden belasting- en
premieontvangsten 2008 (in mld euro)
Miljoenennota 2008 175,9 Voorjaarsnota 2008 179,0 Miljoenennota 2009 178,0 Najaarsnota 2009 176,2 Voorlopige Rekening 2008 175,2

In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2008 zal de ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten uitgebreid worden toegelicht.






---- --