Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Contactpersoon
D. van der Elst
T +31-70-412 4688
d.vanderelst@minocw.nl
IPC 2450
Onze referentie
JOZ
Datum
Betreft Voortgang Passend onderwijs
In deze brief en de bijgevoegde stukken informeer ik u over de voortgang van het
programma Passend onderwijs. De inzet van dat programma is de kwaliteit
(opbrengstgerichtheid) en de organisatie van het onderwijs aan leerlingen die
extra ondersteuning hebben te verbeteren.
Passend onderwijs is een proces dat van onderop wordt vormgegeven. Dat
betekent dat de ervaringen in het veld de basis vormen voor het wettelijk kader.
Over de ervaringen en de resultaten van één jaar Passend onderwijs heb ik in
december 2008 met de Kamer gesproken. Op basis van de ontwikkelingen in het
veld is toen afgesproken te komen tot een fasering van de wetgeving. Ik heb
toegezegd de Kamer te informeren over invulling en fasering van de wetgeving.
Ook heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de relatie tussen Passend
onderwijs en het mbo. Tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting, ook in
december, heeft de Kamer een aantal moties aangenomen die samenhangen met
het beleidsprogramma. Aangezien de invoering van Passend onderwijs de
portefeuille van staatssecretaris Van Bijsterveldt raakt, stuur ik u deze brief mede
namens haar.
Elke leerling passend onderwijs
Veel leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben vanwege een beperking
krijgen geen passend onderwijsaanbod. Daarom is een aantal jaren geleden in
overleg met het onderwijsveld onderzocht wat er beter kan. Er bleek een forse
kwaliteitsslag nodig, deze is gekoppeld aan een ander uitgangspunt. We moeten
niet langer benadrukken wat leerlingen niet kunnen, maar alle leerlingen de kans
geven zich maximaal te ontwikkelingen. De leerling moet centraal.
Een groot aantal activiteiten is in gang gezet om dat te realiseren. Zo lopen de
scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) en speciaal onderwijs (so) volop mee
in de reken- en taalverbetertrajecten van de PO-raad. In het vso wordt een
voorstel uitgewerkt voor de verschillende uitstroomprofielen. In overleg met het
ministerie van SZW wordt gewerkt aan een betere overgang van onderwijs naar
de arbeidsmarkt.
Alleen een kwaliteitsslag is echter onvoldoende. Er zitten nog steeds kinderen
zonder onderwijsaanbod thuis en er staan nog steeds kinderen op de wachtlijst
voor plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so).
a
agina 1 van 6
---
Om dit probleem structureel op te lossen, is een sluitend systeem nodig. Er zijn Datum
verschillende samenwerkingsverbanden in het primair- en voortgezet onderwijs
(po en vo) en voor het (v)so. Die samenwerkingsverbanden worden voor Passend Onze referentie
onderijs met elkaar verbonden. Zo ontstaat een regionaal netwerk met een JOZ
dekkend palet aan voorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben, een onderwijscontinuüm.
Het regionale netwerk richt verder een centraal loket in voor de indicatiestelling
binnen het onderwijs. Zo ontstaat een aanspreekpunt waar alle ouders en leraren
terecht kunnen als zij het idee hebben dat extra ondersteuning nodig is. Achter
dit loket blijven de bestaande commissies vooralsnog de indicatiestelling
uitvoeren.
Voor meer informatie over de activiteiten die plaatsvinden om de kwaliteit van het
onderwijs te verbeteren en voor de stand van zaken van de inrichting van
regionale netwerken, verwijs ik u naar de derde voortgangsrapportage Passend
onderwijs en de wetgevingsnotitie die bij deze brief zijn gevoegd (bijlage 1 en 2).
Passend onderwijs in de klas
Leerkrachten zijn onmisbaar om Passend onderwijs waar te maken. Aan `de
leerling centraal', wil ik graag toevoegen `de leerkracht centraal'. En ik stel de
belangrijke vraag: wat heeft de leerkracht nodig om het onderwijs aan deze
(groep) leerlingen te verzorgen? Het antwoord verschilt van leerkracht tot
leerkracht en is afhankelijk van zowel de kennis van de leraar als de
ondersteuning die leerlingen nodig hebben. Daarom moet de ondersteuning
vraaggestuurd worden ingevuld.
`Ondersteuning' kan daarbij breed worden ingevuld. Het kan gaan om
(bij)scholing, coachingstrajecten of om `meer handen in de klas'. In samenspraak
met het onderwijsveld wil ik een impuls voor leraren ontwikkelen, zodat docenten
zich in de nabije toekomst beter toegerust voelen om onderwijs te geven. Ook de
Lerarenbeurs die het Kabinet heeft ingesteld kan hierbij een rol spelen. Op grond
daarvan kunnen leraren die daaraan behoefte hebben een aanvraag indienen voor
op- en bijscholing.
Overigens is het niet zo dat met Passend onderwijs leerkrachten ineens veel meer
leerlingen in de klas krijgen die extra ondersteuning nodig hebben. Het netwerk
krijgt weliswaar de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen een passende
plek te bieden. Maar dat hoeft niet altijd in een klas op een reguliere school te
gebeuren. Afhankelijk van de mogelijkheden van de leerling, de school en de
wensen van de ouders wordt bekeken wat een passende plek is. Dat kan zijn in
het regulier onderwijs, maar ook op het (v)so of in een speciale klas in een
reguliere school.
Versterken positie ouders
Vanaf de start van het beleidsproject Passend onderwijs, was duidelijk dat de
positie van ouders versterkt moet worden. Er moet een einde komen aan de
problemen die ouders ervaren bij de indicatiestelling en plaatsing van hun kind. Ik
wil ouders mee laten praten over de vorming van regionale netwerken en de
ruimte die de netwerken krijgen bij het inrichten van een dekkend
ondersteuningsaanbod voor leerlingen die extra steun nodig hebben. Ik wil de
Pagina 2 van 6
bestuurlijke afstand verkleinen. De netwerken moeten de problemen oplossen die Datum
individuele ouders ervaren bij de indicatiestelling en plaatsing.
Onze referentie
JOZ
Daarom wordt de Wet medezeggenschap scholen (WMS) aangepast. Op het
niveau van het regionale netwerk krijgen ouders, leraren en leerlingen
medezeggenschap op de vormgeving van het onderwijscontinuüm in de regio en
de inzet van de middelen van het regionale netwerk. Omdat het gaat om
medezeggenschap op netwerkniveau, laat ik onderzoeken hoe de band met de
achterban kan worden versterkt.
Voor de ondersteuning van de individuele ouders wordt een aantal voorzieningen
geregeld om te waarborgen dat de huidige problemen worden opgelost:
· een onafhankelijk regionaal oudersteunpunt;
· trajectbegeleiding (bij indicatiestelling en plaatsing);
· een regionale onafhankelijke commissie;
· een landelijke onafhankelijke geschillencommissie ( zie de wetgevingsbrief).
Deze voorzieningen kunnen regionaal op verschillende manieren worden ingevuld.
Meer over de versterking van de positie van de ouders kunt u lezen in de derde
voortgangsrapportage Passend onderwijs.
Fasering wetgeving Passend onderwijs
In het algemeen overleg over Passend onderwijs in december 2008 is gesproken
over de gefaseerde invoering van Passend onderwijs. Aanleiding was dat
onvoldoende ervaring in het veld kan worden opgedaan om in 2011
budgetfinanciering in het (v)so en de leerlinggebonden financiering (lgf)
zorgvuldig in te voeren. De Kamer wilde weten welke zaken wanneer wettelijk
worden geregeld voor Passend onderwijs. Met de wetgevingsnotitie bij deze brief
wordt die duidelijkheid gegeven.
In hoofdlijnen gaat het om de volgende wijzigingen. Vooruitlopend op wetgeving
Passend onderwijs worden in 2009 kerndoelen ingevoerd in het so, in 2010
gevolgd door de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen/wiskunde. Deze
laatste worden dan ook ingevoerd in het vso. In 2011 krijgt het (v)so de
verplichting om het ontwikkelingsperspectief in kaart te brengen, de voortgang te
registreren en moet een transitiedocument worden opgesteld wanneer leerlingen
het (v)so verlaat. Tot slot worden in 2011 binnen de Wet op de expertisecentra
drie leerwegen in het vso onderscheiden: (arbeidsmatige) dagbesteding,
arbeidsmarktgericht en diplomagericht (inhoud en afsluiting).
Wat betreft de vorming van de regionale netwerken is de inzet deze in 2011
wettelijk te verankeren in de verschillende sectorwetten (de Wet op het primair
onderwijs (WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de WEC). De
netwerken starten vanuit de huidige structuren (samenwerkingsverbanden vo,
samenwerkingsverbanden wsns en de rec's). De taken die het netwerk vanaf dat
moment krijgt, zijn:
· het inrichten van een onderwijscontinuüm (een dekkend palet aan
voorzieningen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben);
· ervoor te zorgen dat alle leerlingen een passende onderwijsplek krijgen
(`plaatsgarantie');
· het inrichten van één loket voor de indicatiestelling binnen het onderwijs
(`front- backofficemodel');
Pagina 3 van 6
· het ondersteunen van ouders bij de indicatiestelling en plaatsing van hun kind. Datum
In de Wet op de medezeggenschap scholen wordt geregeld dat ouders, leraren en Onze referentie
leerlingen op niveau van het regionaal netwerk instemmingsrecht krijgen op de JOZ
inrichting van het onderwijscontinuüm en de inzet van de middelen.
Streven is de budgetfinanciering zo spoedig mogelijk na 2011 in te voeren.
Regelmatig wordt de vraag gesteld of het veld klaar is voor de invoering van
Passend onderwijs in 2011. Ik wil de eerste fase van de wetgeving voor Passend
onderwijs in 2011 in werking laten treden. Daarmee is het proces nog niet
afgerond. Het traject loopt ook na de invoering van de eerste fase wetgeving nog
door. Dat geldt ook voor zaken als de ontwikkeling van de netwerken, de betere
toerusting van de leerkrachten en de betrokkenheid van ouders. Er is een
cultuuromslag nodig om er voor te zorgen dat het maximale uit al die leerlingen
wordt gehaald, en dat kost tijd.
Inzet zorgmiddelen
De Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling eind 2008 een motie aangenomen
over een accountantsonderzoek naar de inzet van het geld voor zorg in het
onderwijs. Het bureau Infinite heeft dat onderzoek met Ernst&Young in de eerste
helft van dit jaar gedaan. De uitkomsten vindt u in het rapport Zicht op
zorggelden (bijlage 3).
Uit het rapport blijkt dat op basis van de beschikbare documenten, zoals
jaarverslagen en zorgplannen geen inzicht verkregen kan worden in de besteding
van de middelen voor speciale leerlingenzorg. De verantwoording van de inzet
van de middelen vindt op een veel algemener niveau plaats. De bestaande
regelgeving vraagt ook niet om een gedetailleerder verantwoording van deze
inzet. Op basis van de jaarverslagen en de goedkeurende verklaring daarbij van
de accountant kan dan ook alleen worden geconcludeerd dat geen sprake is van
een onrechtmatige inzet van middelen. Gelet hierop, geven de onderzoekers aan
dat een diepgaand accountantsonderzoek waar in de motie om werd verzocht, op
basis van de wettelijk voorgeschreven informatie geen tot beperkt zicht geeft op
de besteding van zorgmiddelen.
Omdat deze onduidelijkheid onbevredigend is, hebben de onderzoekers
verdiepend onderzoek gedaan bij een vo-school. Op basis van interviews en
lestabellen is een reconstructie gemaakt van de inzet van (zorg)middelen. Door
de verwevenheid van de aanpak van de school is het lastig de inzet van de
zorgmiddelen apart inzichtelijk te maken. Wel werd zichtbaar dat de school de
middelen inzet voor kleinere klassen voor leerlingen met een indicatie voor
leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Ook worden klassenassistenten ingezet
bij praktijkvakken om alle leerlingen voldoende begeleiding te kunnen bieden.
Geconcludeerd wordt dat de middelen die voor zorg worden ontvangen door de
school ook voor dat doel worden besteed. De aanbeveling van de onderzoekers
om meer van dit soort case-studies te doen is overgenomen. De resultaten
hiervan verwacht ik rond de zomer. Deze worden ook naar de Kamer gestuurd.
Pagina 4 van 6
Het moet beter zichtbaar worden hoe scholen (zorg)middelen inzetten en of de Datum
inzet efficiënt is. Ik vind, net als de onderzoekers, dat van onderwijsinstellingen
mag en moet worden geëist dat zij hun omgeving en de overheid helder zicht Onze referentie
geven op de inzet van de (zorg)middelen. Het rapport geeft aanbevelingen om de JOZ
situatie te verbeteren. Ze betreffen a. het transparant koppelen van doelen en
middelen, b. het naleven en c. het uitbreiden van wet- en regelgeving.
De eerste aanbeveling voor transparante verantwoording neem ik graag over.
Binnen een regionale samenwerking is het van belang dat samenwerkende
scholen en besturen over en weer helder zijn over de inzet van geld. Met de
sectororganisaties zullen wij afspreken hoe dat het beste in praktijk gebracht kan
worden.
Ook met de aanbeveling om bestaande wet- en regelgeving beter na te leven
kunnen wij direct aan de slag. Met de inspectie zal overlegd worden hoe dat
bereikt kan worden.
Het advies om wet- en regelgeving aan te passen vergt meer uitwerking. Zo moet
worden bezien of de voorgestelde wijzigingen in het schoolplan en de schoolgids
toereikend zijn. Bovendien wil ik eerst breder nagaan welke wijzigingen in het
wettelijk kader nodig zijn. Aanleiding hiervoor is de voortgaande groei van het
aantal geïndiceerde leerlingen voor (v)so en de lgf. Ter toelichting daarop het
volgende.
In de brief van juni 2007 aan de Kamer over Passend onderwijs (Kamerstukken
2006/ 2007, 27728, nr. 98) is het budgettaire kader voor de speciale
leerlingenzorg geschetst. Toen is het middelenkader voor dit doel met structureel
140 miljoen euro verhoogd. Daarbij is aangegeven dat het kabinet heeft besloten
dat de uitgaven voor speciale leerlingenzorg binnen dit verhoogde budget dienen
te blijven. Ook in volgende brieven over Passend onderwijs staat dat
uitgangspunt. Inmiddels is uit recente cijfers gebleken dat het aantal geïndiceerde
leerlingen (zowel in het (v)so als met lgf) verder is gegroeid. Door deze groei
wordt het beschikbare budgettaire kader bij ongewijzigd beleid naar verwachting
overschreden met een bedrag oplopend tot circa 70 miljoen euro in 2014. Er zijn
op dit moment geen aanwijzingen dat zonder het nemen van maatregelen de
groei de komende tijd afzwakt. Dit is een zeer ongewenste ontwikkeling. Daarom
is overleg gevoerd met de sectororganisaties over de mogelijkheid de groei te
beperken door gebudgetteerde financiering voor de speciale leerlingenzorg ((v)so
en lgf) zodat overschrijdingen in de toekomst worden voorkomen. In de maanden
juni en juli vindt overleg met de organisaties plaats over de uitwerking van de
aanpak. De resultaten hiervan worden opgenomen in de Rijksbegroting 2010 die
de Kamer in september ontvangt. Onderdeel van de aanpak zal een
transparantere en effectievere inzet van de beschikbare middelen zijn. Dit
betekent dat ik in september zal reageren op de voorstellen tot wetswijziging uit
het rapport `Zicht op zorggelden'.
Tot slot
Uit voorliggende brief en de bijgevoegde voortgangsrapportage blijkt dat er in de
afgelopen periode door de partijen in het veld veel werk verzet, op weg naar een
passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen. Op basis van de ontwikkelingen
zijn, in overleg met het veld mijlpalen geformuleerd in de vorm van voornemens
voor wetgeving. Graag wil ik de ontwikkelingen in het land en de voorgestelde
Pagina 5 van 6
verdere uitwerking van Passend onderwijs met de Kamer bespreken. Op basis van Datum
voorliggende stukken en de bespreking met de Kamer verwacht ik dat we het veld
duidelijkheid kunnen geven over het Passend onderwijs. Onze referentie
JOZ
Sharon A.M. Dijksma
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 6 van 6