Eerste Kamer akkoord met wijziging van de Wet op de lijkbezorging
9 juni 2009
De Eerste Kamer heeft op 9 juni 2009 tijdens haar plenaire vergadering
ingestemd met de voorgestelde wijziging van de Wet op de lijkbezorging
( 30.696 ). Dit voorstel, dat op 30 september 2008 met algemene
stemmen is aangenomen door de Tweede Kamer, voegt een aantal
bepalingen en procedures toe aan de bestaande wet. Zo wordt in de
herziene Wet op de Lijkbezorging bepaald dat bij onduidelijkheid rond
de doodsoorzaak van een kind en bij een niet-natuurlijke doodsoorzaak
direct de gemeentelijke lijkschouwer ingeschakeld moet worden. Het
kabinet wil hiermee alle dood als gevolg van kindermishandeling
opsporen. Daarnaast regelt dit voorstel de afname van celmateriaal en
de plicht tot het begraven van onbekende doden, de mogelijkheid om het
lichaam voor maximaal tien dagen te conserveren en de aanpassing van
de termijn (van de vijfde dag naar de zesde werkdag na overlijden)
waarop de begrafenis of crematie plaats moet vinden.
De Eerste Kamer heeft dit voorjaar schriftelijk vragen ingediend bij
de ministers van Justitie en Volksgezondheid, en bij de
staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze
vragen zijn afgelopen maanden in enkele rondes tussen Kamer en
Regering beantwoord. De betrokken vakcommissies van de Eerste Kamer
beschouwen de beantwoording van de vragen (EK 30.696, C pdf icoon )
als afdoende en hebben op 9 juni 2009 zonder verder debat de
wetswijziging bekrachtigd.
Met de wetswijziging worden ook aan aantal praktische wijzigingen
aangebracht. Het gaat onder andere om de mogelijkheid tot eerder doen
vervallen van grafrecht bij verwaarlozing van het onderhoud,
aanpassing bewaartermijn van urnen in crematoria, vastlegging dat
degene die is belast met de zorg voor de crematie, ook de zorg krijgt
voor de urn als er geen sprake is van bijzetting, verstrooiing of
verzending naar het buitenland en schrappen van de inspectierol van
het ministerie van VROM.
Eerste Kamer der Staten Generaal