Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPDC'S nader bekeken

Verkennend onderzoek naar de orthopedagogisch-didactische centra en hun rol binnen samenwerkingsverbanden




Inhoudsopgave

Samenvatting 5


1 Inleiding

---

2 Ontstaansgeschiedenis en kenmerken OPDC 13

2.1 Ontstaansgeschiedenis
13

2.2 Wat is een OPDC? 14


3 De samenwerkingsverbanden en de OPDC's 17

3.1 Aantallen en modellen OPDC's 17

3.2 Voorzieningen binnen de samenwerkingsverbanden 18


4 OPDC's: context, leerlingkenmerken en

leerlingstromen 21

4.1 Contextfactoren
21 4.2 Leerlingkenmerken en leerlingstromen 22


5 De kwaliteit van het OPDC nader bekeken 25

5.1 Algemeen
25 5.2 Kwaliteitscriteria
26
6 iscussie
D 33

Bijlagen
I Onderzoeksopzet en onderzoeksmethoden 39

II Analysetabellen 43




Samenvatting

Sinds 1998 kunnen samenwerkingsverbanden voortgezet (speciaal) onderwijs een orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC) in stand houden, als onderdeel van hun zorgstructuur. Deze OPDC's zijn bovenschoolse voorzieningen, zonder eigen

BRINnummer, die zowel leerlingen in huis kunnen hebben (het voorzieningenmodel) als expertise kunnen leveren aan de scholen binnen het samenwerkingsverband (het expertisemodel). Het merendeel van de OPDC's komt voort uit de voormalige vso-lom-scholen.
Inmiddels zijn er zeventien samenwerkingsverbanden die een OPDC in stand hou den. Twaalf daarvan hanteren zowel een voorzieningen- als een expertisemodel, vier werken uitsluitend volgens het expertisemodel, en één OPDC werkt uitsluitend als voorzieningenmodel.
In dit rapport doet de inspectie verslag van een verkennend onderzoek naar deze

OPDC's en hun rol binnen de samenwerkingsverbanden. De inspectie heeft on derzocht welke voorzieningen samenwerkingsverbanden in stand houden voor

zorgleerlingen, en vervolgens is ingezoomd op de vraag hoe orthopedagogisch didactische centra bijdragen aan de zorg voor leerlingen met leer- en gedragspro blemen. Met behulp van een waarderingskader voor OPDC's is bekeken welke kwaliteitsaspecten bij OPDC's voldoende ontwikkeld zijn en welke nog verdere ontwikkeling behoeven. Op basis van dit onderzoek is een aantal discussiepunten geformuleerd die in het rapport zijn opgenomen.
Voorzieningen binnen samenwerkingsverbanden
Vrijwel alle samenwerkingsverbanden hebben speciale voorzieningen getroffen voor specifieke doelgroepen zorgleerlingen. Het betreft hier vooral zogenaamde

Reboundvoorzieningen waarbij leerlingen tijdelijk uit hun reguliere school zijn ge plaatst. Daarnaast kennen veel samenwerkingsverbanden Herstartprojecten (voor leerlingen die thuiszitten en weer naar school moeten) en Op de Rails-projecten (gericht op leerlingen met ernstige gedragsmoeilijkheden). Er zijn nauwelijks ver schillen geconstateerd tussen samenwerkingsverbanden mét en samenwerkings verbanden zonder OPDC wat betreft de specifieke voorzieningen. Opvallend is dat een klein aantal samenwerkingsverbanden én geen OPDC heeft, én geen enkele andere voorziening om zorgleerlingen op te vangen. OPDC's: context, leerlingkenmerken en leerlingstromen

De huisvesting blijkt bij veel OPDC's een beperkende factor. Zij zijn veelal gehuis vest in oude basisscholen of voormalige vso-lom-scholen, gebouwen die heel

weinig mogelijkheden bieden om hedendaags vmbo-onderwijs vorm te geven en

om tot een aansprekende, inspirerende leeromgeving te komen. Het merendeel van de OPDC-docenten beschikt over een Pabo-bevoegdheid, al dan niet met een aantekening speciaal onderwijs. Slechts een klein deel van de

docenten heeft een specifi eke vo-bevoegdheid.

Kleinschaligheid is een belangrijk kenmerk van een OPDC. Gemiddeld hebben OPDC's 152 leerlingen in huis, waarmee ze beduidend kleiner zijn dan de gemid delde vo-school. Het merendeel van de leerlingen heeft een LWOO-indicatie, en kampt vooral met zware sociaal-emotionele problemen. Naast LWOO-leerlingen trekken OPDC's ook leerlingen met een leerlinggebonden financiering, met name leerlingen met PDD-NOS of ernstige vormen van ADHD.
---




Leerlingen stromen vooral vanuit het reguliere basisonderwijs in het OPDC in.

Daarnaast is een grote groep leerlingen afkomstig uit het speciaal basisonderwijs.

Ongeveer een kwart van de leerlingen stroomt in latere leerjaren in vanuit een

reguliere school voor voortgezet onderwijs.

Nagenoeg alle leerlingen op het OPDC volgen vmb-onderwijs, meestal op het ni veau van basisberoepsgerichte leerweg. OPDC's signaleren dat er een toenemende

vraag is naar onderwijs op havo/vwo-niveau.

De verblijfsduur van leerlingen in het OPDC verschilt sterk per OPDC en is afhanke lijk van de besluiten die het samenwerkingsverband hierover neemt. Er zijn OPDC's

die leerlingen na uiterlijk een jaar doorschakelen naar het reguliere onderwijs, er

zijn ook OPDC's die leerlingen een volledige diplomaroute in eigen huis aanbieden.

Daartussen liggen vele varianten: na twee jaar doorschakelen, na drie jaar door schakelen, na twee jaar half doorschakelen (voor de praktijkvakken) en half in huis

houden (voor de avo-vakken).

Kwaliteit van de OPDC's

Er is een grote diversiteit geconstateerd tussen de verschillende OPDC's. Elke OPDC heeft zijn eigen invulling gegeven aan de wijze waarop ze binnen hun sa menwerkingsverband de specifieke zorg en begeleiding van leerlingen vormgeven. Er bestaan dan ook grote verschillen tussen het aanbod, de verblijfsduur en het voorzieningenniveau. Ook de beoordeling op de verschillende kwaliteitsaspecten verschilt per individueel OPDC.

OPDC's zijn zowel financieel als bestuurlijk afhankelijk van hun samenwerkings verband en de samenwerkingsverbanden gaan daar heel verschillend mee om. In het algemeen beperkt de bepalende rol van het samenwerkingsverband de eigen beleidsruimte van de OPDC's sterk.
Hoezeer zij verder ook onderling verschillen, vervullen alle OPDC's een duidelijke rol binnen hun samenwerkingsverband. De afl everende scholen zijn unaniem van mening dat de OPDC's zorg en begeleiding bieden die de reguliere scholen op dit moment niet kunnen leveren, en zij bieden expertise die reguliere scholen niet zelf kunnen genereren. In die zin vormen OPDC's een waardevolle aanvulling op de

zorgstructuur binnen een samenwerkingsverband.
Op de OPDC's is een aantal kwaliteitsaspecten voldoende ontwikkeld en een aantal nog niet.
Kwaliteitsaspecten die in het algemeen voldoende ontwikkeld zijn betreffen vooral die kenmerken die te maken hebben met de veiligheid en de ondersteunende peda gogische benadering. Het gaat hier om de aspecten sociale veiligheid, pedagogisch handelen, het aanbod wat betreft de sociaal-emotionele component, de aanpak van de leerlingenzorg. Dit past binnen de taakopvatting van de OPDC's: zij leggen sterk de nadruk op de sociaal-emotionele begeleiding van leerlingen. Daarnaast slagen alle OPDC's er in de verplichte onderwijstijd te realiseren. Kwaliteitsaspecten die nog niet zo ver ontwikkeld zijn betreffen vooral de planma tige aanpak van het onderwijs. Dit is duidelijk te merken bij het kwaliteitsbeleid: de

kwaliteitszorg bevindt zich nagenoeg overal in de beginfase. Maar ook wat betreft het planmatig gebruik van handelingsplannen en het systematisch aansluiten bij de ontwikkelbehoefte en ­capaciteiten is verbetering nodig.

6




Een belangrijk punt van ontwikkeling is verder de aandacht voor de cognitieve

ontwikkeling van de leerlingen. Zowel binnen de lessen als in het onderwijsaanbod

ligt het zwaartepunt bij de sociaal-emotionele begeleiding en ondersteuning, en veel minder bij de cognitieve ondersteuning.


---





1 Inleiding

Sinds 1998, toen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) werd ingevoerd, is in de Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen dat besturen van vmbo-scholen en van scholengemeenschappen met een vmbo-afdeling binnen een samenwerkingsverband gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het onderwijs voor leerlingen die extra zorg en begeleiding nodig hebben. In de wet is ook opgenomen dat ze hiervoor een `orthopedagogisch-didactisch centrum' kunnen vormen.1 Een orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC) is bedoeld om leerlingen in het voortgezet onderwijs die dit nodig hebben te ondersteunen, en om scholen te ondersteunen bij het vergroten van hun zorgdeskundigheid. Een deel van de

samenwerkingsverbanden heeft gekozen voor deze mogelijkheid.

De OPDC's zijn tot nu toe, als voorziening vanuit het samenwerkingsverband, geen onderwerp van apart inspectieonderzoek geweest. Met dit onderzoek is dit veranderd. De inspectie heeft hiertoe besloten omdat de OPDC's een bijdrage

(kunnen) leveren aan de zorg en begeleiding van de scholen binnen het samenwer kingsverband, en dus bijdragen aan de kwaliteit van deze scholen. Bovendien heeft een groot deel van de OPDC's zelf leerlingen in huis. Die zijn weliswaar offi cieel niet ingeschreven bij het OPDC, maar ze volgen hier wel een of meerdere jaren onderwijs. De vraag naar wat OPDC's nu zoal doen, en hoe goed ze dat doen, is dan van direct belang voor de kwaliteit van het onderwijs aan deze leerlingen. Dit rapport gaat nader in op de resultaten van dit verkennende, inventariserende

inspectieonderzoek naar OPDC's en hun rol binnen de samenwerkingsverbanden. Voor dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Onderzoeksvraag 1
Hoe hebben samenwerkingsverbanden de zorg en begeleiding van leerlingen met leer- en gedragsproblemen georganiseerd?

Onderzoeksvraag 2:

Hoe dragen orthopedagogisch-didactische centra bij aan de zorg voor leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden?

Naast een aantal constateringen over de huidige stand van zaken werpt het rap port ook een aantal discussiepunten op over de OPDC's en hun rol nu en in de

toekomst.
In hoofdstuk twee wordt eerst de ontstaansgeschiedenis van OPDC's beschreven. Daarna volgt een nadere definitie van wat onder een `echt' OPDC kan worden verstaan.
In hoofdstuk drie worden de samenwerkingsverbanden, in relatie tot OPDC's, besproken. Hoeveel samenwerkingsverbanden hebben nu OPDC's gevormd, en
1 Het betreft hier artikel 10h, lid 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs: `De bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband dragen gezamenlijk zorg voor een toereikende organi satie en deskundige ondersteuning van het onderwijs voor leerlingen voor wie een orthopedagogische en orthodi dactische benadering is geboden, alsmede voor overdracht van de deskundigheid op dit gebied tussen de scholen

in het samenwerkingsverband. De bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband kunnen gezamenlijk een of meer voorzieningen in het samenwerkingsverband, met het oog op de uitoefening van de in de eerste volzin

genoemde taken, aanduiden als `orthopedagogisch-didactisch centrum'.


---




welke andere voorzieningen hebben ze getroffen om aan hun zorg- en begelei dingstaak te voldoen?

In hoofdstuk vier wordt een aantal algemene constateringen over de OPDC's ge noemd. Het betreft een aantal contextfactoren. Daarnaast wordt ingegaan op leer lingkenmerken en leerlingstromen binnen OPDC's.
In hoofdstuk vijf worden de bevindingen van de inspectie ten aanzien van een aantal kwaliteitsaspecten die voor OPDC's van toepassing zijn beschreven. Ten slotte biedt hoofdstuk zes een aantal aangrijpingspunten voor verdere discus sie.
Het rapport bevat twee bijlagen. In de eerste bijlage zijn de onderzoeksopzet en de gebruikte onderzoeksmethoden beschreven. In de tweede bijlage zijn relevante

tabellen en cijfermatige gegevens weergegeven die dit rapport ondersteunen. Omwille van de leesbaarheid van dit rapport zijn deze tabellen niet in de tekst zelf opgenomen, maar is gekozen voor verwijzing naar de bijlage. Voor wie geïnteresseerd is in alle gebruikte data en data-analyses is daarnaast een technisch rapport beschikbaar, dat op aanvraag verkrijgbaar is bij de Inspectie van het Onderwijs.

10





2 Ontstaansgeschiedenis en kenmerken OPDC

Dit hoofdstuk beschrijft hoe de OPDC's zijn ontstaan, en wat er onder een OPDC

kan worden verstaan.

2.1 Ontstaansgeschiedenis
Bij de invoering van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in 1998 werd afgesproken dat er in vier jaar tijd een nieuwe zorgstructuur in het voortgezet onder wijs zou komen. Besturen van vmbo-scholen en van scholengemeenschappen met een vmbo-afdeling werden verplicht deel te nemen aan een samenwerkingsverband voortgezet onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs (vo-vso). Die samenwer kingsverbanden werden verantwoordelijk voor een dekkende zorgstructuur binnen de regio. De toenmalige lom-scholen (voor kinderen met leer- en opvoedingsmoei lijkheden, vrijwel altijd op mavo-niveau) en de mlk-scholen (voor moeilijk lerende

kinderen) bleven niet langer als aparte scholen bestaan en werden geïntegreerd in het voortgezet onderwijs. Dit vanuit het idee dat leerlingen die extra hulp en bege leiding nodig hebben beter zoveel mogelijk binnen het regulier voortgezet onderwijs mee kunnen draaien, in plaats van apart gezet te worden in speciale scholen. De

basis voor deze onderwijsverandering werd gelegd in het advies `Recht doen aan verscheidenheid' van de commissie Van Veen II (1994).2 De mlk-scholen zijn vrijwel allemaal omgevormd tot praktijkscholen. De vso-lom scholen hadden door de wetswijziging een aantal opties. Ze konden fuseren met een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Afhankelijk van de fusieafspraken werden ze dan tot afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs binnen de

school of tot een aparte zorglocatie voor leerwegondersteunend onderwijs omge vormd, of ze werden geheel binnen de reguliere school opgenomen. Een andere mogelijkheid was dat de vso-lom-scholen met hun expertise werden omgebouwd tot een bovenschoolse zorgvoorziening in de vorm van een OPDC, een orthopedagogisch-didactisch centrum. Deze laatste mogelijkheid werd overigens pas via een Nota van Wijziging in de wet opgenomen na lang aandringen van de

Tweede Kamer en het onderwijsveld.

Inmiddels is er een landelijk dekkend netwerk van 81 samenwerkingsverbanden, die ieder op hun eigen manier de zorg en begeleiding vormgeven van leerlingen die dit extra nodig hebben. Voor zover zij een OPDC in stand houden zijn dit vrijwel altijd OPDC's die per 1 augustus 2002, de uiterste omzettingsdatum, zijn gestart. Deze start ging overigens niet zonder slag of stoot. Naast voorwaardelijke zaken die geregeld moesten worden (zoals de financiering en de huisvesting) speelden er bij de invoering ook personele problemen. Lang niet alle docenten uit het vso lom waren enthousiast over de hervormingen. Een deel koos er dan ook voor een werkkring elders te zoeken. Hierdoor verdween bij de invoering een deel van de

zorgdeskundigheid. De docenten die wel in de nieuwe zorgstructuur meegingen, hadden merendeels een pabo-opleiding met een aantekening speciaal onderwijs. Zij 2 Recht doen aan verscheidenheid. Opzet en ontwikkelingsperspectief van de afsluiting MAVO en VBO. Rapport van de commissie MAVO/VBO-aansluitend onderwijs (Den Haag, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen,

1994).

13




werden wel via overgangsmaatregelen bevoegd verklaard voor specifi eke sectoren in het voortgezet onderwijs, maar hadden niet een specifi eke vo-bevoegdheid.

Bij de huisvesting speelde mee dat de OPDC's voortkwamen uit een deel van de

vso-lom-scholen. Veel OPDC's werden gehuisvest in voormalige basisscholen of

in voormalige lom-scholen, locaties die vaak niet erg geschikt waren om te kun nen voldoen aan de eisen van het voortgezet onderwijs, zeker niet wat betreft de

beroepsgerichte opleidingen.
2.2 Wat is een OPDC?
In 1998 bracht het ministerie van OCW een brochure uit over de basismodellen van OPDC's. Het gaat hier om de volgende modellen, die ook in combinatie met elkaar kunnen voorkomen:

·
Het expertisemodel

Hierbij functioneert het OPDC, gecombineerd met het eigen zorgaanbod van de afzonderlijke scholen, als een bovenschoolse voorziening waarin expertise is gebundeld. Deze expertise staat ten dienste van de aangesloten scholen. Dit kan dan bijvoorbeeld gaan om ondersteuning bij de indicatiestelling van een leerling, of om het ondersteunen van leraren bij het toepassen van handelings plannen in de klas.

·
Het voorzieningenmodel

In dit model functioneert het OPDC, gecombineerd met het eigen zorgaanbod

van de afzonderlijke scholen, als een bovenschoolse voorziening die leerlingen (tijdelijk) onderwijs geeft op een afzonderlijke locatie. Deze leerlingen blijven for meel ingeschreven op één van de scholen van het samenwerkingsverband.
· Het gemengde model
Het OPDC leent als bovenschoolse voorziening expertise uit aan de aangesloten scholen en geeft tijdelijk leerlingen onderwijs op een afzonderlijke locatie. In alle modellen zijn OPDC's bovenschoolse voorzieningen. Het samenwerkend

bevoegd gezag binnen het samenwerkingsverband betaalt gezamenlijk de boven schoolse taken en activiteiten van het OPDC. Als een OPDC leerlingen in huis

heeft, zijn die niet bij het OPDC ingeschreven, maar bij een van de scholen binnen

het samenwerkingsverband.

Het personeel is in dienst van de rechtspersoon die het OPDC beheert. Dit kan

bijvoorbeeld door het OPDC onder te brengen bij de ­ verplichte ­ centrale dienst

van het samenwerkingsverband.

Samengevat: een OPDC is een bovenschoolse voorziening, in stand gehouden

door het samenwerkingsverband, zonder eigen brinnummer.

Een zorglocatie van een school voor voortgezet onderwijs is dus geen OPDC in

de zin van de wet.

In de Wet op het voortgezet onderwijs zijn richtlijnen opgenomen over de bestuur lijke en juridische uitwerking van een OPDC.3 Hierin staat onder meer hoe men met

het bestuur moet omgaan, met het personeel en met een centrale dienst.


3 Zie voor een uitgebreide verhandeling over zorgstructuur en juridische vormgeving hiervan de brochure Samen

werkingsverband, zorgstructuur en bestuurlijke vormgeving, basismodellen en OPDC van het ministerie OCW (juni 1998).

14




De wet schrijft verder niet voor hoe een OPDC moet zijn ingericht en georgani seerd. Zaken als de verblijfsduur van leerlingen, de inrichting van het onderwijs en de doelgroepen liggen binnen de beslissingsmacht van het samenwerkingsver band. Het ligt voor de hand dat OPDC's in elk geval de lwoo-criteria hanteren voor

toelating, maar het staat ze vrij hier van af te wijken en ook andere leerlingen toe

te laten die extra zorg nodig hebben.

15




3 De samenwerkingsverbanden en de OPDC's

De samenwerkingsverbanden zijn verantwoordelijk voor de zorg en begeleiding. Een deel van hen heeft daarom gekozen voor de vorming van een OPDC, al dan niet naast andere voorzieningen. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de samen werkingsverbanden in relatie tot OPDC's en overige zorgvoorzieningen. Eerst wordt aangegeven hoeveel OPDC's er zijn en volgens welk model zij werken. Vervolgens wordt ingegaan op de overige voorzieningen die samenwerkingsver banden in stand houden voor leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Hiermee geven we in dit hoofdstuk antwoord op de eerste onderzoeksvraag: Hoe hebben samenwerkingsverbanden de zorg en begeleiding van leerlingen met leer- en gedragsproblemen georganiseerd?

3.1 Aantallen en modellen OPDC's
In het onderzoek zijn diverse bronnen gebruikt voor een inventarisatie van de

OPDC's: gegevens van Centrale Financiën Instellingen (CFI), gegevens van de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden, gegevens vanuit de zorgplan nen van de samenwerkingsverbanden, en gegevens vastgesteld tijdens bezoeken aan OPDC's. Deze bronnen bleken lang niet altijd met elkaar overeen te komen. Er bleek dus verwarring te bestaan over wat nu wel een OPDC is en wat niet, en welke samenwerkingsverbanden wél en welke geen OPDC hebben. In elk geval bleek men het over 54 samenwerkingsverbanden eens te zijn dat die geen OPDC

hebben, en over zeven samenwerkingsverbanden die volgens alle bronnen wél een OPDC hebben. Daarmee bleven nog twintig samenwerkingsverbanden over waarvan niet duidelijk was of ze nu wel of niet een OPDC hebben. De inspectie heeft vervolgens de zeven OPDC's bezocht plus de twintig die wellicht

OPDC's waren. Tijdens die bezoeken is vastgesteld of het hier inderdaad OPDC's

betrof, en ook is bekeken volgens welk model zij werken. Uit de bezoeken bleek dat tien voorzieningen geen OPDC betroffen, maar een zorglocatie van een school voor voortgezet onderwijs. Deze zorglocaties hanteren allemaal zowel een voorzieningenmodel als een expertisemodel, en verrichten bovenschoolse (zorg)taken ten behoeve van het samenwerkingsverband. Zij vol doen echter niet aan de voorwaarde van bovenschoolse voorziening zonder eigen brinnummer. De inspectie heeft deze voorzieningen dan ook niet als OPDC's be schouwd, en wel de gegevens verzameld, maar deze niet meegenomen in de conclusies in dit rapport.
In totaal zijn er zeventien samenwerkingsverbanden die `echte' OPDC's hebben, dat wil zeggen: OPDC's die voldoen aan de wettelijke eisen.4 Twaalf daarvan hanteren zowel een voorzieningen- als een expertisemodel, vier werken uitsluitend volgens het expertisemodel, en één OPDC werkt uitsluitend als voorzieningenmodel. On geveer een op de vijf samenwerkingsverbanden heeft er dus voor gekozen een OPDC op te richten in de zin van de wet. Van deze OPDC's kiest ruim tweederde voor het combinatiemodel (voorziening voor leerlingen en expertisemodel).


4 Deze aantallen blijken overigens te fluctueren. Eén OPDC werd vóór de inspectiebezoeken konden plaatsvinden

opgeheven en er zijn inmiddels twee nieuwe OPDC's in oprichting. 17




3.2 Voorzieningen binnen de samenwerkingsverbanden

Vrijwel alle samenwerkingsverbanden, met of zonder OPDC, hebben speciale voor zieningen getroffen voor specifieke doelgroepen zorgleerlingen. Er zijn slechts lichte verschillen in het aanbod van de specifi eke voorzieningen en in de aantallen aangeboden voorzieningen tussen samenwerkingsverbanden met en samenwerkingsverbanden zonder OPDC.

Het betreft hier in de eerste plaats zogenaamde reboundvoorzieningen, waarbij leerlingen tijdelijk uit hun reguliere school zijn geplaatst. Daarnaast kennen veel sa menwerkingsverbanden Herstartprojecten (voor leerlingen die thuiszitten en weer naar het onderwijs moeten worden begeleid) en Op de Rails-projecten (gericht op

kinderen met ZMOK-achtig gedrag).
Opvallend is dat een klein aantal samenwerkingsverbanden geen OPDC heeft

en ook geen andere voorziening om zorgleerlingen op te vangen. Dit kan op een aantal zaken duiden. Bijvoorbeeld: binnen het samenwerkingsverband zijn scholen actief die een grote zorgbreedte kennen. Er is dus geen behoefte aan specifi eke voorzieningen. Het kan echter ook zijn dat er wel degelijk leerlingen zijn die extra zorg nodig hebben, maar dat het samenwerkingsverband daar geen specifi eke voorzieningen voor heeft getroffen. In dat laatste geval blijft het samenwerkings verband dus in gebreke.

18




4
OPDC's: context, leerlingkenmerken en
leerlingstromen

In dit hoofdstuk geven we relevante achtergrondinformatie weer over de OPDC's. In de eerste plaats bespreken we enkele contextfactoren waar OPDC's mee te

maken hebben. Daarna gaan we in op leerlingkenmerken en leerlingstromen: welk

type leerlingen bezoekt het OPDC, waar komen ze vandaan, welk onderwijs volgen ze binnen het OPDC, wat is de verblijfsduur en waar gaan ze heen na het verlaten van het OPDC?
4.1 Contextfactoren
De vormgeving en inrichting van OPDC's is de verantwoordelijkheid van de samen werkingsverbanden. De omstandigheden waaronder OPDC's werken verschillen dan ook op een aantal punten. Dit betreft bijvoorbeeld de huisvesting of de rechts positie van het personeel. Dit hangt af van de mogelijkheden die het samenwer kingsverband heeft en van de keuzes die het samenwerkingsverband maakt. Sommige zaken verschillen niet of nauwelijks. Vrijwel alle OPDC's zijn in een aparte

stichting of bij de centrale dienst ondergebracht. Ze hebben allemaal naast docen ten ook (ambulante) begeleiders en hulpverleners in dienst. Ook de ketenpartners waar ze mee samenwerken zijn vrijwel bij alle OPDC's dezelfde: in elk geval leer plicht, politie en jeugdzorg, en daarnaast andere specifi eke onderwijsinstellingen zoals REC 4-scholen.
De huisvesting van de OPDC's wordt bij een groot deel van de bezochte OPDC's

genoemd als een beperkende factor. Nagenoeg alle OPDC's beschikken wel over een eigen gebouw, maar vaak zijn deze gebouwen oude basisscholen of voormalige lom-scholen, die heel weinig mogelijkheden bieden om hedendaags vmbo-onder wijs vorm te geven. Om leerlingen toch goed voor te bereiden op de doorstroom naar regulier onderwijs, wordt nogal wat inventiviteit gevraagd van de OPDC's. Men probeert bijvoorbeeld met beperkte middelen een gewoon lokaal om te vormen tot een soort kooklokaal, of tot een lokaal voor houtbewerking. Soms laat men leerlingen praktijkvakken volgen op een vmbo-school in de buurt. Vergeleken met

de voorzieningen die op reguliere vo-scholen veelal wél te vinden zijn, zoals een mediatheek, een open leercentrum, en ruime en goed geoutilleerde praktijklokalen, blijft de huisvesting echter onder de maat.
Gelukkig zijn er ook enkele uitzonderingen op de regel. Op sommige plekken in het

land is het OPDC ondergebracht in een mooie nieuwbouwlocatie, voorzien van alle moderne onderwijsfaciliteiten.

Bij de meeste OPDC's is het personeel in dienst van de stichting die het OPDC in stand houdt, of zijn zij onderdeel van de centrale dienst van het samenwerkingsver band. Soms is ervoor gekozen het personeel een aanstelling te geven bij een van de scholen binnen het samenwerkingsverband en ze bij het OPDC te laten werken. Voor het personeel dat werkt bij een `expertise-OPDC' is de rechtspositie niet altijd op die manier geregeld: met name de hulpverleners krijgen vaak fl excontracten,

wat een risico is voor de continuïteit van de inzet en deskundigheid. Wat betreft de bevoegdheden van de docenten beschikt het merendeel van de docenten over 21




een pabo-bevoegdheid, soms met een aantekening speciaal onderwijs. Slechts

een klein deel van de docenten heeft een specifi eke vo-bevoegdheid.

4.2 Leerlingkenmerken en leerlingstromen
Aantallen en kenmerken
Kleinschaligheid is een belangrijk kenmerk van een OPDC. Gemiddeld hebben OPDC's 152 leerlingen in huis, waarmee ze beduidend kleiner zijn dan de gemid delde vo-school.5 Ouders en leerlingen waarderen die kleinschaligheid zeer. Voor ouders is juist de geringe omvang vaak een van de redenen waarom ze hun kind graag op het OPDC geplaatst zien.
Een deel van de OPDC's geeft aan dat ze te maken hebben met teruglopende

leerlingaantallen. Dit kan komen doordat de zorgbreedte op de reguliere scholen vergroot is. Hierdoor kan een deel van de leerlingen die voorheen naar het OPDC

kwam nu in de reguliere school worden opgevangen. Soms heeft het ook te maken met een strakker toelatingsbeleid van het OPDC.
Alle OPDC's hebben hun toelatingscriteria vastgelegd, al verschillen de criteria per

OPDC. Afwijking van deze criteria is soms mogelijk. OPDC's krijgen een hoog percentage lwoo-geïndiceerde leerlingen binnen. Dat ligt voor de hand, gezien hun specifieke functie binnen de zorgstructuur. Het gaat hier dan vooral om lwoo-leerlingen met zware sociaal-emotionele problemen. Veel minder vaak gaat het om leerlingen die een cognitieve leerachterstand hebben opgelopen. Hier zie je een verschil met reguliere scholen: die krijgen ook wel lwoo-leerlingen binnen, maar voelen zich lang niet altijd in staat om de zwaardere sociaal-emotionele problemen op te vangen, terwijl ze zich wel in staat achten de cognitieve achterstanden te begeleiden. Juist de OPDC's die te maken heb ben met teruglopende leerlingaantallen, signaleren dat dit gepaard gaat met een `verdichting' van de leerlingenproblematiek: zij krijgen steeds meer leerlingen met ernstige sociaal-emotionele problematiek binnen.
Naast lwoo-leerlingen hebben OPDC's ook kinderen met leerlinggebonden fi nancie ring (`rugzakleerlingen'), met name cluster 4-leerlingen met PDD-NOS of ernstige vormen van ADHD. Voor sommige OPDC's is een cluster 4-indicatie, psychiatrische stoornis of ernstige gedragsproblematiek juist een contra-indicatie om een leerling toe te laten.

Leerlingstromen
Leerlingen stromen vooral vanuit het reguliere basisonderwijs in het OPDC in. Wel licht komt dat omdat in het basisonderwijs de gedragsproblemen vaak beter te regu leren zijn, vanwege de jongere leeftijd en de setting (vaste groepsleerkrachten). Daarnaast is een grote groep leerlingen afkomstig uit het speciaal basisonderwijs. Slechts een kleine groep komt vanuit cluster 2-, 3- of 4-scholen. Leerlingen vanuit die scholen hebben vaak heel specifieke zorgbehoeften waar een OPDC niet voor geëquipeerd is.
Opvallend is verder dat zo'n kwart van de leerlingen niet in het eerste leerjaar, maar in latere leerjaren instroomt vanuit een reguliere school voor voortgezet onderwijs.
5 Gemiddeld heeft slechts zo'n 12 procent van de vestigingen voor scholen voor voortgezet onderwijs minder dan 250 leerlingen. Een leerlingenaantal van tussen de 1000 en 1250 leerlingen is voor het voortgezet onderwijs heel gebruikelijk.

22




Dit zijn vaak leerlingen die ZMOK-achtig gedrag vertonen en daardoor in de pro blemen zijn geraakt op hun reguliere school. De OPDC's die hiermee te maken hebben, geven aan dat het lastig is deze leerlingen goed op te vangen, omdat het vaak wat oudere leerlingen betreft met ernstige motivatieproblemen. Nagenoeg alle leerlingen die op het OPDC zitten volgen vmbo-onderwijs. Het merendeel volgt daarbij de basisberoepsgerichte leerweg (of wordt voorbereid op de overstap naar de basisberoepsgerichte leerweg). Een kleinere groep wordt opgeleid voor de theoretische leerweg, en een nog kleinere groep volgt de kader beroepsgerichte leerweg. Slechts in een heel enkel geval wordt een leerling iets

anders aangeboden dan vmbo-onderwijs, bijvoorbeeld onderwijs op havo-niveau of praktijkonderwijs.
De verblijfsduur van leerlingen in het OPDC verschilt sterk per OPDC. Er zijn OPDC's die leerlingen na uiterlijk een jaar doorschakelen naar het regulier onderwijs, er zijn ook OPDC's die leerlingen een volledige diplomaroute in eigen huis aanbieden. Daartussen liggen vele varianten: na twee jaar doorschakelen, na

drie jaar doorschakelen, na twee jaar half doorschakelen (voor de praktijkvakken)

en half in huis houden (voor de avo-vakken). Het meest gebruikelijk is echter dat leerlingen het eerste en tweede leerjaar doorbrengen op het OPDC en daarna worden doorgeschakeld naar een vervolgtraject.
Een klein deel van de leerlingen gaat niet door in het regulier voortgezet onderwijs,

maar wordt verwezen naar bijvoorbeeld de assistentenopleiding in het roc of naar

het praktijkonderwijs.
De verblijfsduur is sterk afhankelijk van de besluiten die het samenwerkingsverband hierover neemt. Zo zijn er OPDC's die aanvankelijk een tweejarige verblijfsduur had- den, maar die inmiddels door een besluit hierover van het samenwerkingsverband de verblijfsduur hebben beperkt tot één jaar.

23




5 De kwaliteit van het OPDC nader bekeken

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de kwaliteit van de OPDC's. Dit is be keken aan de hand van een aantal kwaliteitscriteria die zijn opgenomen in het waarderingskader voor OPDC's. Dit waarderingskader is ontwikkeld op basis van de waarderingskaders van het speciaal onderwijs en van het voortgezet onderwijs. Hiermee wordt antwoord gegeven op de tweede onderzoeksvraag: Hoe dragen orthopedagogisch-didactische centra bij aan de zorg voor leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden?

5.1 Algemeen
De inspectie heeft de volgende kwaliteitskenmerken bekeken: kwaliteitszorg, sy steem van leerlingenzorg, ontwikkeling van leerlingen, onderwijsaanbod, onderwijs tijd, pedagogisch-didactisch handelen, actieve rol leerlingen, sociale veiligheid, en vervolgtrajecten. De OPDC's zonder leerlingen zijn uiteraard maar voor een beperkt deel van deze kenmerken bekeken.

Over het geheel genomen kan geconcludeerd worden dat de OPDC's zich op een aantal punten voldoende hebben ontwikkeld, maar dat er ook een aantal kwaliteits kenmerken zijn waar nog verdere ontwikkeling nodig is. Tussen de OPDC's met en die zonder leerlingen is wat dat betreft nauwelijks verschil. Bij ieder aspect is er overigens een groot verschil tussen het feitelijk waargenomen minimum en maximum, wat betekent dat er nogal wat verschillen tussen individu ele OPDC's zijn op de verschillende kwaliteitscriteria. Kwaliteitskenmerken die in het algemeen voldoende ontwikkeld zijn, betreffen vrijwel allemaal kenmerken die te maken hebben met de veiligheid en de onder steunende pedagogische benadering. Het gaat hier om de aspecten sociale veilig heid, het pedagogisch handelen, en het sociaal-emotionele onderwijsaanbod wat betreft de sociaal-emotionele vaardigheden. Dit past binnen de taakopvatting van de OPDC's: zij geven allemaal aan dat zij leerlingen veiligheid en sociaal-emotionele begeleiding willen geven. Ze weten dit ook waar te maken. Ook de wijze waarop

de leerlingenzorg wordt aangepakt is over het geheel genomen een punt dat vol doende ontwikkeld is. Daarnaast is een positief punt dat alle OPDC's er in slagen de verplichte onderwijstijd te realiseren.
Kwaliteitsaspecten die nog niet zo ver ontwikkeld zijn, betreffen vooral de planma tige aanpak van het onderwijs. Dit is duidelijk te merken bij het kwaliteitsbeleid, daar valt nog veel aan te ontwikkelen voor er over de hele linie sprake is van een effectief en levend kwaliteitsbeleid. Maar ook wat betreft het gebruik van planmatig gebruik van handelingsplannen, en het systematisch aansluiten bij de ontwikkelbehoefte en ­capaciteiten van leerlingen valt nog het een en ander te verbeteren. Verder is een punt van ontwikkeling de cognitieve kant van het onderwijs, zowel binnen de

lessen als in het onderwijsaanbod.
25




5.2 Kwaliteitscriteria

In deze paragraaf gaan we verder in op de verschillende kwaliteitscriteria. In bijlage

II is een aantal tabellen te vinden die cijfermatig inzicht geven in de waarderingen van de verschillende kwaliteitscriteria.
Kwaliteitszorg

De kwaliteitszorg van de OPDC's bevindt zich nagenoeg overal nog in de begin fase. Het samenwerkingsverband is in eerste instantie verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking en ­verbetering van de OPDC's. Zij zullen de kwaliteitszorg dan ook, in elk geval op hoofdlijnen, moeten aansturen. De inspectie heeft geconsta teerd dat tweederde van de samenwerkingsverbanden hier een begin mee heeft gemaakt. Die samenwerkingsverbanden hebben in ieder geval streefdoelen voor het OPDC geformuleerd, vaak met een afbakening naar andere projecten. Soms zijn die streefdoelen ook verder uitgewerkt op het niveau van het OPDC zelf; de

OPDC's hebben dan eigen doelen en activiteitenplannen geformuleerd.

Veel verder dan het formuleren van streefdoelen gaat de kwaliteitszorg op dit mo ment echter niet. Langetermijndoelen zijn nog niet vertaald in activiteitenplannen waarin concrete doelen, verantwoordelijkheden, tijdspaden, procedures en criteria voor evaluaties een plaats hebben gekregen. Het is dan ook te vroeg om al te kun nen spreken van een cyclisch beleidsproces over de hele linie. Dit is gedeeltelijk te verklaren door de recente ontstaansgeschiedenis van de OP DC's, men is eenvoudigweg nog niet toegekomen aan de volgende fases in een proces van kwaliteitszorg. Soms is bijvoorbeeld wel een kader voor zelfevaluatie aanwezig, maar is het nog niet volledig gebruikt, of zijn er wel tevredenheidsonder zoeken afgenomen, maar is daar nog geen beleidsvervolg aan gegeven. Bovendien moet opgemerkt worden dat de OPDC's sterk afhankelijk zijn van hun samenwerkingsverband en de besluitvorming daarbinnen. Bij de OPDC's waar geen streefdoelen zijn geformuleerd, komt dat veelal door de onderlinge verschillen in de visie op leerlingenzorg tussen besturen in het samenwerkingsverband. Dit maakt het moeilijk voor het OPDC om een duidelijk toekomstbeeld en een eigen visie te formuleren.
Daarnaast speelt tijdgebrek een rol. Op veel OPDC's geven de directieleden aan dat zij niet alleen weinig eigen beleidsruimte maar ook weinig tijd hebben voor beleidsontwikkeling naast de aansturing van de dagelijkse onderwijspraktijk. Systeem van leerlingzorg
Over het geheel genomen benaderen de OPDC's de leerlingenzorg systematisch.

Ze weten in voldoende mate tot interne en externe afstemming van de leerlingen zorg te komen. Ze helpen ouders en leerlingen voldoende bij het kiezen voor een passend vervolgtraject. Hierbij wordt een leerlingvolgsysteem gebruikt, dat hen in staat stelt de ontwikkeling van de leerling te volgen en bij te stellen. De OPDC's

stellen voor alle leerlingen handelingsplannen vast, soms in de vorm van groeps handelingsplannen, maar vaker in de vorm van individuele handelingsplannen. De

handelingsplannen bevatten vrijwel allemaal een probleemdiagnose, gegevens over de emotionele ontwikkeling van de leerling, (indien van toepassing) gegevens over fysieke ontwikkeling, en gegevens over de nazorg van de leerling na terug plaatsing naar het regulier onderwijs. Dergelijke gegevens worden blijkbaar bij de

OPDC's als basisinformatie beschouwd en als noodzakelijk om te komen tot een onderwijstraject dat recht doet aan de betreffende leerling.

26




In vrijwel alle handelingsplannen ontbreken echter gegevens die te maken hebben met de cognitieve ontwikkeling van leerlingen. Het gaat hier om het bepalen van cognitieve leerdoelen, het bepalen van de vakken en delen van vakken die leerlingen

volgen, en het concrete leerstofaanbod.
Daarnaast ontbreken bij veel OPDC's gegevens over de frequentie en duur van de

hulp, en over het tijdstip en de manier van evaluatie. Deze constatering past bij onze

bevinding dat de kwaliteitszorg nog niet voldoende ontwikkeld is. Aanbod

De meeste OPDC's beschikken over een adequaat en uitgebreid aanbod voor de

sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Het aanbod richt zich op de training van sociale vaardigheden, faalangstreductie, conflicthantering, vergroten van weer baarheid en agressieregulatie. Soms maken OPDC's gebruik van programma's als Equip, Leefstijl of Rots en Water, in andere gevallen hebben medewerkers zelf een

programma ontwikkeld om de sociale compententies van leerlingen te versterken en hun zelfreflectie te bevorderen. Frequente gesprekken met mentoren maken vaak deel uit van de werkwijze in de OPDC's. Soms zijn deze gesprekken standaard

in het dagrooster opgenomen.
De kwaliteit van het aanbod voor de cognitieve ontwikkeling laat een wat diverser beeld zien. In vergelijking met het aanbod voor de sociaal-emotionele ontwikkeling hebben OPDC's vaker problemen om een adequaat aanbod voor de cognitieve

ontwikkeling te realiseren. De meeste OPDC's gebruiken reguliere onderwijsme thoden voor het voortgezet onderwijs, vaak in overleg met de afl everende scholen. Dit geeft wel enige garantie dat er voldoende kwaliteit is, maar er zijn toch een paar knelpunten. Dit heeft vooral te maken met het feit dat veel OPDC's gehuisvest zijn in een gebouw dat te weinig mogelijkheden biedt om hedendaags vo-onderwijs vorm te geven. Door het ontbreken van bijvoorbeeld goed ingerichte practicumlo

kalen voor de exacte vakken is het bijzonder moeilijk om die vakken goed aan te

bieden, zowel in de onder- als in de bovenbouw. Daar komt bij dat de docenten, die veelal een pabo-bevoegdheid hebben, niet voor alle vakken de vakdidactiek voldoende beheersen om er adequaat les in te kunnen geven. Ook voor de prak tijkvakken geldt dit natuurlijk, al passen OPDC's hierbij wel een aantal kunstgrepen toe om leerlingen adequate beroepsvoorbereiding te kunnen geven. Leerlingen volgen dan bijvoorbeeld een deel van hun onderwijs in de school van herkomst of in een andere vmbo-school in de buurt.
Daarnaast speelt mee dat een deel van de docenten op OPDC's de sociaal-emo tionele ondersteuning van leerlingen hoger waarderen dan de cognitieve onder steuning, en van mening zijn dat eventuele cognitieve achterstanden wel op de

afleverende scholen kunnen worden aangepakt. Het welbevinden van kinderen staat voorop. De afl everende scholen lijken zelf ook die mening toegedaan, waar door er een scheiding ontstaat tussen cognitieve ondersteuning (voor de reguliere scholen) en sociaal-emotionele ondersteuning (voor het OPDC).

Een probleem bij het aanbod is verder de aansluiting van het aanbod op dat van de

verwijzende school. Hoewel de leerlingen officieel ingeschreven staan bij een van de scholen in het samenwerkingsverband, is het lang niet altijd zo dat het aanbod

van het OPDC aansluit bij dat van de verwijzende school. De gebruikte onderwijs methoden zijn ook lang niet altijd die methoden die ook in het vervolgonderwijs gebruikt worden.
27




Onderwijstijd
Alle OPDC's slagen erin voldoende onderwijstijd te plannen: minimaal 1.040 klok uren in de onderbouw en 1.000 klokuren in de bovenbouw. De OPDC's vinden

het in het algemeen van belang voor hun leerlingen om een duidelijke structuur en regelmaat te bieden, en mede daarom met een vast dagrooster te werken. Hier past ook in dat er veel tijd en energie wordt gestopt in het voorkomen van spijbelgedrag van leerlingen en het aanpakken van leerlingen die te laat komen. In de meeste OPDCs verlopen onderwijssituaties efficiënt en gaat er weinig tijd verloren. Ook dit heeft te maken met de opvattingen van OPDC's over de noodzaak van een duidelijke structuur en voldoende regelmaat. Pedagogisch-didactisch handelen
In het algemeen is het pedagogisch-didactisch handelen binnen de OPDC's zeker van voldoende kwaliteit. Met name de pedagogische omgang is goed. Leraren doen veel moeite om leerlingen zelfvertrouwen te geven, onder meer door ge wenst gedrag te belonen en veel stimulerende opmerkingen te maken. Ook is er voldoende aandacht voor een goede omgang van leerlingen onderling, en van leraren met leerlingen. Dit past bij het streven van de OPDC's om veel te investeren in sociale vaardigheden, en leerlingen voldoende sociale bagage mee te geven voor hun vervolgopleiding.
Ook het didactisch handelen is op schoolniveau over het geheel genomen van voldoende kwaliteit. Er wordt veel werk gemaakt van een duidelijk klassenmanage ment; dit vertaalt zich onder meer in een taakgerichte sfeer tijdens de lessen. Toch

zijn er op dit punt ook nog verbeteringen mogelijk. Zoals onder het kopje `aanbod' is vermeld kan, met name door beperkingen in de voorwaardelijke sfeer, niet altijd in voldoende mate goed onderwijs worden

gegeven in specifieke vakken als natuur- en scheikunde of in praktijkvakken. De

kwaliteit van de uitleg is bij die vakken dan ook niet altijd van voldoende niveau. Daarnaast wordt in de lessen het didactisch handelen nog niet altijd voldoende afgestemd op de verschillen tussen leerlingen. Feitelijk zou een OPDC maatwerk voor elke leerling moeten kunnen leveren, maar dit komt nog niet altijd naar voren in de aanpak binnen de lessen.
Actieve rol leerlingen
Over het geheel genomen worden leerlingen voldoende gestimuleerd om actief betrokken te zijn bij het leerproces. De meeste OPDC's proberen leerlingen inzicht

te geven in hun eigen functioneren, bijvoorbeeld door tijdens mentorgesprekken goed door te spreken wat de leerling kan en wat hij nog zou kan ontwikkelen. De

betrokkenheid van leerlingen wordt veelal voldoende gestimuleerd door hen binnen hun mogelijkheden eigen verantwoordelijkheid te geven om te plannen en hun werk te verdelen. Binnen de individuele lessituaties worden leerlingen weinig aangezet

tot (taakgerichte) samenwerking, vaak omdat dit voor veel onrust in de klas kan zorgen. Op schoolniveau wordt wél voldoende aandacht aan samenwerkingsvaar digheden besteed, bijvoorbeeld via gezamenlijke pauzemomenten. (Sociale) veiligheid
Onder deze noemer heeft de inspectie zowel naar de veiligheid gekeken als naar de mate waarin sprake is van een stimulerende leeromgeving. 28




OPDC's maken veel werk van de sociale veiligheid voor leerlingen en personeel.

Concreet betekent dit dat deze OPDC's incidenten registreren, zorgen dat leerlingen

en docenten zich aan gedragscodes houden, en in geval van incidenten zorgen voor

een adequate aanpak. Elementen van het veiligheidsbeleid zijn bijvoorbeeld het meteen inlichten en oproepen van ouders als leerlingen bij incidenten betrokken zijn, toezicht op buitenruimtes, controles op kluisjes en tassen en ouders en het

gebruik van gedragscodes die door ouders en leerlingen ondertekend worden. Dat hier zoveel nadruk op ligt, hangt mogelijk samen met de taakopvatting van OPDC's. Het verbeteren van sociale vaardigheden van leerlingen, het bieden van een duidelijke structuur aan leerlingen, en het hanteren van heldere gedragsregels zijn zaken die bij alle OPDC's als belangrijk worden genoemd.

Leerlingen en medewerkers voelen zich door deze aanpak voldoende gerespec teerd en veilig.
Ouders zijn in de meeste gevallen betrokken bij de activiteiten van het OPDC. Dit geldt in ieder geval als het activiteiten betreft die direct te maken hebben met hun kind, zoals bijstelling van de handelingsplannen, en bij tussentijdse evaluaties. Meer algemene betrokkenheid van ouders bij het OPDC, bijvoorbeeld door het organise ren van ouderavonden over bepaalde thema's of door instelling van ouderklankbord groepen, is bij het ruime merendeel van de bezochte OPDC's aan de orde. Wat betreft de stimulerende leeromgeving is het beeld minder rooskleurig. Dit heeft alles te maken met het al eerder beschreven probleem van de veelal gebrek kige huisvesting en outillage van OPDC's. Daar waar zelfs geen leerlingruimtes of aula's zijn is het buitengewoon moeilijk om de fysieke leeromgeving stimulerend

te laten zijn voor leerlingen, en over het geheel genomen vindt de inspectie dan ook dat hiervan te weinig sprake is.
Vervolgtrajecten

Nagenoeg alle bezochte OPDC's hebben helder omschreven welke criteria gelden voor in- en terugstroom van leerlingen. Kenmerken van de beoogde doelgroep zijn vastgelegd, evenals contra-indicaties. Ook de procedure die gevolgd moet worden bij in- en terugstroom is vastgelegd, al verschilt de mate van gedetailleerdheid wel per OPDC. Ook OPDC's die hun criteria helder op papier hebben staan, zeggen soms in de praktijk wel eens leerlingen op te vangen die naar hun mening niet echt

tot de doelgroep behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om leerlingen die eigenlijk naar cluster 4-onderwijs moeten, maar daar nog niet terecht kunnen of van wie de

ouders nog niet instemmen met een indicatietraject. Alle OPDC's zorgen voor begeleiding van leerlingen en ouders bij de terugplaatsing naar de school van herkomst of de plaatsing in een vervolgtraject. Soms verloopt de

plaatsing gefaseerd. Leerlingen lopen dan eerst een of twee dagen per week mee op de reguliere school, en dat wordt langzaam uitgebreid. Na de OPDC-periode

worden leerlingen ambulant begeleid, meestal voor een periode van minimaal een

jaar, maar soms gedurende het hele diplomatraject. De samenwerking met de afleverende scholen verloopt vooral via de zorgcoördi natoren van de afleverende scholen. Soms is deze samenwerking heel intensief en zijn er bijvoorbeeld wekelijks leerlingbesprekingen, soms is deze samenwerking veel losser en wordt er vooral overlegd als er problemen te verwachten zijn bij de

29




overplaatsing van een leerling. Op het niveau van docenten is er in het algemeen weinig sprake van samenwerking met afl everende scholen.

Alle OPDC's hebben samenwerking met relevante ketenpartners geregeld, vaak in het verlengde van zorgadviesteams die al op de scholen of in het samenwer kingsverband draaien.
In hoeverre leerlingen na hun verblijf in het OPDC succesvol hun schoolloopbaan vervolgen is niet of nauwelijks vast te stellen. Dit komt omdat de leerlingen fei telijk staan ingeschreven bij een van de scholen van het samenwerkingsverband. Hun gegevens `lossen op' in het geheel van leerlinggegevens van de betreffende school. In die zin kan de inspectie dus geen onderwijsopbrengsten vaststellen van de OPDC's.

30





6 Discussie

In dit rapport is verslag gedaan van een verkennend onderzoek naar de OPDC's. Uit de veelheid aan onderzoeksresultaten die dit verkennend onderzoek heeft op geleverd kunnen we een aantal punten destilleren, die zich lenen voor nadere

discussie.

1. In de eerste plaats de grote diversiteit die er bestaat tussen OPDC's. Er is

sprake van grote verschillen in het aanbod, de verblijfsduur van leerlingen, de

samenwerking met scholen in het samenwerkingsverband, de aanname- en doorverwijzingscriteria, en de huisvesting.

Een voorbeeld. Drie verschillende OPDC's. Het eerste OPDC wordt aangestuurd door het samenwerkingsverband. De voorzitter van het samenwerkingsverband is tevens directeur van de school waar de leerlingen staan ingeschreven. Het OPDC komt voort uit een vso-lom-school en hanteert in feite de oude lom werkwijze: leerlingen worden na een of twee jaar geschakeld en een deel van de leerlingen blijft vijf jaar op het OPDC, om daar af te sluiten met een vmbo diploma. Het onderwijsaanbod wordt door het OPDC zelf bepaald, daar is geen

afstemmingsoverleg over met de afl everende scholen. Het tweede OPDC. Bij de oprichting was dit een gemengd OPDC, met een expertisedeel en een voorzieningendeel. Het samenwerkingsverband besloot

echter al snel dat het expertisedeel verzelfstandigd moest worden. Voor het voorzieningendeel werd de doelgroep aangepast: het OPDC is vooral een voor ziening voor uitvallers uit de vmbo-scholen binnen het samenwerkingsverband. Binnen het aanbod ligt een sterke nadruk op sociaal-emotionele vaardighe den.

Het derde voorbeeld. Een groot OPDC, dat lwoo-geïndiceerde leerlingen op vangt en daarnaast een dienstencentrum en een Time-outvoorziening herbergt. Leerlingen verblijven hier maximaal drie jaar, het derde jaar is een `extra' voor de

leerlingen die de meeste zorg en begeleiding nodig hebben. Zij stromen na dit derde jaar nooit in het vierde jaar regulier vmbo in, maar in het derde leerjaar. Er is structureel overleg met de afleverende scholen, onder meer over het aanbod

en de handelingsplannen van de leerlingen.
Deze drie voorbeelden geven aan dat je eigenlijk niet kan spreken over `het

OPDC'. Elke OPDC geeft binnen het samenwerkingsverband op eigen wijze vorm aan de specifieke zorg en begeleiding van leerling. De wet staat deze

diversiteit toe door geen nadere inrichtingsvoorschriften voor OPDC's te geven

en de samenwerkingsverbanden de vrije hand te geven. Er kunnen dus grote verschillen bestaan tussen het aanbod, de verblijfsduur en het voorzieningenniveau waar leerlingen op een OPDC mee te maken krijgen. Dit geldt ook voor reguliere scholen, maar daar hebben leerlingen mogelijkhe den om de school te kiezen die hen aanspreekt. Voor leerlingen op een OPDC

is die keuzevrijheid heel beperkt, omdat er maar een beperkt aantal OPDC's is en er geen sprake is van een landelijk dekkend netwerk. Dit kan zorgen voor rechtsongelijkheid voor de leerlingen die voor hun zorg en begeleiding zijn aan gewezen op een OPDC.


---





2. De diversiteit geldt ook voor de samenwerkingsverbanden. Samenwerkings verbanden verschillen sterk, afhankelijk van de besturen waaruit ze zijn samen gesteld. OPDC's zijn afhankelijk van het samenwerkingsverband, dat immers zowel financiële als bestuurlijke beslissingsmacht heeft over het OPDC. Als

bijvoorbeeld één groot bestuur binnen het samenwerkingsverband de toon bepaalt, kunnen de andere besturen niet anders dan zich daarbij aansluiten (of neerleggen). Als besturen het binnen een samenwerkingsverband niet wezen lijk eens zijn over de noodzaak, de doelgroepen en de verwijzingscriteria voor

OPDC's, ontstaan er ook verschillen in doorverwijzing van leerlingen naar het OPDC.
Daarnaast beperkt de bepalende rol van het samenwerkingsverband de eigen beleidsruimte van de OPDC's. Een voorbeeld: als het samenwerkingsverband besluit dat de maximale verblijfsduur voor leerlingen op het OPDC één school jaar is, heeft het OPDC geen andere keus dan dit te volgen en zijn onderwijs daar op af te stemmen. Of als een samenwerkingsverband besluit voortaan zelf binnen zijn reguliere scholen een soort OPDC in te richten, dan kan dit betekenen dat het OPDC wordt opgeheven.

3. Alle OPDC's vervullen een duidelijke rol binnen hun samenwerkingsverband,

hoezeer zij verder ook onderling verschillen. De afleverende scholen zijn una niem van mening dat de OPDC's zorg en begeleiding bieden die de reguliere scholen op dit moment niet kunnen leveren. Daarnaast bieden ze expertise die reguliere scholen op dit moment niet vanuit hun eigen school kunnen genere ren. Ouders en leerlingen tonen zich zonder uitzondering tevreden over `hun' OPDC. In die zin vormen OPDC's een waardevolle aanvulling op de zorgstruc tuur binnen een samenwerkingsverband. Dit sluit aan bij de constatering van een in opdracht van het Ministerie van Onderwijs uitgevoerde evaluatie van de

zorgstructuur in het voortgezet onderwijs6, waarin aandacht werd geschonken

aan de positie van OPDC's binnen de zorgstructuren. Hieruit kwam onder meer naar voren dat voorzover er sprake is van een OPDC, de coördinatoren van de

samenwerkingsverbanden en de vertegenwoordigers van de scholen daarover tevreden zijn. Volgens hen hebben OPDC's een duidelijke meerwaarde en kan er altijd een beroep op worden gedaan voor hulp of advies. Uit dit rapport blijkt ook dat coördinatoren van scholen er weinig voor voelen de gebundelde

diensten en middelen van het OPDC evenredig te verdelen over de scholen binnen het samenwerkingsverband. Dit laatste is in overeenstemming met het feit dat de samenwerkingsverbanden tevreden zijn over de aanwezigheid van het OPDC.


4. De OPDC's bestaan relatief kort. Ze zijn vrijwel allemaal pas in 2002 gevormd.

Ze startten niet vanuit een blanco situatie, maar kwamen grotendeels voort uit voormalige vso-lom-scholen. Hoewel de inspectie heeft kunnen constateren dat er de afgelopen jaren zeker ontwikkeling heeft plaatsgevonden op de OPDC's, zorgt deze voorgeschiedenis toch voor een aantal knelpunten. In de eerste plaats wat betreft de leerlingen. Het vso-lom bediende `eigen' leerlingen die het mavo-diploma konden behalen. Het OPDC heeft een andere

functie: zij moet alle leerlingen met een meervoudige problematiek die zijn toegelaten tot een school voor voortgezet onderwijs onder vastgestelde voor waarden hulp bieden. In de praktijk zijn binnen een OPDC vooral leerlingen op

6 Oberon (2006). De zorgstructuur in het voortgezet onderwijs: evaluatie van het gemengde model van bekostiging

34




het niveau basisberoepsgerichte leerweg sterk vertegenwoordigd. Dit betekent

dat docenten met een andere groep leerlingen, met andere problematiek en andere zorg- en ondersteuningsvragen te maken hebben dan voorheen. Daar naast worden OPDC's geconfronteerd met een toenemende vraag naar zorg voorzieningen voor havo-leerlingen met gedragsstoornissen, veelal binnen het autistisch spectrum. Enkele OPDC's hebben daarom zogenaamde auti-klassen

ingericht.
De nieuwe leerlingengroep betekende daarnaast dat het onderwijsaanbod ver anderd moest worden, met name wat betreft de (voorbereiding op) praktijkvak ken, en het betekende ook dat de gebouwen te weinig passend bleken voor het onderwijs dat men wilde geven.
Ten tweede moest ten tijde van de omvorming tot OPDC een groot aantal voorwaardelijke zaken worden geregeld en ontwikkeld. Zoals de relatie met het samenwerkingsverband en de positie van het OPDC daarbinnen, de relatie met afleverende scholen, het vinden van en het inrichten van een locatie, de

teamvorming, het zoeken naar bruikbare handelingsplannen en een bruikbaar leerlingvolgsysteem.
Kortom: het omvormingsproces was knap ingewikkeld, en de eerste jaren ging

hier veel tijd en energie in zitten. Het is een knappe prestatie te noemen dat de

OPDC's zich desondanks de afgelopen jaren hebben weten te ontwikkelen, en

op waardering van alle betrokkenen kunnen rekenen. De pioniersfase lijkt inmiddels voorbij, en de komende jaren staan de OPDC's

dan ook voor de taak tot verdere verbetering op onderdelen te komen. De besturen binnen het samenwerkingsverband zullen hun bestuurlijke ver antwoordelijkheid voor het OPDC sterker moeten expliciteren, waardoor een duidelijker aansturing ontstaat. Dit kan door bijvoorbeeld een ontwikkelingsa genda te formuleren, waarin wordt vastgesteld:


· welke categorieën zorgleerlingen er binnen het samenwerkingsverband wor den onderscheiden;


· welke zorg voor de onderscheiden categorieën moet worden geboden;
· voor welke categorieën het OPDC zorg biedt;
· over welke bevoegdheden en competenties leraren in het OPDC moeten be

schikken;


· hoe het gebouw van het OPDC dient te zijn ingericht;
· hoe de doorgaande leerlijnen tussen reguliere scholen en OPDC worden ge

garandeerd;


·
hoe de resultaten van de verschillende categorieën zorgleerlingen binnen het samenwerkingsverband worden vastgesteld en verantwoord;
· hoe de afspraken over de zorg binnen het samenwerkingsverband worden

bewaakt.


5. Docenten binnen OPDC's zijn sterk gericht op de pedagogische component van

het onderwijs. De docenten maken veel werk van het creëren van een veilige, ondersteunende sfeer in de klas, het vergroten van het zelfvertrouwen van de leerlingen, en het leren omgaan met sociaal-emotionele problemen. Deze

insteek sluit aan bij de constatering in dit onderzoek dat het merendeel van de

leerlingen op een OPDC te maken heeft met sociaal-emotionele problematiek, meer dan met cognitieve leerachterstanden.
35




De bevoegdheid van docenten speelt hierbij waarschijnlijk een rol. Veel OPDC's

geven aan docenten in de eerste plaats te werven op pedagogische kwalitei ten en competenties, en daarom voorkeur te geven aan docenten met een pabo-achtergrond boven docenten met een lerarenopleiding. Daarnaast zijn de

zittende docenten (die voorheen op het vso-lom zaten) veelal basisonderwijs docenten met een aantekening speciaal onderwijs. De sterke nadruk die er binnen OPDC's ligt op de pedagogische taak brengt

een zekere onderwaardering van de (vak)didactische taak met zich mee. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de geringe aandacht voor de cognitieve ontwikkeling in

handelingsplannen voor leerlingen in vergelijking met de aandacht voor de sociaal emotionele ontwikkeling. Relatief weinig aandacht voor de cognitieve ontwikke ling van leerlingen met problemen is overigens niet kenmerkend voor OPDC's, maar komt in het leerwegondersteunend onderwijs vaker naar voren 7. Blijkbaar is de algemene opvatting dat leerachterstanden thuishoren bij het regulier onderwijs, en sociaal-emotionele problematiek in het niet-regulier on derwijs. Het is zeer de vraag of dit een houdbare opvatting is, zowel voor het regulier onderwijs als voor de OPDC's. Uit het taal- en rekenonderzoek van de

inspectie blijkt bijvoorbeeld dat achterstanden in rekenen en/of taal bij leerlingen vaak niet worden gesignaleerd door het regulier onderwijs. Leerlingen krijgen

daardoor niet de benodigde ondersteuning. De veronderstelling dat cognitieve

en vakinhoudelijke ondersteuning per definitie in goede handen is bij het regulier onderwijs lijkt daarmee niet op te gaan. Vanuit de OPDC's bekeken zou het goed

zijn zich te realiseren dat cognitieve ondersteuning ook van groot belang is voor vergroting van het zelfvertrouwen van leerlingen, en dat de scheiding tussen sociaal-emotionele begeleiding en cognitieve begeleiding dus niet functioneel is. Bovendien volgt een deel van de leerlingen een compleet diplomatraject bij het OPDC, en zal dus ook cognitief moeten worden begeleid.


6. Een klein aantal samenwerkingsverbanden heeft geen OPDC en ook geen

enkele andere voorziening om zorgleerlingen op te vangen. Nader onderzoek is nodig om te beoordelen of en hoe deze samenwerkingsverbanden hun wet telijke zorgtaak vormgeven.

7 Hilbers, G. (2006). Leerlingenzorg in het leerwegondersteunend onderwijs en in het primair onderwijs. Groningen: Rijksuniversiteit.
36




Bijlage I

Onderzoeksopzet en onderzoeksmethoden

Algemeen

Voor de vaststelling welke samenwerkingsverbanden vo-vso een OPDC in stand

houden en in welke verschijningsvorm, zijn diverse bronnen gebruikt. Deze bron nen zijn:

· zorgplannen van de samenwerkingsverbanden;

· lijst van CFI over bij hen bekende OPDC's;

· inspectiebezoeken aan de uit de voorgaande bronnen naar voren gekomen

OPDC's.

De zorgplannen van alle 81 samenwerkingsverbanden vo-vso zijn opgevraagd en geanalyseerd. Dit heeft geleid tot een inventarisatie per samenwerkingsverband van:

· het al dan niet aanwezig zijn van een OPDC binnen het samenwerkingsver

band;

· indien aanwezig: het gehanteerde OPDC-model;
· aanwezigheid van projecten Rebound, Time-out, Trajectklas, Herstart en Op

de rails.
De inventarisatie is ter verificatie aan de coördinatoren van de samenwerkingsver banden voorgelegd en zonodig aangepast.
Bij de door de inspectie bezochte OPDC's is opnieuw bekeken of het hier inderdaad OPDC's in de zin van de wet betrof. Op grond hiervan is een nieuwe, defi nitieve

lijst opgesteld van OPDC's.
Voor het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Onderzoeksvraag 1:

Hoe hebben samenwerkingsverbanden de zorg en begeleiding van leerlingen met leer- en gedragsproblemen georganiseerd?

Onderzoeksvraag 2:

Hoe dragen orthopedagogisch-didactische centra bij aan de zorg voor leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden?

Onderzoeksvraag 1
Voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van de

waarderingen die de inspecteurs tijdens de inspectiebezoeken hebben gegeven op de diverse indicatoren van de kwaliteitsaspecten. In totaal zijn in het analysebestand gegevens van 1.151 instellingen opgenomen. Per analysegegeven zijn alleen die samenwerkingsverbanden geanalyseerd, waarbij het 39




gegeven bij meer dan tachtig procent van de onderliggende instellingen, exclusief de instellingen voor praktijkonderwijs, aanwezig was. Dit leverde een duidelijke be- perking van het onderzoek op, omdat voor een groot deel van de analysegegevens deze grens niet gehaald werd.
Bezoeken OPDC's
In de periode maart tot en met oktober 2008 zijn alle door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden aangedragen OPDC's bezocht. In totaal betrof dit 27 OPDC's verspreid over het land.
Tijdens deze bezoeken is vastgesteld of het hier inderdaad een OPDC betrof en zo ja, welk OPDC-model gehanteerd werd. Daarnaast is tijdens de bezoeken de

kwaliteit van de OPDC's in kaart gebracht, aan de hand van een aantal inspectie instrumenten.
Voor de bezoeken aan de OPDC's zijn vijf instrumenten ontwikkeld:
· een gesprekslijst;

· een waarderingskader voor OPDC met leerlingen;


· een waarderingskader voor OPDC zonder leerlingen;
· een scoringslijst voor lesobservaties;

· een scoringslijst voor leerlingdossiers.

De gesprekslijst biedt inzicht in de opzet van het OPDC, de inbedding in het samen werkingsverband, de grootte en de resultaten van het voorzieningenmodel.

De scoringslijsten voor lesobservaties geven gestructureerde beoordelingen weer

van de lessituaties op de OPDC's.

De scoringslijsten voor leerlingdossiers geven inzicht in de vraag of de dossiers

voldoen aan de hiervoor geldende eisen.

In 2008 heeft de Inspectie van het Onderwijs een waarderingskader ontwikkeld

waarin indicatoren zijn opgenomen die specifiek zijn toegesneden op eisen die aan

het onderwijs en de zorg voor leerlingen in orthopedagogische en orthodidactische

centra kunnen worden gesteld. Met dit waarderingskader zijn de OPDC's onder zocht en beoordeeld. De waarderingkaders zijn geënt op de waarderingskaders van

het speciaal onderwijs en op die van het voortgezet onderwijs.

Het waarderingskader is gesplitst in een waarderingskader voor OPDC's met leer lingen en een waarderingskader voor OPDC's zonder leerlingen.

Het waarderingskader voor OPDC's met leerlingen bestaat uit 53 indicatoren, die

geordend zijn onder negen kwaliteitsaspecten: kwaliteitszorg, leerlingzorg, ontwik keling leerlingen, aanbod, tijd, pedagogisch-didactisch handelen, actieve rol van

leerlingen, schoolklimaat en opbrengsten OPDC.

Het feitelijk bezoek nam per OPDC een dag in beslag en bestond uit de volgende

activiteiten:


·
gesprek met directie/management, eventueel met coördinator en/of voorzitter van het samenwerkingsverband;


· gesprek met teamleden OPDC: docenten en hulpverleners;


· gesprek met groepje leerlingen;

40





· gesprek met groepje ouders;

· analyse handelingsplannen/leerlingdossiers;
· observatie van lesactiviteiten.
Bij de OPDC's die uitsluitend volgens het expertisemodel werken, en dus geen leerlingen in huis hebben, vervielen uiteraard de gesprekken met leerlingen, ouders en docenten.

41




OPDC'S NADER BEKEKEN

Bijlage II
Analysetabellen

Tabel 1 Samenwerkingsverbanden (SWV) naar diverse projecten

Indeling Aantal Rebound Time-out Trajectklas Herstart Op de rails SWV SWV
aantal % aantal % aantal % aantal % aantal % Geen OPDC 64 56 88% 20 31% 7 11% 24 38% 34 53% Wel OPDC 17 14 82% 3 18% 3 18% 7 41% 7 41%
- expertise 4 4 100% 1 25% 1 25% 3 75% 3 75%
- voorziening 1 1 100% 1 100% 1 100%
- combinatie 12 9 75% 2 17% 2 17% 3 25% 3 25% Totaal 81 70 86% 23 28% 10 12% 31 38% 41 51% Tabel 2 Kwaliteitsaspect 1 - Het samenwerkingsverband zorgt systematisch voor behoud en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en begeleiding in het OPDC Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

OPDC heeft inzicht in kenmerken van leerlingen- 13 100% 13 100%

populatie

SWV waaronder OPDC valt, is verantwoordelijk 8 7% 6 4 33% 12 100% voor kwaliteitszorg
Bij zorg voor kwaliteit zijn medewerkers, directie, 7 8% 5 5 42% 12 100%

SWV betrokken
Er zijn streefdoelen geformuleerd voor OPDC

7 54% 6 46% 13 100%

OPDC evalueert systematisch kwaliteit van leren 6 6% 4 7 54% 13 100%

en onderwijzen
OPDC werkt planmatig aan verbeteractiviteiten
7 54% 6 46% 13 100%

OPDC rapporteert inzichtelijk over gerealiseerde
5 8% 3 8 62% 13 100% kwaliteit van onderwijs aan belanghebbenden

OPDC waarborgt sociale veiligheid voor leerlingen
---
92%
---

8% 12 100%

en personeel
Verantwoordelijkheid voor het aanbod is in handen 7 4% 5 6 46% 13 100% van school waar leerling is ingeschreven

43




Tabel 3 Kwaliteitsaspect 2 - Het OPDC beschikt over een cyclisch systeem van leerlingenzorg

Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

OPDC bepaalt bij instroom ontwikkelingsperspec- 9 69% 4 31% 13 100%

tief van leerling

OPDC werkt planmatig aan de ontwikkeling van

9 90% 1 10% 10 100% leerling
OPDC heeft overleg met ouders over hp of op
13 100% 13 100%

OPDC heeft overleg met toeleverende school
9 82% 2 18% 11 100%

over hp of op

Hp of op ondersteunt docent bij pedagogisch
6 55% 5 45% 11 100%

didactisch handelen in les
OPDC gebruikt een samenhangend systeem 12 92% 1 8% 13 100% van instrumenten en procedures voor volgen van

leerling
OPDC zorgt voor effectieve interne afstemming
13 100% 13 100%

OPDC zorgt voor effectieve externe afstemming

---
100%
---
100%

OPDC begeleidt ouders en leerlingen bij keuze 12 100% 12 100%

voor vervolgonderwijs
Tabel 4 Kwaliteitsaspect 3 - De leerlingen ontwikkelen zich naar verwachting Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

Leerlingen halen doelen die in hp zijn beschreven 5 100% 5 100%

Leerlingen functioneren naar verwachting na 6 100% 6 100%

terugplaatsing

Tabel 5 Kwaliteitsaspect 4 - Het OPDC heeft een aanbod dat past bij de leerlingen en voldoet aan de

wettelijke vereisten
Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

OPDC heeft adequaat aanbod gericht op sociaal- 12 92%
---

8% 13 100%

emotionele ontwikkeling van leerlingen

OPDC heeft adequaat aanbod gericht op cogni- 12 92%
---

8% 13 100%

tieve ontwikkeling van leerlingen

Leerstofaanbod in onderbouw voldoet aan wet- 12 100% 12 100%

telijke vereisten
Leerstofaanbod in bovenbouw is dekkend voor de
6 0%
10 6 100% examenprogramma's
Aanbod bouwt voort op aanbod van verwijzende
6 55% 5 45% 11 100%

school
Verantwoordelijkheid cognitieve deel; het aanbod
3 30% 7 70% 10 100% is in handen van school van inschrijving
44




Tabel 6 Kwaliteitsaspect 5 - De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het aanbod eigen te maken

Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

Geplande onderwijstijd voldoet aan wettelijke
13 100% 13 100%

vereisten
OPDC varieert hoeveelheid tijd afhankelijk van
10 77% 3 23% 13 100%

behoeften van leerlingen

Ongeoorloofd verzuim van leerlingen is minimaal 13 100% 13 100%

Onderwijstijd wordt efficiënt ingezet 13 100% 13 100% Verblijfsduur in OPDC is gelimiteerd 9 69% 4 31% 13 100%

Tabel 7 Kwaliteitsaspect 6 - Het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren ondersteunt het leer proces

Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

Leraren bevorderen zelfvertrouwen van leerlingen 13 100% 13 100%

Leraren zorgen ervoor dat leerlingen op respect- 13 100% 13 100%

volle manier met elkaar en met leraren omgaan

Leraren realiseren een taakgerichte werksfeer 12 100% 12 100%

Leraren leggen duidelijk uit 13 100% 13 100%

Leraren stimuleren leerlingen tot denken 9 75% 3 25% 12 100%

Leraren stemmen didactisch handelen af op
8 2% 6 5 38% 13 100% verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen
Tabel 8 Kwaliteitsaspect 7 - De leerlingen spelen een actieve en zelfstandige rol bij de onderwijsactivi teiten.
Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

Leerlingen zijn actief betrokken bij onderwijsac- 8 62% 5 38% 13 100% tiviteiten
Leerlingen krijgen inzicht in leer- en ontwikke- 10 83% 2 17% 12 100%

lingsproces
Leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor 6 50%
---
50% 12 100%

organisatie van eigen leerproces

Leerlingen werken op doelmatige wijze samen 1 11% 8 89% 9 100%

45




Tabel 9 Kwaliteitsaspect 8 - Het OPDC biedt leerlingen, ouders en medewerkers een respectvolle en

veilige omgeving

Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

Leerlingen voelen zich aantoonbaar gerespecteerd 13 100% 13 100%

en veilig in OPDC

Ouders zijn betrokken bij OPDC, door activiteiten
---
85%
---
15% 13 100%

die OPDC daartoe onderneemt
Medewerkers voelen zich aantoonbaar gerespec- 13 100% 13 100%

teerd en veilig in OPDC

OPDC heeft inzicht in beleving van sociale veilig- 8 62% 5 38% 13 100% heid
OPDC heeft veiligheidsbeleid gericht op voorko- 11 85% 2 15% 13 100%

men van incidenten in en om OPDC

OPDC heeft veiligheidsbeleid gericht op afhande- 13 100% 13 100%

ling van incidenten in en om OPDC

Inrichting van gebouw en lesruimten getuigen van
6 46% 7 54% 13 100%

inspirerende leeromgeving
Tabel 10
Kwaliteitsaspect 9 - De aanpak in het OPDC is erop gericht de leerlingen terug te plaatsen in het regulier onderwijs of in een vervolgtraject

Indicator Ja Nee Totaal n % n % n %

OPDC hanteert heldere criteria voor in- en

---
92%
---
8%
12 100%

terugstroom

OPDC en school werken samen tijdens proces
5 42% 7 58% 12 100% en gaan samen effecten na van plaatsing in OPDC

OPDC volgt ontwikkeling van leerlingen syste- 13 100%
13 100%

matisch
OPDC begeleidt leerlingen en ouders bij terug- 13 100% 13 100%

plaatsing en/of plaatsing in vervolgtraject
OPDC en SWV werken structureel samen met 12 92%
---
8% 13 100%

ketenpartners

46




Inspectie van het Onderwijs

Park Voorn 4
Postbus 2730

3500 GS Utrecht

www.onderwijsinspectie.nl
Exemplaren van deze uitgave kunt u gratis bestellen bij Postbus 51 onder vermelding van het ISB-nummer of het

Postbus 51-nummer. U kunt bellen naar 0800 - 8051 (gratis) of via internet op www.postbus51.nl
Postbus 51- nummer 22BR2009B006

ISBN: 978-90-8503-145-1

Afdeling Communicatie, Inspectie van het Onderwijs Blik grafisch ontwerp, Utrecht

Roto Smeets Grafi Services, Utrecht
Inspectierapport 2009-06

April 2009

www.onderwijsinspectie.nl
© Auteursrecht voorbehouden
Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de

inhoud van deze uitgave op welke wijze dan ook, zonder

voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrecht hebbende is verboden, behoudens de beperkingen bij de

wet gesteld. Het verbod betreft ook gehele of gedeeltelijke

bewerking.