Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
31 924 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2008
nr. Verslag houdende lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel (Kamerstuk 31 924, nr. 4), heeft de eer als volgt verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen. De daarop door de regering gegeven antwoorden
zijn hierbij afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie
Boeve
Nr Vraag Blz
van tot
1 Hoe kan het dat op diverse niet-wettelijke budgetten ca. 5,5 miljoen niet tot besteding is 2
gekomen? Het betreft hier onder meer de budgetten voor projecten en - experimenten
leerlinggebonden financiering (LGF), lerarenbeleid, segregatie en begin- en tussentoets.
De onderuitputting heeft diverse oorzaken. De grootste onderdelen betreffen de
leerlinggebonden financiering (LGF) en het lerarenbeleid. Bij 'LGF' is het betaalritme
aangepast. Bij `lerarenbeleid' hebben minder directeuren gebruik gemaakt van de
`stimuleringsregeling beginnende directeuren' dan verwacht.
2 Ontvangen de scholen die voor het eerst in het schooljaar 2008/09 maatschappelijke stage 3
aanbieden en hiervoor niet de vergoeding per leerling hebben ontvangen, deze vergoeding
alsnog in 2009 samen met de vergoeding voor schooljaar 2009/2010?
De scholen die ten onrechte een deel van de vergoeding voor het schooljaar 2008/2009 niet
in december 2008 hadden ontvangen, hebben deze vergoeding inmiddels ontvangen en wel
in de maand februari 2009. Daarbij hebben ze tegelijkertijd ook het resterende deel van de
vergoeding voor het schooljaar 2008/2009 ontvangen, dat eigenlijk conform de regelgeving
in maart 2009 zou worden uitbetaald.
De vergoeding voor het schooljaar 2009/2010 vindt plaats op de momenten zoals in de
regelgeving is voorzien, namelijk een deel in november 2009 en een deel in maart 2010.
3 Hoe valt te verklaren dat op artikel 11 de uitgaven worden verlaagd met 206,1 miljoen 5
(technische mutaties 62,6 miljoen en autonome mutaties 143,5 miljoen)?
De technische uitgavenmutaties van per saldo - 62,6 miljoen bestaan voornamelijk (-
64,2 miljoen) uit niet-relevante uitgaven bij het onderdeel prestatiebeurs.
Bij zowel het ho (- 44,4 miljoen) als bij de bol (- 19,8 miljoen) zijn de niet-relevante
uitgaven lager. Bij het ho kwam dit vooral door lagere aantallen studerenden dan geraamd
met een basisbeurs en een lager gebruik van de aanvullende beurs (zie ook antwoord op
vraag 88 over het jaarverslag van OCW). In de bol waren de aantallen deelnemers met een
basisbeurs lager dan geraamd, voornamelijk door controleresultaten van de IB-Groep.
Totaal antwoorden slotwet 2008.DOC 1/2
De autonome uitgavenmutatie van - 143,5 miljoen is voor het grootste deel het gevolg
van het feit dat een gedeelte van de kasschuif OV-kaart van 300 miljoen niet in 2008
uitgevoerd kon worden. Dit gedeelte betrof - 114,8 miljoen.
Het restant van de autonome uitgavenmutatie van - 28,7 miljoen wordt gevormd door
kasrealisaties over 2008 op de overige relevante uitgavenonderdelen binnen artikel 11.
Totaal antwoorden slotwet 2008.DOC 2/2