Ministerraad
Kabinet wil aanpassing stelsel woningcorporaties
Persbericht | 12-06-2009
De ministerraad heeft op voorstel van minister Van der Laan voor
Wonen, Wijken en Integratie ingestemd met aanpassingen in het
woningcorporatiestelsel. Het is wenselijk om een nieuwe balans te
vinden tussen het zelfstandige maatschappelijke ondernemerschap van
corporaties en de publieke waarborgen in een duurzaam
corporatiestelsel. Het kabinet wil onder meer toe naar een nieuwe vorm
van toezicht.
Er is volgens het kabinet vernieuwing nodig in de relatie tussen
woningcorporaties, overheid en lokale belanghebbenden, in het
werkdomein en voor wat betreft de staatssteunkwestie. Ook in de
verbindingen van corporaties moeten vernieuwingen plaatsvinden, in de
balans tussen sturing en regulering door de sector en door het interne
toezicht enerzijds en publieke waarborgen anderzijds. Ook zijn
wijzigingen noodzakelijk met betrekking tot integriteit,
schaalgrootte, fusies en de organisatie van het externe toezicht.
Het kabinet acht goed toezicht nodig om het corporatiestelsel goed te
laten werken. Zowel het interne als externe toezicht moet effectief en
doelmatig zijn. Daarom is besloten al het externe toezicht bij één
onafhankelijke Autoriteit neer te leggen, waarin de huidige
toezichthouder, het Centraal Fonds Volkshuisvesting, opgaat. Voor het
externe toezicht beoordeelt de Autoriteit de verklaringen, die de
Raden van Commissarissen (RvC's) van de corporaties voortaan moeten
afgeven over het maatschappelijke presteren, de financiële
continuïteit, de inzet van het vermogen en de doelmatigheid, de
rechtmatigheid, de integriteit en de governance.
De minister voor WWI houdt de bevoegdheid zwaardere sancties te
treffen, die het bestuur (benoeming bewindvoerder) of zelfs de hele
organisatie (intrekken toelating) direct raken.. Hij houdt ook de
bevoegdheid een externe toezichthouder aan te stellen bij de RvC en
hij krijgt de bevoegdheid de RvC te ontslaan. De Autoriteit zal de
minister daarover adviseren.
De RvC's zullen professioneler moeten gaan opereren. Er zullen nieuwe
eisen aan commissarissen worden gesteld, bijvoorbeeld met betrekking
tot opleidingeisen, ervaringsniveau, zittingsduur en het aantal
commissariaten. In de Woningwet wordt een ontslagmogelijkheid
opgenomen voor RvC's bij slecht functioneren of het afgeven van
onjuiste verklaringen. Het kabinet acht het van belang dat bij de
RvC's een cultuuromslag plaatsvindt gericht op een groter besef van de
verantwoordelijkheid en een kritischer houding ten opzichte van het
bestuur.
Wat betreft de salarissen van de bestuurders van de corporaties komt
het kabinet snel met wetgeving om die salarissen te normeren. Het
kabinet wil deze salarissen maximeren tot het wettelijk vastgelegde
normbedrag voor de semipublieke sector. De RvC moet erop toezien dat
de corporatie sober en doelmatig met haar geld omgaat. Zij moet
hierover jaarlijks een verklaring aan de Autoriteit afleggen.
Corporaties zullen met de gemeenten waar zij actief zijn
resultaatgerichte en handhaafbare prestatieafspraken maken. De taken
en het werkdomein van de corporaties blijven gelijk, maar het kabinet
wil geen structuren meer toestaan die onoverzichtelijk zijn. Er komen
strikte regels voor het onderbrengen van activiteiten van corporaties
in dochterbedrijven. Die dochters mogen alleen wat de moedercorporatie
ook mag.
Als een corporatie wil investeren in een project met een commercieel
karakter, moet de corporatie aan diverse eisen voldoen. Zo moet de
corporatie die activiteit in een dochter onderbrengen. Daarbij mag de
woningcorporatie onder andere slechts aandelenkapitaal verschaffen tot
maximaal 33 procent van het balanstotaal van die dochter. Andere
investeerders buiten de corporaties moeten dus ook investeren in dat
project. Dit om het risico op verlies van maatschappelijk vermogen te
verkleinen.
Het kabinet wil de risico's van belangenvermenging bij verbindingen
van corporaties met andere maatschappelijke instellingen voorkomen
door voortaan geen personele unies meer toe te staan op het niveau van
de RvC's. Corporaties mogen voortaan in heel Nederland werkzaam zijn.
Wanneer corporaties willen fuseren, wordt meer dan voorheen gekeken of
dat nodig en wenselijk is. Gemeenten en huurdersorganisatie(s) worden
hierbij betrokken. De fusiecriteria uit 2002 worden aangescherpt,
waarbij in ieder geval een fusie-effecttoets wordt gevraagd. Bij die
toets wordt bekeken of er mogelijke alternatieven voor de fusie zijn.