Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 2500 BJ Den Haag
DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
Kennis/2009/128984
Bijlagen
---
Datum 12 juni 2009
Betreft onderwijsonderzoek
Hierbij informeer ik u over een aantal activiteiten op het gebied van het
onderwijsonderzoek. Ook schets ik u het traject dat mij hierna voor ogen staat.
1. De (zelf)evaluatie van het NWO - Programma Onderwijsonderzoek 1997-2009
Onderwijsonderzoek in de tweede geldstroom (d.w.z. in wetenschappelijke
competitie te verwerven onderzoek) vindt sinds 1997 plaats onder auspiciën van
NWO op basis van een convenant met OCW. NWO heeft voor de uitvoering
daarvan een programmaraad voor onderwijsonderzoek ingesteld. Ik heb deze
programmaraad (verder NWO/PROO) gevraagd de uitvoering van het convenant
over deze periode van ruim twaalf jaar te evalueren.
NWO/PROO heeft deze evaluatie uitgevoerd volgens het evaluatieprotocol van
NWO/Maatschappij- en Gedragswetenschappen. De PROO heeft op mijn verzoek
expliciet aandacht gegeven aan drie aspecten: (1) de aansluiting van de
programmering op de belangrijkste vragen van het onderwijs, (2) de inschakeling
van nieuwere disciplines als de hersen- en cognitiewetenschappen en (3) de
relatie tussen onderzoek en praktijk.
Ik breng u hierbij het rapport van deze zelfevaluatie en een samenvatting ervan
ter kennis (de bijlagen 1A en 1B).
2. De externe evaluatie van NWO/PROO 1997-2009
Om een goed beeld te krijgen is, naast de zelfevaluatie, ook een onafhankelijke
blik nodig. Daarom heb ik een aantal deskundigen van buiten NWO/PROO
gevraagd de zelfevaluatie te toetsen in het licht van het convenant OCW - NWO
en de balans op te maken van het onderbrengen van het onderwijsonderzoek bij
NWO. Deze commissie bestond uit vier leden met expertise van onderzoek,
beleid, praktijk en bestuur, ondersteund door een secretaris, die hun werk op
persoonlijke titel hebben verricht. Zij hebben gesprekken gevoerd met partijen
die belang hebben bij goed onderwijsonderzoek als de PO- en de VO-Raad, de
Inspectie van het Onderwijs, de Onderwijsraad en de lerarenopleidingen alvorens
tot hun bevindingen te komen.
Ik breng u hierbij ook het rapport van deze externe evaluatie onder de aandacht
(de bijlage 2).
a
na 1 van 2
Pagi
3. De conclusies Datum
12 juni 2009
Uit beide rapporten komt naar voren dat NWO/PROO goed werk heeft verricht en Onze referentie
de meeste doelstellingen van het convenant heeft bereikt. Het (fundamenteel- Kennis/2009/128984
strategisch) onderzoek is van hoge wetenschappelijke kwaliteit, ook in
internationaal opzicht; de cohortstudies (COOL 5-18, onlangs uitgebreid met de
leeftijdsgroep 2 tot 5 jaar) zijn als longitudinale studie uniek in de wereld; de
NWO-gelden hebben de eerste geldstroom versterkt zodat er een nieuwe
generatie onderwijsonderzoekers is ontstaan.
Maar deze gedeelde positieve evaluatie mag geen aanleiding zijn voor
zelfgenoegzaamheid. NWO/PROO stelt zelf een aantal verbeteringen voor, deels
binnen het convenant te realiseren, deels aanpassing ervan vereisend. Zo zou de
PROO de eerder gescheiden onderzoeksprogramma's (fundamenteel-strategisch,
beleidsgericht en praktijkgericht) beter op elkaar willen afstemmen en de relatie
met OCW en de praktijk versterken. En, zo concludeert de externe commissie, de
werking van NWO/PROO en de efficiëntie van het onderwijsonderzoek in
Nederland kunnen nog beter. Er zijn de laatste tijd veel nieuwe geldstromen in
het leven geroepen die geheel langs NWO/PROO heen gaan, waardoor
versnippering met mogelijk kwaliteitsverlies is ontstaan. De commissie stelt een
aantal verbeteringen voor, deels gericht aan NWO/PROO, deels aan het
ministerie, o.a. om de verschillende geldstromen beter op elkaar af te stemmen.
4. Verdere stappen
Ik stel mij nu het volgende voor.
Samen met NWO/PROO bekijk ik welke verbeteringen in de besteding van de
tweede geldstroom op korte termijn mogelijk zijn en op welke punten het
convenant daarvoor moet worden aangepast. Het streven daarbij is om per 1
januari 2010 een aangepast convenant in werking te laten treden. Te denken valt
o.a. aan het beter afstemmen van onderzoeksprogramma's van verschillende
instanties en het instellen van een gebruikerspanel bij de PROO.
Daarnaast ben ik voornemens om de hele sector van het onderwijsonderzoek
(inclusief de eerste geldstroom) in kaart te laten brengen. Het gaat er daarbij om
de wetenschappelijke waarde van de onderwijswetenschappen als geheel in beeld
te brengen, en ook de maatschappelijke waarde. De kwaliteit van het onderwijs is
immers gebaat bij een sterke sector onderwijsonderzoek die ook concrete vragen
waarvoor de onderwijspraktijk zich gesteld ziet, op de agenda heeft. Een dergelijk
sectorplan onderwijsonderzoek zou een vergelijkbaar karakter moeten hebben als
het recent Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen.
Voor dit moment zijn dit de actuele ontwikkelingen op het gebied van het
onderwijsonderzoek in Nederland waarover ik u wil informeren.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 2 van 2