European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|Brussel, 15 juni 2009                                               |
|11034/09 (Presse 179)                                               |
|P 68                                                                |
|(OR. en)                                                            |
|PERSMEDEDELING                                                      |
|Betreft:                                                            |
|Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie          |
|betreffende de voortzetting van de massa-executies in Irak          |
De Europese Unie is zeer verontrust over berichten dat de afgelopen dagen in Irak opnieuw terechtstellingen van ter dood veroordeelden hebben plaatsgevonden, in totaal waarschijnlijk 20 personen. Bovendien is de Europese Unie uiterst gealarmeerd over aanwijzingen dat nog meer massa- executies ophanden zijn.

De Europese Unie is in alle gevallen en alle omstandigheden gekant tegen de doodstraf. Wij zijn van oordeel dat de afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de verbetering van de menselijke waardigheid en de gestage ontwikkeling van de mensenrechten. De Europese Unie acht de doodstraf wreed en onmenselijk. Wij zijn er vast van overtuigd dat zij geen extra afschrikkend effect heeft.

De hervatting van de tenuitvoerlegging van de doodstraf schaadt het positieve imago van Irak en van zijn prestaties juist op het moment waarop dit imago begint te verbeteren, en draagt niet bij tot de inspanning die erop gericht is de internationale gemeenschap en de publieke opinie bewuster te maken van de positieve ontwikkelingen in Irak.

De Europese Unie is met name bezorgd over de wijze waarop de doodstraf wordt toegepast in Irak, een land waar het gerechtelijk apparaat nog in ontwikkeling is. De EU herinnert eraan dat gerechtelijke dwalingen bij de toepassing van de doodstraf een onherstelbaar en onomkeerbaar verlies van mensenlevens betekenen.

De Europese Unie beschouwt het als onontbeerlijk dat staten die vasthouden aan de toepassing van de doodstraf, deze uitvoeren met inachtneming van de internationale verplichtingen op het gebied van de bescherming van de mensenrechten. Hiertoe behoort ook de regel dat de doodstraf alleen mag worden toegepast op grond van een definitief vonnis, na een juridische procedure die alle mogelijke waarborgen biedt voor een eerlijk proces, en die minimaal gelijk zijn aan die vervat in artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waaronder het recht op adequate rechtsbijstand in alle stadia van de procedure voor eenieder die verdacht of beschuldigd wordt van een misdrijf waarvoor de doodstraf kan worden opgelegd.

De EU dringt er dan ook bij de regering van Irak op aan het feitelijk moratorium op de tenuitvoerlegging van de doodstraf, dat in Irak sinds augustus 2007 in acht werd genomen, in afwachting van de wettelijke afschaffing te herstellen. Dit moratorium dient alle personen te betreffen die in Irak ter dood veroordeeld zijn. Een dergelijke stap zou in overeenstemming zijn met de wereldwijde tendens in de richting van afschaffing, die, onder meer, blijkt uit de recente resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin tot een moratorium met het oog op de afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven wordt opgeroepen.

De kandidaat-lidstaten Turkije, Kroatië* en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië*, de landen van het stabilisatie- en associatieproces en mogelijke kandidaat-lidstaten Albanië en Montenegro, en de EVA-landen IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsmede Oekraïne, de Republiek Moldavië en Armenië, sluiten zich bij deze verklaring aan.


* Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië blijven deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces.