Gerechtelijke organisatie

Op 19 juni 2009 uitspraak Hoge Raad over emigratieheffing op pensioenaanspraken

Den Haag, 17 juni 2009 - Deze zaak betreft een regeling die met ingang van 2001 is ingevoerd in de Wet inkomstenbelasting 2001. Die regeling komt erop neer dat bij emigratie van een belastingplichtige, die in Nederland pensioenrechten heeft opgebouwd, de (contante) waarde van zijn pensioenaanspraken tot het belastbare inkomen wordt gerekend. Hij wordt geacht dit inkomen te hebben genoten op het moment dat onmiddellijk aan de emigratie voorafgaat. De belasting hierover hoeft in beginsel alleen te worden betaald indien het pensioen binnen een periode van 10 jaar wordt afgekocht.
Deze regeling is in de wet opgenomen omdat de Nederlandse wetgever het wenselijk vond in een aantal situaties een Nederlandse fiscale claim te behouden op pensioenen van emigranten. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de eerdere toekenning van het recht op pensioen en de daarmee samenhangende premiebetalingen voor de opbouw van het pensioen in Nederland onbelast plaatsvinden.

De Nederlandse fiscale claim op het pensioen blijft in stand als een belastingplichtige in Nederland woont. Als de betrokkene in het buitenland woont, kan dat anders liggen.
Nederland heeft namelijk met een groot aantal landen belastingverdragen gesloten. In een aantal van die verdragen is bepaald dat belasting over pensioenen en soortgelijke beloningen (zoals de afkoopsom voor een pensioen) alleen mag worden geheven door het land waar de belastingplichtige woont. De vraag die nu in een aantal procedures voorligt, is of de Nederlandse heffing bij emigratie in strijd is met een dergelijk belastingverdrag. De Hoge Raad zal hierover op 19 juni 2009 uitspraak doen.

De feiten in deze zaak
In deze zaak (met zaaknr. 43978) ging het om een belastingplichtige die in 2001 vanuit Nederland naar Frankrijk is geëmigreerd. Op dat moment had hij aanspraken op pensioen bij een groot Nederlands pensioenfonds.
De belastinginspecteur heeft een aanslag over het jaar van emigratie opgelegd, waarbij inkomstenbelasting is geheven over de (contante) waarde van de pensioenaanspraken op het moment van emigratie. De belastingplichtige heeft deze aanslag in eerste aanleg bestreden voor de rechtbank Breda.

Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank Breda heeft de belastingplichtige in het gelijk gesteld, en de aanslag vernietigd (zie de uitspraak van 15 maart 2006, nr. 05/1048,LJN AV9096). De rechtbank baseert dit op het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk uit 1973. In dat verdrag is bepaald dat zowel pensioenen als andere soortgelijke beloningen slechts belastbaar zijn in de woonstaat van de belastingplichtige. Door het opleggen van de onderhavige aanslag bij emigratie handelt de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de bepalingen van het belastingverdrag met Frankrijk en met de goede trouw die Nederland jegens Frankrijk als verdragspartner verschuldigd is.

Uitspraak van het gerechtshof
De belastinginspecteur heeft hoger beroep ingesteld. Daarop heeft het hof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2007 uitspraak gedaan (zaak nr. 06/00090). Het hof heeft de inspecteur in het ongelijk gesteld. Het hof was het geheel eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft deze uitspraak dan ook in stand gelaten.

Cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën De staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Hij betoogt in de eerste plaats dat Nederland de eerder verleende vrijstelling voor de toekenning van de pensioenaanspraken en voor de daarmee samenhangende premiebetalingen mag terugnemen.
Verder voert de staatssecretaris aan dat Nederland in dit geval door het belastingverdrag met Frankrijk niet wordt beperkt in zijn heffingsrechten, omdat het belastbare feit zich voordoet op een moment waarop de belastingplichtige nog inwoner van Nederland is.

Conclusie van de advocaat-generaal
Op 31 januari 2008 heeft advocaat-generaal P.J. Wattel zijn conclusie uitgebracht, dat is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad (zie LJN BC5201). Hij is van mening dat het cassatieberoep van de staatssecretaris verworpen moet worden. Naar zijn oordeel is de aanslag terecht vernietigd door de rechtbank.

Beslissing van de Hoge Raad
De Hoge Raad doet op vrijdag 19 juni 2009, 10.00 uur, uitspraak in deze zaak. Rond 10.30 uur zal een samenvatting van de uitspraak naar de pers worden gestuurd en op de website van de Hoge Raad worden gepubliceerd. Zo snel mogelijk daarna zal ook de volledige uitspraak worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Persraadsheer mr. M.A. Fierstra zal op 19 juni 2009 van 10.30 tot 12.00 uur bereikbaar zijn (via onderstaand telefoonnummer) voor het geven van een toelichting.

Den Haag, 17 juni 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 17 juni 2009 Naar boven