Op 19 juni uitspraak Hoge Raad over successierecht bij een zgn.
turbotestament
Den Haag, 17 juni 2009 - Bij een vruchtgebruiktestament zijn de
kinderen van de erflater de erfgenamen en krijgt de echtgenoot van de
overledene (de langstlevende) het vruchtgebruik van de nalatenschap.
Die nalatenschap bestaat dan uit het aandeel van de erflater in de
huwelijksgoederengemeenschap (meestal de helft). De kinderen betalen
minder successierecht dan zij zouden betalen bij verkrijging van de
volle eigendom, omdat op de verkregen (blote) eigendom een
vruchtgebruik drukt. Hierdoor is de waarde lager.
Als later de langstlevende echtgenoot overlijdt eindigt diens
vruchtgebruik, maar hoeven de kinderen geen successierecht te betalen
over de aangroei van hun blote eigendom tot volle eigendom die daaruit
volgt. Bij dat overlijden moeten zij wel successierecht betalen over
de volle waarde van de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot
(de andere helft van de huwelijksgoederengemeenschap).
Een zogenaamd "turbotestament" is een versterkte variant van een
vruchtgebruiktestament. Bij een turbotestament wordt de langstlevende
echtgenoot verplicht om ook zijn eigen helft van de
huwelijksgoederengemeenschap aan de nalatenschap toe te voegen. Hij
krijgt dan vruchtgebruik van het geheel, dus van beide helften. Deze
testamentvorm is erop gericht dat de kinderen bij het eerste
overlijden successierecht betalen over de (blote) eigendom van het
aandeel van beide ouders en bij het tweede overlijden geen
successierecht hoeven te betalen.
De Belastingdienst heeft zich op het standpunt gesteld dat na het
tweede overlijden wél successierecht moet worden betaald over de helft
van de huwelijksgoederengemeenschap die van de langstlevende
echtgenoot afkomstig was. Volgens de Belastingdienst heeft de
langstlevende echtgenoot zelf een vruchtgebruik op die helft
gevestigd, en voor dat geval bepaalt artikel 10 van de Successiewet
bij wijze van fictie dat die helft tot de nalatenschap van de
langstlevende echtgenoot behoort en dus bij de kinderen kan worden
belast.
Artikel 10 van de Successiewet bepaalt: Al wat iemand ten koste van
erflaters vermogen heeft verkregen in verband met een rechtshandeling,
waarbij de overledene partij was, wordt, (...) voor de regeling van de
rechten van successie en overgang, geacht krachtens erfrecht door het
overlijden te zijn verkregen.
De rechtbank Haarlem (2.10.2006, LJN AZ0148) en het hof Amsterdam
(1.2.2008, LJN BC4082) gaven de Belastingdienst gelijk.
De procedure bij de Hoge Raad
De beide kinderen hebben cassatieberoep ingesteld omdat volgens hen
artikel 10 van de Successiewet niet van toepassing is. Mocht dat toch
het geval zijn, dan bepleiten zij dat voor de hoogte van het
successierecht rekening wordt gehouden met het (meerdere)
successierecht dat is betaald bij het eerste overlijden.
Advocaat-generaal C.W.M van Ballegooijen heeft in zijn conclusie van 2
december 2008 (LJN BG6455) aan de Hoge Raad advies uitgebracht. Hij is
van mening dat artikel 10 Successiewet wél van toepassing is en dat
voor verrekening van eerder betaald successierecht geen plaats is.
De Hoge Raad doet op vrijdag 19 juni 2009 om 10.00 uur uitspraak in
deze zaken. Een samenvatting van de uitspraak wordt rond 10.30 uur aan
de pers gestuurd. De samenvatting en de volledige uitspraak worden
tegelijkertijd op rechtspraak.nl gepubliceerd.
Persraadsheer mr. M.A. Fierstra zal op 19 juni 2009 van 10.30 tot
12.00 uur bereikbaar zijn (via onderstaand telefoonnummer) voor het
geven van een toelichting.
Den Haag, 17 juni 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 17 juni 2009 Naar boven