Successierecht kan worden geheven bij een turbotestament
Den Haag, 19 juni 2009 - De Hoge Raad heeft op 19 juni geoordeeld dat
het zgn. "turbotestament" niet leidt tot de beoogde belastingbesparing
en zelfs averechts kan werken.
Volgens de Hoge Raad is de langstlevende echtgenoot als partij
betrokken geweest bij het ontstaan van het vruchtgebruik op zijn
aandeel in de huwelijksgoederengemeenschap.
De kinderen hebben hierbij ten laste van het vermogen van de
langstlevende blote eigendom verkregen en die verkrijging valt bij het
overlijden van de langstlevende alsnog in zijn nalatenschap.
Volgens de Hoge Raad biedt de wet geen mogelijkheid om successierecht
dat bij het eerste overlijden in verband met de verkrijging van die
blote eigendom is betaald in mindering te brengen op het na het
overlijden van de langstlevende verschuldigde recht.
Het cassatieberoep is afgewezen en de Belastingdienst heeft gelijk
gekregen.
Achtergrond
Bij een vruchtgebruiktestament zijn de kinderen van de erflater de
erfgenamen en krijgt de echtgenoot van de overledene (de
langstlevende) het vruchtgebruik van de nalatenschap. Die nalatenschap
bestaat dan uit het aandeel van de erflater in de
huwelijksgoederengemeenschap (meestal de helft). De kinderen betalen
minder successierecht dan zij zouden betalen bij verkrijging van de
volle eigendom, omdat op de verkregen (blote) eigendom een
vruchtgebruik drukt. Hierdoor is de waarde lager.
Als later de langstlevende echtgenoot overlijdt eindigt diens
vruchtgebruik, maar hoeven de kinderen geen successierecht te betalen
over de aangroei van hun blote eigendom tot volle eigendom die daaruit
volgt. Bij dat overlijden moeten zij wel successierecht betalen over
de volle waarde van de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot
(de andere helft van de huwelijksgoederengemeenschap).
Een zogenaamd "turbotestament" is een versterkte variant van een
vruchtgebruiktestament. Bij een turbotestament wordt de langstlevende
echtgenoot verplicht om ook zijn eigen helft van de
huwelijksgoederengemeenschap aan de nalatenschap toe te voegen. Hij
krijgt dan vruchtgebruik van het geheel, dus van beide helften. Deze
testamentvorm is erop gericht dat de kinderen bij het eerste
overlijden successierecht betalen over de (blote) eigendom van het
aandeel van beide ouders en bij het tweede overlijden geen
successierecht hoeven te betalen.
De Belastingdienst heeft zich op het standpunt gesteld dat na het
tweede overlijden wél successierecht moet worden betaald over de helft
van de huwelijksgoederengemeenschap die van de langstlevende
echtgenoot afkomstig was. Volgens de Belastingdienst heeft de
langstlevende echtgenoot zelf een vruchtgebruik op die helft
gevestigd, en voor dat geval bepaalt artikel 10 van de Successiewet
bij wijze van fictie dat die helft tot de nalatenschap van de
langstlevende echtgenoot behoort en dus bij de kinderen kan worden
belast.
Artikel 10 van de Successiewet bepaalt: Al wat iemand ten koste van
erflaters vermogen heeft verkregen in verband met een rechtshandeling,
waarbij de overledene partij was, wordt, (...) voor de regeling van de
rechten van successie en overgang, geacht krachtens erfrecht door het
overlijden te zijn verkregen.
De rechtbank Haarlem (2.10.2006, LJN AZ0148) en het hof Amsterdam
(1.2.2008, LJN BC4082) gaven de Belastingdienst gelijk.
De procedure bij de Hoge Raad
De beide kinderen hebben cassatieberoep ingesteld omdat volgens hen
artikel 10 van de Successiewet niet van toepassing is. Mocht dat toch
het geval zijn, dan bepleiten zij dat voor de hoogte van het
successierecht rekening wordt gehouden met het (meerdere)
successierecht dat is betaald bij het eerste overlijden.
Advocaat-generaal C.W.M van Ballegooijen heeft in zijn conclusie van 2
december 2008 aan de Hoge Raad advies uitgebracht. Hij is van mening
dat artikel 10 Successiewet wél van toepassing is en dat voor
verrekening van eerder betaald successierecht geen plaats is.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft eveneens geoordeeld dat artikel 10 Successiewet op
deze situatie van toepassing is. Volgens de Hoge Raad is de
langstlevende echtgenoot als partij betrokken geweest bij het ontstaan
van het vruchtgebruik op zijn aandeel in de
huwelijksgoederengemeenschap. De kinderen hebben hierbij ten laste van
diens vermogen blote eigendom verkregen en die verkrijging valt bij
zijn overlijden alsnog in zijn nalatenschap. Volgens de Hoge Raad
biedt de wet geen mogelijkheid om successierecht dat bij het eerste
overlijden in verband met de verkrijging van die blote eigendom is
betaald in mindering te brengen op het thans verschuldigde recht.
De uitspraak betekent dat het turbotestament niet leidt tot de beoogde
belastingbesparing en zelfs averechts kan werken.
Gevolg van deze uitspraak
Het door de kinderen ingestelde cassatieberoep is afgewezen Dat
betekent dat de belastingdienst in het gelijk is gesteld.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 19 juni
2009. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak
is laatstgenoemde bindend.
Persraadsheer mr. M.A. Fierstra zal op 19 juni 2009 van 10.30 tot
12.00 uur bereikbaar zijn (via onderstaand telefoonnummer) voor het
geven van een toelichting.
Den Haag, 19 juni 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummer
BG6455
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 19 juni 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie