Hoge Raad der Nederlanden

Fiscus mag geen belasting over pensioenaanspraken heffen bij emigratie naar Frankrijk

Op 19 juni 2009 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een zaak over emigratieheffing met betrekking tot pensioenen. De Hoge Raad heeft beslist dat de belastingheffing bij emigratie over opgebouwde pensioenaanspraken van de emigrant in strijd is met het belastingverdrag met Frankrijk. Dit verdrag bepaalt dat alle inkomsten die uit een pensioenaanspraak voortvloeien uitsluitend belastbaar zijn in het woonland van de belastingplichtige, in dit geval Frankrijk. Nederland moet daarom in dit geval van de heffing bij emigratie afzien.

Achtergrond
Deze zaak betreft een regeling die met ingang van 2001 is ingevoerd in de Wet inkomstenbelasting 2001. Die regeling komt erop neer dat bij emigratie van een belastingplichtige, die in Nederland pensioenrechten heeft opgebouwd, de (contante) waarde van zijn pensioenaanspraken tot het belastbare inkomen wordt gerekend. Hij wordt geacht dit inkomen te hebben genoten op het moment dat onmiddellijk aan de emigratie voorafgaat. De belasting hierover hoeft in beginsel alleen te worden betaald indien het pensioen binnen een periode van 10 jaar wordt afgekocht.
Deze regeling is in de wet opgenomen omdat de Nederlandse wetgever het wenselijk vond in een aantal situaties een Nederlandse fiscale claim te behouden op pensioenen van emigranten. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de eerdere toekenning van het recht op pensioen en de daarmee samenhangende premiebetalingen voor de opbouw van het pensioen in Nederland onbelast plaatsvinden.
De Nederlandse fiscale claim op het pensioen blijft in stand als een belastingplichtige in Nederland woont. Als de betrokkene in het buitenland woont, kan dat anders liggen. Nederland heeft namelijk met een groot aantal landen belastingverdragen gesloten. In een aantal van die verdragen is bepaald dat belasting over pensioenen en soortgelijke beloningen (zoals de afkoopsom voor een pensioen) alleen mag worden geheven door het land waar de belastingplichtige woont. De vraag die nu in een aantal procedures voorligt, is of de Nederlandse heffing bij emigratie in strijd is met een dergelijk belastingverdrag.

De feiten in deze zaak
In deze zaak (met zaaknr. 43978) ging het om een belastingplichtige die in 2001 vanuit Nederland naar Frankrijk is geëmigreerd. Op dat moment had hij aanspraken op pensioen bij een groot Nederlands pensioenfonds.
De belastinginspecteur heeft een aanslag over het jaar van emigratie opgelegd, waarbij inkomstenbelasting is geheven over de (contante) waarde van de pensioenaanspraken op het moment van emigratie. De belastingplichtige heeft deze aanslag in eerste aanleg bestreden voor de rechtbank Breda.
De rechtbank Breda heeft de belastingplichtige in het gelijk gesteld, en de aanslag vernietigd (zie de uitspraak van 15 maart 2006, nr. 05/1048,LJN AV9096). De rechtbank baseert dit op het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk uit 1973. In dat verdrag is bepaald dat zowel pensioenen als andere soortgelijke beloningen slechts belastbaar zijn in de woonstaat van de belastingplichtige. Door het opleggen van de onderhavige aanslag bij emigratie handelt de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de bepalingen van het belastingverdrag met Frankrijk en met de goede trouw die Nederland jegens Frankrijk als verdragspartner verschuldigd is. De belastinginspecteur heeft hoger beroep ingesteld. Daarop heeft het hof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2007 uitspraak gedaan (zaak nr. 06/00090). Het hof was het geheel eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft deze uitspraak dan ook in stand gelaten.

Cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën De staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Hij betoogt in de eerste plaats dat Nederland de eerder verleende vrijstelling voor de toekenning van de pensioenaanspraken en voor de daarmee samenhangende premiebetalingen mag terugnemen.
Verder voert de staatssecretaris aan dat Nederland in dit geval door het belastingverdrag met Frankrijk niet wordt beperkt in zijn heffingsrechten, omdat het belastbare feit zich voordoet op een moment waarop de belastingplichtige nog inwoner van Nederland is. Op 31 januari 2008 heeft advocaat-generaal P.J. Wattel zijn conclusie uitgebracht, dat is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad. Hij is van mening dat het cassatieberoep van de staatssecretaris verworpen moet worden. Naar zijn oordeel is de aanslag terecht vernietigd door de rechtbank.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beslist dat de belastingheffing bij emigratie over opgebouwde pensioenaanspraken van de emigrant in strijd is met het belastingverdrag met Frankrijk. Dit verdrag bepaalt dat alle inkomsten die uit een pensioenaanspraak voortvloeien uitsluitend belastbaar zijn in het woonland van de belastingplichtige, in dit geval Frankrijk. Een fictie in de Nederlandse wetgeving, op grond waarvan de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken in de Nederlandse belastingheffing wordt betrokken op het moment dat juist voorafgaat aan de emigratie, komt volgens de Hoge Raad in strijd met de goede trouw die bij de uitleg en toepassing van het belastingverdrag met Frankrijk in acht moet worden genomen. Nederland moet daarom in dit geval van de heffing bij emigratie afzien.

Gevolgen van de uitspraak
Het cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën is ongegrond verklaard. Daarmee is de beslissing van de rechtbank tot vernietiging van de aanslag in deze zaak definitief geworden.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 19 juni 2009. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is de laatstgenoemde bindend.

Ter nadere informatie:
In de zaken met de nummers 07/13267 en 08/02288, waarin eveneens vandaag uitspraak is gedaan, heeft de Hoge Raad een soortgelijke beslissing genomen over belastingverdragen met Korea en de Filippijnen. Die verdragen bepalen eveneens dat zowel pensioenen als soortgelijke beloningen uitsluitend belast mogen worden in het woonland van de belastingplichtige.

Persraadsheer mr. M.A. Fierstra zal op 19 juni 2009 van 10.30 tot 12.00 uur bereikbaar zijn (via onderstaand telefoonnummer) voor het geven van een toelichting.

Den Haag, 19 juni 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier,
tel 070-3611236

LJ Nummer

BC5201


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 19 juni 2009 Naar boven