Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
St.-Jozefmavo Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 6004 2500 BJ Den Haag
3130 DA Vlaardingen www.minocw.nl
Onze referentie
VO/FBI/118039
Uw brief van
9 april 2009
Datum 18 mei 2009
Betreft Systematiek van vergoedingen
Geachte heer van Beveren,
In uw brief van 9 april j.l. vraagt u mijn aandacht voor het verschil in de
bekostigingssystematiek tussen zelfstandige scholen en brede
scholengemeenschappen. U verzoekt mij dit -in uw ogen- onterechte verschil in
de systematiek van vergoeding ten gunste van de nog volledig zelfstandige
scholen recht te trekken. Mijn reactie volgt hieronder.
De huidige personele lumpsumbekostiging bestaat -zoals u zelf aangeeft- globaal
gezien uit een vaste voet en een leerlingafhankelijk deel. De vaste voet heeft
betrekking op het onderwijzend personeel / leraren en kan worden gezien als een
soort basisformatie. In het leerlingafhankelijk deel wordt rekening gehouden met
normatieve ratio's (het aantal leerlingen per fte) en de gemiddelde personeelslast
van het personeel. Zowel de vaste voet als het leerlingafhankelijk deel hangen af
van de schoolsoort.
In uw berekening in de bijlage bij uw brief maakt u gebruik van genoemde vaste
voeten en ratio's. Toch gaat uw vergelijking van de bekostiging van een
zelfstandige categoriale school en een brede scholengemeenschap mank. In uw
berekening projecteert u de vaste voet van een brede scholengemeenschap
zonder meer op uw situatie van een zelfstandige categoriale mavo. Dat is echter
onjuist. De vaste voet die een brede scholengemeenschap ontvangt, is bestemd
voor alle scholen / schoolsoorten die deel uitmaken van de scholengemeenschap.
Indien ik uw benadering zou volgen, dan zou een brede scholengemeenschap
(vbo, mavo, havo, vwo) een vaste voet moeten krijgen van 10,17. Dit is namelijk
de optelsom van de vaste voeten voor de vier categoriale schoolsoorten die
onderdeel zijn van een brede scholengemeenschap, te weten vbo (2,64), mavo
(2,43), havo (2,55) en vwo (2,55). Dit is niet het geval. Een brede
scholengemeenschap ontvangt een vaste voet van 5,36. Dit heeft te maken met
het feit dat grote scholengemeenschappen tot een efficiëntere organisatie kunnen
komen.
Daarnaast geldt -zoals u in uw berekening ook opneemt- dat scholen of
scholengemeenschappen die voorbereidend beroepsonderwijs aanbieden een
lagere ratio (dus minder leerlingen per fte, of anders gezegd lagere ratio levert
meer fte's op) hebben dan scholen /of scholengemeenschappen die (slechts)
a
na 1 van 2
Pagi
algemeen voortgezet onderwijs aanbieden (zoals mavo, havo, of vwo). Dit heeft Datum
te maken met het feit dat voor deze vbo-leerlingen wordt uitgegaan van een
gemiddeld kleinere klassengrootte dan voor leerlingen in het algemeen voortgezet Onze referentie
onderwijs. Dit compenseert ten dele weer de relatief gezien lagere vaste voet 118039
voor deze scholengemeenschappen.
De combinatie van beide aspecten maakt dat brede scholengemeenschappen een
hogere personele bekostiging ontvangen dan zelfstandige categoriale scholen.
Deze hogere bekostiging is bedoeld om hen in staat te stellen een divers
onderwijsaanbod aan te bieden en het divers samengestelde leerlingenbestand
goed onderwijs te bieden.
Verder geeft u in uw brief aan dat u niet bent meegegaan in het fusieproces van
de jaren '90 en dat u op deze wijze door de relatief beperkte omvang van uw
school (821 leerlingen) de menselijke maat borgt. Het verheugt mij te lezen dat
uw school een open uitstraling heeft, dat leerlingen worden gekend, en dat er een
prettig en veilig leefklimaat heerst. Dit zijn voor ouders, leerlingen maar ook
leraren inderdaad belangrijke aspecten die de menselijke maat
vertegenwoordigen.
Desondanks ben ik van mening dat de menselijke maat niet alleen in een kleine
school (in termen van aantal leerlingen) kan worden geborgd. Ook in bredere
scholengemeenschappen of grootschaligere verbanden is het mogelijk het
onderwijs kleinschalig te organiseren, dusdanig dat alle betrokkenen zich gekend
en erkend voelen. Voor ouders en leerlingen is het van groot belang dat zij binnen
de eigen regio kunnen kiezen tussen scholen van uiteenlopende grootte, sfeer,
richting en pedagogisch didactisch concept.
Om deze keuzevrijheid te behouden zijn mijn collega bewindslieden en ik
voornemens binnenkort een wetsvoorstel `fusietoets/menselijke maat in het
onderwijs' aan de Tweede Kamer aan te bieden. Naast de keuzevrijheid staat bij
de beoordeling van voorgenomen fusies de legitimatie van het
besluitvormingsproces centraal. Het gaat er om dat de verschillende betrokkenen
gehoord zijn en instemmen met het fusievoornemen, zodat ook na de fusie de
belangen van alle betrokkenen zijn geborgd.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Mijn reactie heb ik eveneens aan de voorzitter van de vaste Kamercommissie voor
OCW, de heer Van Bochove, gestuurd.
Met vriendelijke groet,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 2 van 2