Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2008/09
31 829 Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de
expertisecentra, de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet
onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor
verzuimmelding
Nr. Memorie van antwoord
Ontvangen
1. Inleiding
De regering dankt de leden van de fracties van de PvdA en de SP voor hun inbreng ten
behoeve van de voorbereiding van de behandeling van dit wetsvoorstel. Zij maakt graag van
de gelegenheid gebruik de door de leden van deze fracties gestelde vragen te beantwoorden.
2. Zorg(advies)teams
De leden van de PvdA-fractie geven aan in de toelichting op het wetsvoorstel te lezen dat het
wetsvoorstel de bureaucratische last van scholen en gemeenten vermindert, omdat de
scholen minder gegevens behoeven in te voeren en de gemeenten de gegevens op een
eenduidige wijze ontvangen. Volgens deze leden gaat dit gaat uit van de situatie dat scholen
hun verzuim schriftelijk melden bij de gemeente waar de leerling woonachtig is. De
beleidsontwikkelingen rond zorgteams en zorgadviesteams gaan echter uit van het
versterken van persoonlijk contact tussen de verschillende betrokkenen bij een leerling. De
leden van de PvdA-fractie menen dat dit betekent dat de voor het verzuim van de leerling
verantwoordelijke leerkracht of mentor de leerplichtambtenaar belt in geval van verzuim.
Deze leden stellen de vraag of zij dit juist zien en, zo ja, welke administratieve
lastenverlichting dan met deze bepaling wordt gediend.
De uniforme meldprocedure via het digitale loket voor het melden van verzuim door scholen
aan gemeenten beoogt het melden van verzuim te vergemakkelijken. In de huidige situatie
worden door de wetgever geen nadere voorschriften gesteld aan het melden van verzuim.
Het gevolg is dat er per gemeente andere eisen worden gesteld aan vorm en inhoud van de
melding. Sommige gemeenten vragen van de school de melding schriftelijk te doen, in andere
gevallen wordt telefonisch, door middel van e-mail of op een gemeentelijke website gemeld.
Ook de inhoud van de melding verschilt in de huidige situatie per gemeente. Scholen met
leerlingen uit verschillende woongemeenten dienen aan deze verschillende gemeenten op
verschillende manieren de melding te doen, met een verschillende inhoud. Dit leidt, zeker
6 voor grote onderwijsinstellingen met leerlingen uit veel verschillende gemeenten, tot veel
92
OCW 10
W3816.MVA 1
uitzoekwerk, met als gevolg dat het verzuim lang niet in alle gevallen wordt gemeld. In de
nieuwe situatie is sprake van een uniforme manier van melden, via het digitale loket, wat
leidt tot een vereenvoudiging van het melden van verzuim, en daarmee tot een verlaging van
de bureaucratische last. Te meer omdat bij het doen van de melding gebruik wordt gemaakt
van gegevens uit het basisregister onderwijs die de school al eerder aan de IB-Groep heeft
verstrekt, en niet opnieuw hoeft in te voeren. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van het
digitale verzuimloket is niet geweest dat scholen in de huidige situatie altijd schriftelijk het
verzuim melden aan de gemeente. Uitgangspunt is geweest de huidige praktijk van
verschillend melden aan verschillende gemeenten.
De voorgestelde vereenvoudiging van het melden van verzuim betekent niet dat er geen
persoonlijk contact meer zou zijn tussen school en gemeente. Integendeel, de voorgestelde
meldprocedure zorgt ervoor dat de leerplichtambtenaar en de school dit contact snel met
elkaar kunnen hebben, en hiervoor ook meer tijd beschikbaar hebben. Tijd die nu nog wordt
besteed aan de uitvoering van het meldproces zelf, en die in de voorgestelde situatie besteed
kan worden aan de verzuimende leerling.
Voorts stellen de leden van de PvdA-fractie meer in het algemeen de vraag hoe de bepaling in
dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het reeds genoemde beleid rond zorg(advies)teams. Deze
leden geven aan te vrezen dat melding aan de IB-Groep tot een grotere anonimiteit zou
kunnen leiden en daarmee tot een vermindering van persoonlijke betrokkenheid, die naar het
oordeel van deze leden de basis vormt voor een effectieve aanpak.
De afgelopen jaren zijn overal in Nederland zorg- en adviesteams ontstaan. Zorg- en
adviesteams (zat's) zijn teams waarin professionals die zorg en ondersteuning bieden aan
jeugdigen en hun ouders, samenwerken met scholen om problemen van kinderen en
jongeren op te lossen. Het betreft dan bijvoorbeeld de jeugd(gezondheids-)zorg, het
maatschappelijk werk, de leerplichtambtenaar, de politie en de zorgcoördinator van het
onderwijs. De regering stimuleert de verdere ontwikkeling van de zat's, met als ambitie om in
2011 100%-dekking te hebben van goed functionerende zat's in de po-, vo- en mbo-sector.
De inzet van het zat komt echter niet in de plaats van de bestaande verplichtingen rondom
het melden van verzuim door de school aan de gemeente. In het zat worden concrete
situaties van jongeren regelmatig besproken, waardoor signalen snel en vakkundig
beoordeeld worden en de juiste hulp of ondersteuning voor de jongere snel kan worden
ingeschakeld. Schoolverzuim kan een dergelijk signaal zijn. Maar dan dient het verzuim wel
te worden gemeld, zodat het ook bekend is in het zat. Dit wetsvoorstel beoogt het melden van
verzuim te vergemakkelijken, zodat het verzuim ook tijdig in het zat aan de orde kan komen.
Een laatste vraag van deze leden in dit verband is hoe de terugkoppeling wordt geregeld. De
school meldt bij de IB-Groep, de IB-Groep stuurt de melding door naar de gemeente. De leden
van de fractie van de PvdA stellen de vraag wie er uiteindelijk verantwoordelijk voor is dat de
school verneemt wat er met de melding is gedaan. Het gaat uiteindelijk niet om de registratie
van het verzuim, maar om het bestrijden van het verzuim, zo stellen deze leden.
6
92
OCW 10
W3816.MVA 2
De gemeente is verantwoordelijk voor de terugkoppeling naar de school over de status van de
verzuimmelding. Het digitale loket voor het melden van verzuim biedt hiervoor een
voorziening.
3.Meldingsregister
De leden van de fractie van de SP geven aan dat het wetsvoorstel op twee gedachten lijkt te
hinken. Ook al wordt in de memorie van toelichting (p. 9) gesteld, dat het uitdrukkelijk niet
het doel van dit meldingsregister is gegevens over verzuimachtergronden te verzamelen,
noch om er het precieze volume (landelijk, per gemeente, school of regio) uit af te kunnen
leiden, toch wordt voorgesteld de gegevens aan het Ministerie van OCW te verstrekken ten
behoeve van beleidsvorming. Deze leden vragen of de regering dit kan toelichten.
Volgens de leden van de SP-fractie klemt dit punt te meer daar de Raad van State (p.5) erop
wijst dat er een vervuilde registratie ontstaat onder meer doordat de ingevoerde
verzuimachtergronden geen feiten betreffen en niet corrigeerbaar zijn. Deze leden vragen of
de regering bovendien kan toelichten waarom deze gegevens niet door betreffende scholier
gecorrigeerd kunnen worden. Zij stellen de vraag of het niet eigenaardig is dat kennelijk de
leerplichtambtenaar of school wel en de leerling zelf niet de "vermoedelijke reden voor
verzuim" mogen corrigeren.
Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, ontstaat met het meldingsregister relatief
verzuim nadrukkelijk geen centrale landelijke verzuimregistratie. In het meldingsregister
worden méldingen van verzuim opgenomen. Iedere verzuimmelding bevat allereerst een
aantal gegevens over de leerling (zoals: naam, geboortedatum en adres), die uit het
basisregister onderwijs (dat wordt beheerd door de IB-Groep) worden overgenomen. Voorts
bevat de verzuimmelding een aantal gegevens over het verzuim (zoals: begindatum, soort
verzuim en, indien bekend, de achtergrond van het verzuim). Iedere verzuimmelding wordt
een beperkte periode (het lopende plus het volgende schooljaar) bewaard in het
meldingsregister relatief verzuim. Een verzuimmelding is alleen in te zien door de school die
de melding heeft gedaan en door de gemeente waaraan is gemeld. De opgegeven achtergrond
van het verzuim is een inschatting door de school, ten behoeve van de gemeente. Nader
onderzoek van de gemeente zal uitwijzen of deze inschatting klopt. De einddatum van het
verzuim zal vaak nog niet bekend zijn op het moment van melden. Om deze redenen kunnen
uit het meldingsregister dan ook slechts in zeer beperkte mate gegevens worden afgeleid
over de verzuimachtergronden en het volume van het verzuim. Het doel van de uniforme
meldprocedure en het daartoe ingerichte meldingsregister is ook niet het verzamelen van
deze informatie (achtergronden en volume van verzuim), maar het faciliteren van het melden
van relatief verzuim.
Echter, de gegevens in het meldingsregister kunnen wel de basis vormen voor andere, voor
de beleidsvorming nuttige, informatie. Het gaat dan om beleidsinformatie over het aantal
verzuimmeldingen en de status van de meldingen (in behandeling, afgesloten). Daarom
worden volgens het wetsvoorstel niet tot de persoon herleidbare gegevens over aantallen
meldingen en status van de meldingen verstrekt aan de Minister OCW. Deze gegevens
worden gebruikt voor rapportages voor scholen, gemeenten en voor het Ministerie van OCW.
6
92
OCW 10
W3816.MVA 3
De enige partijen die zijn geautoriseerd om het digitale loket voor het melden van verzuim te
gebruiken zijn scholen en gemeenten. De school meldt het verzuim en geeft daarbij zo
mogelijk aan wat de vermoedelijke reden van verzuim is. Vervolgens gaat de gemeente aan
de slag met de melding. De gemeente kan tot de conclusie komen dat de opgegeven
vermoedelijke reden van verzuim niet correct is. De melding kan dan door de school worden
gewijzigd. Het is volstrekt helder dat de opgegeven verzuimachtergrond een inschatting door
de school betreft. Een dergelijke inschatting is wel noodzakelijk voor een zinvolle
verzuimmelding richting gemeente. Feitenvaststelling vindt plaats in het onderzoek door de
gemeente naar aanleiding van de melding. Verdere acties van de gemeente zullen ook zijn
gebaseerd op de bevindingen uit dat onderzoek.
De leerling kan niet zelf wijzigen aanbrengen in het meldingsregister. Mocht tijdens de
behandeling van het verzuim door de gemeente de leerling van mening zijn dat gegevens in
de verzuimmelding niet correct zijn, en deelt de gemeente deze mening, dan kan de
verzuimmelding worden gewijzigd. Dit geldt ook voor de vermoedelijke reden voor verzuim.
Daarnaast heeft de leerling als betrokkene in de zin van de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp) op grond van de Wbp recht op informatie over de verwerking van
zijn gegevens en een correctierecht. Deze rechten kunnen worden uitgeoefend jegens de
verantwoordelijke voor het meldingsregister relatief verzuim, de IB-Groep.
4. Afspraken met gemeenten
De leden van de SP-fractie merken op dat Ingrado er de aandacht op heeft gevestigd hoe
belangrijk tijdige en adequate terugmelding van gemeenten op de verzuimmelding is. Volgens
deze leden zou hier nog een verbeterslag gemaakt moeten worden. Zij stellen de vraag of de
regering kan toelichten welke afspraken hieromtrent met gemeenten zijn gemaakt, wat de
inhoud van de afspraken is en wanneer het effect daarvan zal worden geëvalueerd.
Een verzuimmelding via het digitale loket kan door de gemeente alleen worden afgesloten
onder vermelding van de reden van de afsluiting. De gemeente kan daarbij één van de
volgende zeven opties aanvinken: (1) terug naar school, opleiding hervat; (2) inschrijving
beëindigd, andere opleiding; (3) inschrijving beëindigd, werk; (4) inschrijving beëindigd,
overige redenen; (5) inschrijving beëindigd, leerling overleden; (6) geen verzuim, langdurig
ziek; (7) geen verzuim, legitiem afwezig. Tevens kan de gemeente daarbij een toelichting
geven, door middel van het aanvinken van de volgende opties: leerling is gezien door
gemeente; er wordt actie ondernomen richting leerling door gemeente; er loopt geen actie
meer richting leerling. Naast deze communicatie via het digitale loket blijft het uiteraard van
groot belang dat de school en de gemeente het persoonlijke contact houden over de
behandeling van het verzuim van een leerling. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel
door de Tweede Kamer op 19 mei 2009 is door de regering toegezegd dat het wetsvoorstel
een jaar na inwerkingtreding zal worden geëvalueerd. Het betreft hier een integrale
evaluatie, die ook zal zien op de werking in de praktijk van de terugmelding van gemeenten
naar aanleiding van de verzuimmelding.
6 5. Niet-bekostigd onderwijs
92
OCW 10
W3816.MVA 4
De leden van de SP-fractie geven aan dat volgens de nota naar aanleiding van het verslag (p.
5) de regering, gelet op het belang van het volledige beeld van het relatief verzuim, zal
onderzoeken of ook alle leerlingen in het niet-bekostigd onderwijs kunnen worden
aangesloten op het basisregister onderwijs en het digitale loket. Deze leden vragen of de
regering de uitkomst van dit onderzoek kan toelichten. Zij stellen de vraag of deze leerlingen
zijn aangesloten op het basisregister onderwijs en het digitale loket, en zo niet, wanneer dat
het geval zal zijn.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer op 19 mei 2009 is door
de regering aangegeven dat de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden om de
leerlingen in het niet-bekostigd onderwijs in beeld te brengen via het persoonsgebonden
nummer in september 2009 beschikbaar zullen zijn. Ook uw Kamer zal hierover worden
geïnformeerd.
6. Basisregister onderwijs
De leden van de SP-fractie merken op dat er nog een aantal gemeenten was die geen gebruik
maken van het basisregister onderwijs, waardoor nog geen 100%-dekking ten aanzien van de
gegevensverstrekking bestaat. In de nota naar aanleiding van het verslag (p.16) wordt
aangegeven dat de IB-Groep deze resterende gemeenten opnieuw actief zal benaderen met
informatie over de wijze waarop van de gegevensverstrekking gebruik kan worden gemaakt.
Deze leden vragen wat het resultaat van deze aanpak is en of er inmiddels sprake is van
100%-dekking.
Deze aanpak leidt ertoe dat de gemeenten die nog geen gebruik hebben gemaakt van de
gegevensleveringen uit het basisregister onderwijs in overleg met de IB-Groep de
maatregelen nemen die nodig zijn om deze gegevens te kunnen ontvangen. Verwacht wordt
dat de 100%-dekking voor 1 augustus 2009 wordt bereikt.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
6
92
OCW 10
W3816.MVA 5