Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.minocw.nl
Contactpersoon
Onze referentie
MLB/JBZ/133250
Datum 19 juni 2009
Betreft Motie over vergoeding openbaarmaking programma's publieke
omroep via de kabel
Hierbij wil ik u informeren over de voortgang ten aanzien van de uitvoering van
motie 239 van 30 juni 2005 van het voormalig lid Örgü en het lid Van Dam over
een vergoeding voor openbaarmaking van programma's van de publieke omroep
via de kabel (bijgevoegd).
De motie heeft als strekking dat de publieke omroep uit publieke middelen de
vergoeding voor openbaarmaking van haar programma's betaalt en de consument
hierdoor niet via de kabeltarieven met extra kosten voor doorgifte en
auteursrechten wordt geconfronteerd. In de motie verzoeken de leden de regering
om in besprekingen met de Europese Commissie over de rijksomroepbijdrage aan
de publieke omroep (de zogenoemde bestaande staatssteunzaak), het standpunt
in te nemen dat de "nuloptie" niet kan worden beschouwd als
concurrentievervalsing.
Als reactie op deze motie heeft mijn voortgangster, mevrouw van der Laan, de
Kamer destijds een brief gezonden. In deze brief van 17 augustus 2005
(bijgevoegd) is het voorlopig standpunt van DG Competitie opgenomen, namelijk
dat het niet vragen van een auteursrechtelijke vergoeding door de publieke
omroep om twee redenen concurrentievervalsing is. Ten eerste brengt het de
commerciële omroepen in een nadelige onderhandelingspositie bij de inning van
auteursrechten bij kabelexploitanten. Ten tweede haalt de publieke omroep, door
af te zien van een vergoeding voor auteursrechten, niet de maximale opbrengst
uit de commerciële exploitatie van publieke programma's waardoor de noodzaak
van publieke financiering is toegenomen. Hierdoor wordt de concurrentie meer
vervalst dan nodig is voor de verstrekking van de openbare dienst, aldus DG
Mededinging. In de brief aan de Kamer is toegezegd dat de motie bij de
onderhandelingen met DG COMP in de lopende bestaande steunzaak aan de orde
zal worden gesteld.
Dit is gebeurd. In vervolg op een brief aan DG Mededinging (bijgevoegd), waarin
bovengenoemde brief aan de Kamer en de betreffende motie aan DG Mededinging
is gezonden, is de inhoud van de motie in de besprekingen over de bestaande
steunzaak aan de orde gesteld. De mening van de Kamer, dat van
concurrentievervalsing geen sprake kan zijn omdat de publieke omroep verplicht
a
na 1 van 2
Pagi
op de kabel moet worden doorgegeven (de "must carry") en de commerciële Onze referentie
omroep op de kabel mag worden doorgegeven, is overgebracht aan DG MLB/JBZ/133.250
Mededinging. De eerste mondelinge reactie van DG Mededinging was dat dit voor
haar geen reden is om op dit onderdeel van haar voorlopig standpunt terug te
komen. Nederland heeft verzocht om deze reactie, met overwegingen, ook op
schrift te stellen zodat de Kamer hierover op adequate wijze kan worden
geïnformeerd.
Echter de bestaande steunzaak, waarvan zoals aangegeven onderhavig
onderwerp een onderdeel vormt, is nog niet afgerond. DG Mededinging heeft nog
geen definitief oordeel gegeven. Onderwerp van discussie is nog de systematiek
in de Mediawet 2008 ten aanzien van de toetsing door de minister van nieuwe
mediadiensten van de publieke omroep. De markttoets maakt onderdeel uit van
deze besprekingen. Dat deze zaak nog niet is afgerond heeft ook te maken met
de zogenoemde Omroepmededeling van de Europese Commissie. Deze
Mededeling, die thans wordt herzien, vormt het kader van DG Mededinging ten
aanzien van staatssteun aan publieke omroepen. Er is inmiddels een tweede
concept van een herziene Mededeling gepubliceerd waarover een tweede
consultatie heeft plaatsgevonden. Naar mijn informatie staat de definitieve
conceptmededeling geagendeerd voor de vergadering van het College van
Eurocommissarissen op 2 juli aanstaande.
Nederland heeft aan DG Mededinging gevraagd of het niet mogelijk is dat zij,
vooruitlopend op een definitief standpunt van de Europese Commissie in de
bestaande steunzaak, een schriftelijke reactie op dit specifieke onderdeel geeft.
DG Mededinging heeft hier tot nu toe geen gehoor aan gegeven. Ik zal DG
Mededinging nogmaals vragen om een schriftelijke reactie op dit onderdeel, in
aanmerking genomen de motie van de Kamer. Zodra ik deze reactie heb
ontvangen zal ik uw Kamer daarover informeren, ik hoop komend najaar.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 2 van 2