ChristenUnie


Bijdrage Ed Anker aan het plenaire debat over de brand in het Catshuis

Bijdrage Ed Anker aan het plenaire debat over de brand in het Catshuis

dinsdag 23 juni 2009 19:00

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. We spreken vanavond opnieuw over de brand in het Catshuis, een brand die een schilder noodlottig is geworden. Het is vervelend, en dat is een veel te zachte term, maar ik weet even geen andere, dat wij telkens opnieuw over deze verdrietige zaak moeten spreken, omdat zaken onhelder blijven. Het helpt de nabestaanden niet in het verwerken van hun verlies en, van een andere orde, het doet het vertrouwen van de burger in de overheid niet goed, als er telkens weer losse eindjes lijken te zijn.

Ik herinner mij juist daarom nog goed het spoeddebat dat wij in februari vorig jaar voerden. Daarin was de toon van de minister-president en van de minister van Justitie zeer helder: wij geven volledige openheid. Daar was ik blij mee, want de overheid moet betrouwbaar zijn. Belangrijker nog, de zweem dat dingen achtergehouden worden, moest verdwijnen.

Volledige openheid, dat was de inzet van kabinet en Kamer. Het spoeddebat eindigde in mijn beleving in een gevoel van gezamenlijkheid. Kamer en kabinet waren eensgezind in hun streven om eindelijk helderheid te krijgen over deze zaak.

De rijksrecherche heeft een uitvoerig onderzoek gedaan. Zij heeft geprobeerd om alle vragen rond de Catshuisbrand te laten verdwijnen. Het rapport van de rijksrecherche geeft wat mijn fractie betreft dan ook een aantal belangrijke conclusies. Zij concludeert dat er geen bewijs is gevonden voor de stelling dat ambtenaren op de hoogte moeten zijn geweest van het gebruik van thinner. De rijksrecherche zegt voorafgaand aan het onderzoek dat zij zich eigenlijk niet kan voorstellen dat ambtenaren niets geweten zouden hebben. Desalniettemin heeft zij geen enkel bewijs kunnen vinden om de verschillende aantijgingen hard te maken. Dan moeten wij ook maar aan de conclusie dat die aantijgingen moeten stoppen.

Dan is er de kwestie van het TNO-rapport van de heer Reijman. Het is goed dat dit rapport uiteindelijk naar het OM is gegaan, maar het is natuurlijk niet goed dat dit rapport niet eerder ter beschikking is gesteld aan het OM. De vraag die ik stel en velen met mij is hoe dat kan gebeuren. Hoe wordt zo'n afweging gemaakt? Openheid was het devies. Wie de stukken doorleest, ziet allerhande ambtelijke overwegingen. Argumenten die men misschien in een gemiddeld proces nog wel zou kunnen begrijpen. Een advocaat is niet verantwoordelijk voor het aanleveren van bewijslast en zeker niet als de cliënt zelf zijn twijfels heeft over de relevantie van het bewijs. In dit soort zaken zorg je er toch voor dat alles boven tafel komt?

De cliënt van de landsadvocaat, de rijksoverheid, heeft bij monde van de minister-president zelf aangegeven dat alle informatie aangeleverd moest worden. De minister-president heeft inmiddels gezegd dat het beter was geweest als de betrokken ambtenaren het rapport hadden verstrekt. Ik hoor dat hier graag nogmaals van hem. Hoe gaat de minister ermee om dat ondanks de toegezegde volstrekte openheid nu toch dit feit weer boven tafel is gekomen? De minister-president sprak over de integere handelswijze van betrokken ambtenaren. Ik neem aan dat hij daarmee niet weerspreekt dat er een verkeerde afweging is gemaakt. Wij zijn benieuwd naar de geleerde lessen.

Wij vragen ons ook af welke rol de landsadvocaat in dit geheel heeft. Er gaan allerhande geruchten, maar feit is dat de Staat procespartij was en dat hij daarmee de eerstverantwoordelijke is. Hoe is het contact met de landsadvocaat? Heeft hij een zelfstandige positie? Is hij benaderd met de vraag of alle relevante stukken zijn aangeleverd? Dat stelt ons ook voor een meer algemene vraag. Hoe moet een landsadvocaat nu precies opereren als het zijn werk is om altijd in het belang van de procespartij te opereren? Nu zegt de procespartij, de cliënt, de Staat dat hij moet gaan werken in een groter belang, in het algemeen belang, in het belang van de rechtsstaat. Het zou wel eens heel goed kunnen zijn dat hij moet meewerken aan dingen die niet altijd even goed uitkomen. Hoe wordt er met die spanning omgegaan? Ik vraag dit aan de premier en ook aan de minister van Justitie, omdat dit volgens mij een behoorlijk ingewikkeld juridisch vraagstuk is.

De rijksrecherche is overigens helder over de gevolgen van het niet-verstrekken van het rapport. Het had verstrekt moeten worden aan het openbaar ministerie. Dat geeft het OM zelf ook aan. Voor de inhoudelijke afweging had het uiteindelijk niet tot een andere uitkomst geleid. De bevindingen waren wel relevant, maar de oorzaak van het ongeval blijft ergens anders liggen, namelijk in het gebruik van thinner. Het is goed dat het onderzoek herhaald is door een Belgisch instituut. Dat geeft een extra onderbouwing van de conclusies van het OM. Ik ben ook blij dat de rijksrecherche dat onderzoek heeft uitgezet.

Een open punt is de te laat aangevraagde gebruiksvergunning, terwijl er al wel gebruik werd gemaakt van het Catshuis. Wij vragen ons af hoe het kan dat deze vergunning niet eerder werd aangevraagd. Hier moeten toch draaiboeken voor zijn? Het ministerie had hiermee bekend moeten zijn. Er zijn nogal wat panden van de Rijksgebouwendienst in deze stad.

Ik kom tot een afronding. De fractie van de ChristenUnie betreurt de ramp in het Catshuis. Onze gedachten blijven uitgaan naar degenen die het slachtoffer nog dagelijks moeten missen. Meer dan ooit is het van belang dat wij hier zuiver handelen. Wij zijn daarom tevreden met het uitgebreide onderzoek dat de rijksrecherche heeft gedaan. De kwestie van het TNO-rapport is ronduit te betreuren. Ik hoor daarom graag nogmaals dat de premier daar afstand van neemt.