Kamerbrief inzake ontbieding van de Iraanse Zaakgelastigde
23-06-2009
Hierbij informeer ik u dat op 22 juni op mijn verzoek de Iraanse Tijdelijk
Zaakgelastigde wederom is ontboden, ditmaal op hoogambtelijk niveau. Hem is
namens mij overgebracht dat Nederland het buitensporige geweld dat de Iraanse
autoriteiten in de afgelopen dagen tegen betogers hebben gebruikt, zeer scherp
veroordeelt. Iran dient het universele recht op vreedzame vergadering en
vrijheid van meningsuiting te respecteren. Bovendien is er bij Iran sterk op
aangedrongen het verloop van de verkiezingen op een transparante wijze te
onderzoeken.
De Tijdelijk Zaakgelastigde stelde dat de klachten over het verkiezingsproces
volgens de Iraanse wettelijke procedures worden afgehandeld. Voor zover er van
overheidszijde sprake is geweest van geweld was dat het gevolg van uitlokking of
agressie door betogers. Bovendien beschuldigde hij een deel van de
internationale gemeenschap, daarbij specifiek het Verenigd Koninkrijk noemend,
van ongeoorloofde inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Iran.
Deze beschuldiging is dezerzijds krachtig en als onacceptabel van de hand
gewezen. Ook het Tsjechische Voorzitterschap heeft inmiddels een verklaring
uitgestuurd waarin de ongefundeerde Iraanse uitlatingen over buitenlandse
inmenging als onacceptabel worden bestempeld en Iran wordt gewezen op zijn
internationale verplichtingen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Ministerie van Buitenlandse Zaken