4. Antwoorden op kamervragen van Leijten over de gevolgen van de
bezuiningen in de AWBZ en het sluiten van de zorgboerderijen
Antwoorden op kamervragen van Leijten over de gevolgen van de bezuiningen in
de AWBZ en het sluiten van de zorgboerderijen
Kamerstuk, 22 juni 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2934037
22 juni 2009
Antwoorden op kamervragen aan staatssecretaris Bussemaker van het
Kamerlid Leijten over de gevolgen van de bezuiningen in de AWBZ en het
sluiten van de zorgboerderijen. (20009Z09605)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgboerderijen moeten sluiten?
1)
Antwoord 1
Het bericht maakt melding van het sluiten van één zorgboerderij. Over
deze casus heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
mede namens mij, op 17 april jl. schriftelijke vragen beantwoord van
de Kamerleden Snijder-Hazelhoff en Van Miltenburg.
Vraag 2
Is u bekend dat dit probleem ook geldt voor de dagbesteding voor
thuiswonende (dementerende) ouderen?
Antwoord 2
Het rapport Marktperspectief zorgboerderijen in Nederland (Stichting
Green Valley) berekent, dat ongeveer 1 tot 10 % van de cliënten die
zorgboerderijen bezochten behoren tot de categorie (dementerende)
ouderen. Het rapport merkt op, dat het aantal (dementerende) ouderen,
dat zorgboerderijen bezoekt lager is dan algemeen wordt verondersteld.
Op 23 maart jl. heeft HHM Organisatieadviseurs BV in mijn opdracht een
rapport uitgebracht onder de titel Effecten AWBZ-maatregelen op de
Wmo. Hierin worden 11 klantgroepen onderscheiden. De eerste drie
klantgroepen zijn a) ouderen met beginnende ouderdomsklachten, b)
ouderen met beginnend geheugenverlies en c) ouderen met beginnende
dementie. Alleen ouderen, die tot deze laatste categorie worden
gerekend, zullen naar verwachting (in het ene scenario veel en in het
tweede scenario nagenoeg allemaal) een beroep doen op een alternatieve
voorziening in de gemeente, zoals een ontmoetingscentrum voor ouderen.
Slechts een zeer gering deel van deze laatste groep wordt op dit
moment echter in zorgboerderijen opgevangen.
Het is mogelijk, dat er zorgboerderijen zijn die, omdat zij zich
geheel of in hoofdzaak richten op deze groep cliënten/bezoekers, zich
moeten aanpassen aan de veranderde omstandigheden. Alleen als dat niet
lukt zal men tot het beëindigen van de zorgverlening besluiten. Ik
verwacht dat dit niet of slechts hoogst zelden het geval zal zijn.
Vraag 3
Is u bekend wat de situatie is van alle zorgboerderijen in het land?
Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, bent u bereid dit
te onderzoeken?
Antwoord 3
De laatste tijd komt er gelukkig steeds meer informatie beschikbaar
over zorgboerderijen. Ik noemde al het rapport van Green Valley.
Onlangs (26 mei jl.) verscheen het rapport "Verbreding gevraagd.
Verkenning potentiële marktvraag verbredingsactiviteiten landbouw",
van onder meer het Verwey Jonkerinstituut en Ecorys. Zeer specifieke
informatie, toegespitst op de gevolgen van de pakketmaatregelen voor
zorgboerderijen, is niet beschikbaar. De sluiting van één
zorgboerderij is voor mij geen aanleiding om een onderzoek te starten
naar de situatie van alle zorgboerderijen.
Vraag 4
Erkent u dat dagbesteding voor (dementerende) ouderen en gehandicapten
het mogelijk maakt dat zij langer zelfstandig kunnen wonen? Kunt u uw
antwoord toelichten?
Antwoord 4
Het beleid is er op gericht, dat gehandicapten en (dementerende)
ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.
Dagbesteding kan daarbij een belangrijk instrument zijn. Waar sprake
is van matige of ernstige beperkingen en de aangeboden begeleiding
zich richt op een zo groot mogelijke zelfredzaamheid, blijft de
AWBZ-aanspraak bestaan.
Vraag 5
Erkent u dat het fijnmazig netwerk en het gevarieerde aanbod aan
dagbesteding dat in de afgelopen jaren is opgebouwd voor de
gehandicapten en (dementerende) ouderen onder druk komen te staan?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 6
Erkent u dat het risico groot is dat gehandicapten en (dementerende)
ouderen eerder in een isolement raken wanneer zij geen dagbesteding
meer hebben? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, kunt u uw
antwoord toelichten?
Vraag 7
Erkent u dat door het afnemen of wegvallen van de dagbesteding
structuur in het leven kan verminderen, waardoor mogelijk de
gedragsproblemen toenemen? Zo ja, vindt u deze gevolgen aanvaardbaar
of gaat u een oplossing zoeken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 6 en 7
Per 1 januari 2009 is de vergoeding voor begeleiding in de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten uitsluitend gericht op het bevorderen van
zelfredzaamheid en bestemd voor mensen met matige of ernstige
beperkingen. Dit betekent in de praktijk dat er strenger geïndiceerd
zal worden. Instellingen, die zich geheel of in hoofdzaak gericht
hebben op zeer specifieke categorieën cliënten, die in het kader van
de pakketmaatregelen nu hun AWBZ-indicatie verliezen of dreigen te
verliezen, zullen zich aan de veranderde omstandigheden moeten
aanpassen. Dat zal in voorkomende gevallen zeker als druk worden
ervaren. Ik heb in mijn brieven aan de Tweede Kamer over dit onderwerp
uiteen gezet, waarom de pakketmaatregelen desalniettemin noodzakelijk
zijn.
Gehandicapten en ouderen zijn geen doelgroepen die over één kam
geschoren moeten worden. Zeker voor dementerende ouderen, die nu een
vorm van dagbesteding hebben, geldt echter inderdaad dat het risico
van isolement aanwezig is, als de AWBZ-indicatie zou wegvallen. Het
gaat dan alleen om personen met lichte beperkingen.
Wie geen nieuwe indicatie krijgt voor AWBZ-bekostigde dagbesteding kan
de begeleiding op een andere manier regelen. Er is afgesproken dat
deze mensen daar ondersteuning bij kunnen krijgen van MEE. Wie zijn
AWBZ-begeleiding in de loop van 2009 geheel verliest krijgt bovendien
een gewenningperiode. Zo heeft iedereen ruim de tijd om zich voor te
bereiden op de verandering. Ik verwijs voorts naar mijn brieven aan de
kamer over de pakketmaatregelen en mijn antwoord op vraag 9.
Als sprake is van gedragsproblemen als (verwacht) gevolg van het
herindicatie en het wegvallen van AWBZ-bekostigde dagbesteding overdag
als gevolg daarvan, kan het van belang zijn, dat CIZ-medewerkers een
z.g. `inherente afwijkingsbevoegdheid' hebben in gevallen waarbij de
maatregel onacceptabele gevolgen heeft. Het gaat dan om
begeleidingsvragen die niet in de beleidsregels zijn beschreven, of om
situaties waarin strikt vasthouden aan het maximum leidt tot
verwaarlozing of opname in een instelling.
Vraag 8
Erkent u dat mantelzorgers sneller overbelast kunnen raken wanneer hun
partner geen dagbesteding meer heeft? Zo ja, vindt u deze gevolgen
aanvaardbaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Overbelasting van mantelzorgers komt helaas nog vaak voor. Uit een
onderzoek van het SCP ("Mantelzorg; over de hulp van en aan
mantelzorgers") komt naar voren dat in veel gevallen patiënten noch
hun mantelzorgers een indicatie vragen voor professionele zorg. Een
van de redenen daarvoor is dat zij de zorg voor een naaste niet aan
een ander willen toevertrouwen. Een en ander neemt niet weg dat
mantelzorg geen vanzelfsprekendheid is en dat in het verlengde daarvan
professionele
zorg zoveel mogelijk voorhanden dient te zijn als de noodzaak op basis
van de indicatiestelling daartoe aanwezig is. Ongeacht de vraag of de
hulpbehoevende partner van de mantelzorger dagbesteding heeft of niet
(of niet meer), is mijn beleid er op gericht om overbelasting van
mantelzorgers te voorkomen. Ik verwijs naar wat ik hierover heb
geschreven in mijn brief aan de Kamer van 9 november 2007
(Kamerstukken II, 2007-2008, 30 169, nr. 11).
Vraag 9
Welke rol en taak hebben gemeenten bij het proberen open te houden van
de zorgboerderijen en dagbesteding voor (demente) ouderen? Zijn zij
daarvan op de hoogte?
Antwoord 9
Mede namens mij heeft de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit d.d. 17 april jl. gereageerd op vergelijkbare vragen
over zorgboerderijen van de Kamerleden Snijder-Hazelhoff en Van
Miltenburg. Het schrappen van begeleiding voor mensen met lichte
beperkingen betekent niet, dat er automatisch overheveling plaatsvindt
naar het gemeentelijk domein. Mensen met lichte beperkingen dienen in
de eerste plaats zelf of met medewerking van hun omgeving te voorzien
in hun begeleidingsbehoefte. In voorkomende gevallen kan het zijn dat
zij een beroep doen op andere voorzieningen.
In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft de
gemeente een taak op het gebied van maatschappelijke participatie.
Gemeenten hebben onder andere een plicht om voorzieningen te treffen
ter compensatie van de beperkingen die hun burgers ondervinden in de
maatschappelijke participatie, met als doel medemensen te ontmoeten en
op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De gemeente heeft
daarbij veel mogelijkheden om niet alleen individuele maar met name
ook collectieve welzijnsarrangementen te creëren en rekening te houden
met de eigen mogelijkheden van mensen en hun omgeving. Het kan dus
zijn, dat een gemeente besluit om afspraken te maken met een
zorgboerderij. Uitgangspunt daarbij zal zijn de behoefte en de vraag
van de burger. Het openhouden van een zorgboerderij als zodanig staat
niet voorop. Gemeenten worden over de gevolgen van de
pakketmaatregelen voor de Wmo uitgebreid geïnformeerd, rechtstreeks,
via de website www.invoeringwmo.nl en door tussenkomst van de VNG.
Vraag 10
Vindt u het aanvaardbaar dat dagbesteding enkel nog mogelijk is voor
mensen die daarvoor kunnen betalen? Zo ja, vindt u de dikte van de
portemonnee de leidraad voor toegang tot zorg? Zo nee, welke
maatregelen gaat u treffen om tweedeling te voorkomen?
Antwoord 10
Voor zover het gaat om dagbesteding waarvoor een indicatie geldt,
beantwoord ik deze vraag uiteraard negatief. Ondersteunende en
activerende begeleiding zijn sinds 1 januari 2009 gecombineerd tot één
functie begeleiding. Deze begeleiding is en blijft gewoon met
AWBZ-financiering beschikbaar voor de tienduizenden mensen met matige
of ernstige beperkingen. Evenmin is de dikte van de portemonnee
relevant bij vormen van begeleiding, die door gemeenten worden
bekostigd in het kader van de uitvoering van de Wmo. De vraag verwijst
dus klaarblijkelijk naar vormen van dagbesteding c.q. begeleiding, die
niet (of niet langer) AWBZ-indicatie veronderstellen en ook niet onder
de Wmo ressorteren. Dat is dagbesteding, waarbij geen
indicatiestelling aan de orde is. Over het algemeen zal dit
vrijetijdsbesteding en vrijwilligerswerk zijn.
Vraag 11
Bent u bereid verschuivingen in de zorgvraag (extra- en intramuraal)
te meten en te onderzoeken of deze bezuinigingen de besparing
opleveren of uiteindelijk leiden tot hogere kosten? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wilt u de Kamer informeren?
Antwoord 11
Het CIZ zal de effecten van de pakketmaatregelen monitoren. De
volgende twee zaken staan hierbij centraal:
a) de veranderingen die waarneembaar zijn in de indicatiepatronen. Het
gaat dan om de aantallen positieve indicaties naar
achtergrondkenmerken van verzekerden;
b) de veranderingen die waarneembaar zijn in de toegekende rechten.
Het gaat dan met name om de omvang en aard van de geïndiceerde zorg
naar achtergrondkenmerken.
De CIZ-monitor zal duidelijk maken welke gevolgen de
pakket-maatregelen hebben voor verschillende groepen verzekerden. Op
basis van de CIZ-monitoring en de gegevens van de Bureaus Jeugdzorg
moet daarnaast worden vastgesteld of de voor de komende jaren
ingeboekte ombuigingen worden gerealiseerd.
Voorts heb ik de gezamenlijke cliëntenorganisaties gevraagd om het
effect van de pakketmaatregelen uitgebreid te monitoren. De monitor
zal breed worden opgezet, zodat ook de gevolgen voor de ketenzorg en
de samenhang met andere domeinen (Wmo, zorgverzekeringswet, jeugdzorg,
enzovoort) zichtbaar worden. Uiteraard zal ik de Kamer over de
uitkomsten informeren.
Vraag 12
Bent u van mening dat het sluiten van collectieve voorzieningen zoals
de dagbesteding en dagopvang van thuiswonende (dementerende) ouderen
en ouderen op de zorgboerderij een gewenst resultaat van uw beleid is?
Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen
opdat dagbesteding mogelijk blijft?
Antwoord 12
Een zorgboerderij geen collectieve voorziening. Het begrip collectieve
voorziening wordt in de regel als volgt gedefinieerd: "voorzieningen
die door de overheid zijn geregeld en iedereen ten goede komen". Er
bestaat voor zorgboerderijen geen specifieke regelgeving, wat gelet de
grote variëteit aan verschijningsvormen in deze branche ook onmogelijk
en ongewenst zou zijn. De meeste zorgboerderijen maken deel uit van
particuliere - agrarische - bedrijven, waarbij het zorgaanbod
bijdraagt aan de inkomsten, maar zeker niet het hoofdbestanddeel
hiervan vormt.
Zoals ook in een brancheverkenning van de Rabobank ("En de boer...hij
zorgde voort", Rabobank, 2008) uiteen is gezet, zijn de
toekomst-perspectieven voor de zorglandbouw in het algemeen positief.
Wel is de zorgwereld danig in beweging. De zorgboer zal zich meer dan
in het verleden moeten oriënteren op die veranderingen. Financiering
vanuit de AWBZ blijft mogelijk als de zorgboer bereid is om juist de
zwaardere gevallen op te vangen.
De sluiting van de zorgboerderij De Olde Goarden staat dus op zichzelf
en is naar verwachting ook niet het begin van een trend, laat staan
een gewenst resultaat van beleid.
Vraag 13
Erkent u dat zorgboerderijen, maar ook dagbesteding voor ouderen, niet
open kunnen blijven als éénderde van de financiering wegvalt? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 13
Nee. Ten eerste blijkt nergens uit dat bij alle, dan wel bij het
merendeel, dan wel bij een proportioneel deel van de zorgboerderijen
een derde deel van de financiering weg zal vallen. Ten tweede hangt
het van een groot aantal randvoorwaarden en omstandigheden af, of een
bedrijf of een voorziening kan omgaan met een krimp van een derde deel
van de omzet. In het ene geval is het geen enkel probleem, omdat er
sprake is van groei in andere onderdelen. In het andere geval zal het
compenseren van de krimp de nodige inspanning vergen.
1) Nederlands Dagblad, 19 mei 2009: "Korting AWBZ hakt erin op
zorgboerderij"
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport