ChristenUnie
Bijdrage Joël Voordewind aan het plenaire debat over
Jeugdzorg-GGZ
Bijdrage Joël Voordewind aan het plenaire debat over Jeugdzorg-GGZ
woensdag 24 juni 2009 15:30
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Een belangrijke doelstelling van de jeugd-ggz is dat
kinderen en jongeren in een vroeg stadium worden behandeld. De
ChristenUnie vindt behandeling in een vroeg stadium, zeker bij
psychiatrische problematiek, hard nodig, omdat het dan in het
bijzonder gaat om jongeren met gedragsstoornissen, ADHD of autisme.
Dan vindt mijn fractie vijf maanden wachten echt te lang. Het is
zorgelijk dat het in zo veel gevallen niet lukt om jongeren op tijd
geestelijke gezondheidszorg te bieden. Het gaat tenslotte om inmiddels
ruim 28.000 jongeren en kinderen. Het is goed om te zien dat er
vooruitgang wordt geboekt. De doorbraakprojecten hebben veelbelovende
resultaten op het gebied van doorlooptijden en efficiëntie laten zien.
Deze projecten moeten snel landelijk navolging krijgen, zodat gezinnen
niet frustrerend lang hoeven te wachten.
De druk op de voordeur bij de jeugd-ggz blijft echter groot. De
minister wil werken aan een duurzame oplossing en hij wil het
mechanisme van extra middelen en oplopende wachttijden doorbreken. Hoe
wil de minister dat precies bereiken? Ik kan dat niet helemaal uit
zijn brief achterhalen. Gaan wij uit van een meer reële verwachting
van de instroom in plaats van een historisch bepaalde inschatting, net
zoals bij de jeugdzorg als het gaat om de commissie-Keizer? De
incidentele middelen die in 2008 structureel zijn ingezet, de 38 mln.
met daarbij de 13 mln. Van Geel-gelden, worden niet teruggehaald. Dit
wordt wel gecompenseerd via een generale tariefkorting voor de gehele
ggz. Wat betekent dit per saldo voor de jeugd-ggz? Mevrouw Uitslag
vroeg hier ook al naar. Gaat de jeugd-ggz het dit komende jaar
structureel redden?
TNO concludeert dat het behandelen van jongeren soms te lang wordt
uitgesteld. Ik krijg uit het veld te horen dat het vooral om 12- en
13-jarigen gaat. Gezinsvoogden kunnen bij deze leeftijdsgroep vaak al
vroeg de psychiatrische problemen zien ontstaan. Een gedragsstoornis
hoort direct goed behandeld te worden, maar het aanbod gaat nog
onvoldoende uit van ook deze leeftijdscategorie. Het probleem is dat
veel jeugd-ggz-plekken niet flexibel genoeg blijken te zijn en niet
aansluiten op meervoudige problematiek bij jongeren. Zo wordt nog te
snel de diagnose ADHD of ppd-nos gesteld, omdat er nog geen
tussenvoorzieningen zijn. Het opplakken van een etiket blijkt nodig om
de jongeren toch in behandeling te kunnen krijgen. Er is daarom vooral
behoefte aan flexibiliteit in de diagnose en het behandelaanbod. Hoe
wil de minister een betere aansluiting tussen vraag en aanbod
bereiken?
Mijn laatste punt gaat over de preventie, dat ook al is aangestipt op
gemeentelijk niveau. In mijn notitie en in de debatten over de
preventie van zelfdoding heb ik in het bijzonder aandacht gevraagd
voor depressiepreventie. Gelukkig hebben wij toen het
zelfdodingspreventieplan in de Kamer kunnen behandelen. Dat zal in de
jaarrapportage van het najaar wel weer terugkomen. In Rotterdam wordt
nadrukkelijk gewerkt aan laagdrempelige en brede preventie op
initiatief van de GGD. Rotterdam is helaas wel een uitzondering. De
ggz-preventie komt niet goed van de grond, omdat niet duidelijk is wie
er verantwoordelijk voor is. Moet de zorgverzekeraar of de gemeente
betalen? De zorgverzekeraars blijken terughoudend te zijn. Omdat de
preventieactiviteit niet te koppelen is aan een DBC komt preventieve
geestelijke gezondheidszorg hierdoor voldoende aanbod bij de Centra
voor Jeugd en Gezin en bij het ZAT?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
In sommige gevallen zijn ouders al in behandeling of soms zijn ouders
gedetineerd. Op dat moment is er al heel veel zicht op de situatie,
want behandelaars kijken vaak zijdelings al naar de kinderen. De heer
Voordewind vraagt of de Centra voor Jeugd en Gezin dit allemaal wel
aankunnen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, in de preventieve zin.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ja, precies. Maar denkt de heer Voordewind dat een ouder die zelf in
de ggz verblijft omdat hij een probleem heeft, zichzelf gaat aanmelden
bij een Centrum voor Jeugd en Gezin om daar te vertellen dat hij een
probleem heeft en te vragen om hulp voor zijn kinderen? Zo werkt dat
toch niet? Is de heer Voordewind met ons van mening dat je dat
centraal moet regelen en dat je voor de effectiviteit en met het oog
op preventie een behandeling moet koppelen aan de zorg die de
volwassene op dat moment al heeft?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Als ouders al bij de ggz lopen, doet de ggz er verstandig aan het
gezin in de breedte te bekijken. Mijn opmerking was erop gericht om de
Centra voor Jeugd en Gezin de preventieve en signalerende functie te
laten vervullen.
Het probleem bij de jeugd ggz is dat er naar elkaar wordt gekeken als
het gaat om preventieactiviteiten. Roken is een goed voorbeeld dat dat
wel kan. Daarover investeren de zorgverzekeraars gezamenlijk wel in
een publiekscampagne, maar op andere gebieden laten zij het afweten.
Daar kunnen wij nog een slag maken.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Vindt u met ons dat er ook onderscheid moet worden gemaakt tussen
ouders die zelf niets mankeren en die naar het Centrum voor Jeugd en
Gezin kunnen gaan om daar hulp te vragen enerzijds en ouders die dat
niet kunnen omdat zij zelf in behandeling zijn anderzijds? Vindt u ook
dat dat een specifieke groep ouders is, die je ook anders moet
benaderen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het lijkt mij heel voor de hand liggend dat wij daarmee anders moeten
omgaan.