Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
de heer R.H.A. Plasterk
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
datum: 24 juni 2009
uw kenmerk: DK/106316
uw brief van: 23 maart 2009
ons kenmerk: rc-2008.05145/15
onderwerp: advies evaluatie Kosmopolis
Geachte heer Plasterk,
In uw brief van 18 december 2008 verzoekt u de Raad voor Cultuur om het functioneren
van de Stichting Kosmopolis sinds de oprichting in 2006 te evalueren en het beleidsplan
2009-2012 van de instelling te beoordelen.
In maanden na uw adviesaanvraag is gebleken dat Kosmopolis een financieel tekort heeft
opgebouwd. In uw brief van 13 februari 2009 aan de Tweede Kamer heeft u geschreven dat
dit tekort zo groot is geworden dat het bestuur van de instelling u heeft meegedeeld geen
toekomst meer te zien in voortzetting van de stichting in de huidige vorm. Gelet op die
omstandigheden heeft u besloten om de subsidie voor Kosmopolis in te trekken. U heeft de
instelling een afbouwsubsidie voor het eerste kwartaal van 2009 verstrekt om de hoogst
noodzakelijke betalingen te verrichten. Inmiddels is op 26 maart j.l. de Stichting
Kosmopolis failliet verklaard.1
Deze gewijzigde omstandigheden hebben geleid tot de gewijzigde adviesaanvraag van 23
maart j.l., waarin u de Raad niet langer verzoekt om het beleidsplan 2009-2012 te
beoordelen. Voor het overige is de adviesaanvraag onveranderd gebleven.
De Raad ziet zich door de geschetste ontwikkelingen geconfronteerd met een nieuwe
realiteit, die de evaluatie in een ander licht plaatst. Conclusies die uit de evaluatie
voortvloeien, kunnen geen invloed meer hebben op het functioneren van een bestaande
instelling en de wijze waarop het Rijk die instelling faciliteert. Die instelling is immers al
opgeheven. Een vraag naar de evaluatie van Kosmopolis krijgt daadwerkelijk betekenis
1 Zie Eerste faillissementsverslag ex artikel 73 faillissementswet in het faillissement van de
stichting Kosmopolis, opgesteld door curator mr. R. Slotboom, 29 april 2009
pagina: 2
rc-2008.05145/15
wanneer u een beslissing neemt over de wijze waarop in de toekomst de doelstelling van
Kosmopolis gerealiseerd moet worden. Daarom heeft de Raad besloten om bij de
beantwoording van uw vragen het accent van het advies te verleggen naar de bestuurlijke
en organisatorische inbedding van de landelijke instelling die Kosmopolis was. In de
evaluatie is daarom ook het traject van totstandkoming van opdracht en doelstelling van
Kosmopolis betrokken. Alleen dan kan de Raad goede aanbevelingen doen voor de
toekomst.
Een deel van de subsidie voor de landelijke organisatie van Kosmopolis werd gebruikt om
de stedelijke Kosmopolis-vestigingen in Utrecht, Den Haag en Rotterdam te matchen. Deze
drie instellingen, alsmede de gemeentebesturen van de desbetreffende steden hebben reeds
hun zorgen met u gedeeld over het voortbestaan van die stedelijke vestigingen nu het
landelijk kantoor failliet is verklaard.2 U schrijft in de adviesaanvraag dat de evaluatie
betrekking heeft op het landelijke platform. Gezien de intrinsieke, organisatorische
vervlechting van de landelijke vestiging met de plaatselijke vestigingen is de Raad van
mening dat een beslissing over een vervolg op de landelijke vestiging van Kosmopolis niet
los gezien kan worden van het functioneren en het voortbestaan van de stedelijke
organisaties. De aanbevelingen die de Raad doet zijn dan ook tot stand gekomen met
inachtneming van de stedelijke vestigingen.
Het voorliggende advies is als volgt opgebouwd. Allereerst gaat de Raad in op de
totstandkoming van Kosmopolis. Op basis van deze reconstructie analyseert de Raad de
knelpunten die het goed functioneren van Kosmopolis in de weg hebben gezeten.
Vervolgens evalueert de Raad het functioneren van Kosmopolis NL in relatie tot de
doelstelling van de organisatie, en gaat daarbij in op de vragen die u in uw brief heeft
gesteld. Ten slotte trekt de Raad een aantal conclusies en doet hij aanbevelingen voor de
toekomst.
Een grondige analyse van de activiteiten van Kosmopolis werd ernstig bemoeilijkt door een
gebrekkig inhoudelijk en financieel inzicht in de projecten. Zo bestaat er geen compleet en
gedocumenteerd overzicht van de activiteiten van 2008. De instelling was immers failliet
verklaard voordat zij een jaarverslag en jaarrekening 2008 had opgesteld.
Gevolgde procedure
De Raad heeft voor de evaluatie van Kosmopolis een ad hoc-commisssie ingesteld die
bestaat uit zeven leden. Vijf leden zijn afkomstig uit algemene commissies van de Raad.
Dit zijn de heer F.W.A. (Frans-Willem) Korsten (voorzitter; commissie Letteren), de heer
M.E. (Pablo) Cabenda (commissie Podiumkunsten/Muziek en Muziektheater), de heer M.
(Mohammed) Essafi (commissie Internationaal/Intercultureel), mevrouw M. (Marijke)
Hoogenboom (commissie Internationaal/Intercultureel) en mevrouw C.J.M. (Kitty)
Zijlmans (commissie Beeldende Kunst en Vormgeving). Twee leden, te weten mevrouw E.
(Eltje) Bos en de heer J.M. (Rien) Sprenger, zijn als extern adviseur toegevoegd. Zoals u in
uw brief heeft verzocht, heeft de samenstelling van de commissie plaatsgevonden in
2 Zie brief Kosmopolis Rotterdam 19 februari 2009; brief gemeente Rotterdam 23 februari
2009; brief Kosmopolis Rotterdam 2 maart 2009
pagina: 3
rc-2008.05145/15
overleg met de besturen van de drie gemeenten waarin een plaatselijke Kosmopolis-
organisatie gevestigd is.
Ter voorbereiding van het advies hebben de commissieleden individueel activiteiten
gevolgd; er zijn documenten betreffende de Kosmopolis-instellingen geraadpleegd en
gesprekken gevoerd met betrokkenen. In bijlage 1 is vermeld met welke personen en
instanties de commissie heeft gesproken.
In uw adviesaanvraag verzoekt u de Raad om het advies in mei 2009 uit te brengen. Gezien
de complexiteit van de opdracht, de financiële problemen van Kosmopolis NL en, daaruit
voortvloeiend, de lange onzekerheid over de vorm van de gewijzigde adviesaanvraag en
daardoor weer de late start van de voorbereiding van het advies, heeft de Raad deze termijn
niet gehaald. De Raad heeft hierover met uw ministerie gecorrespondeerd.3 De Raad heeft
er evenwel voor gezorgd dat u dit advies ontvangt voordat er op 1 juli een Algemeen
Overleg over dit onderwerp in de Tweede Kamer plaats heeft.
Reconstructie
Op basis van de documenten die de commissie tot haar beschikking had en de gesprekken
die zij heeft gevoerd, heeft de Raad de totstandkoming van Kosmopolis als volgt proberen
te reconstrueren. In deze reconstructie staat de oprichting van de landelijke vestiging
centraal, maar wordt die, waar nodig, aangevuld met gegevens over de stedelijke
vestigingen.
In 2005 groeit bij de toenmalige staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (BZ), de heer A.
Nicolaï het idee voor een instelling die zich richt op kennismaking met en de verspreiding
van de cultuur uit de Mediterrane landen. Dit idee is mede geïnspireerd door het
succesvolle l'Institut du monde Arabe in Parijs, en zou, na de moord op Theo van Gogh en
de verharding van het debat over de multiculturele samenleving, vanuit een positief
uitgangspunt de Nederlandse en Mediterrane culturen dichter bij elkaar moeten brengen.
In de loop van het verkenningstraject, dat door het ministerie van Buitenlandse Zaken is
geïnitieerd, is ook de toenmalige staatssecretaris van Cultuur, mevrouw M. C. van der Laan
bij het proces betrokken. In de eerste gedachtevorming over het instituut lopen er nog veel
ideeën door elkaar. Richt deze toekomstige instelling zich op de Mediterrane landen, op de
Islam of op de Arabische cultuur? Of heeft het instituut het doel om de interculturele
dialoog te stimuleren tussen migranten uit alle herkomstlanden? Moet het instituut zich
richten op de culturele dialoog tussen Nederlandse inwoners uit verschillende
herkomstlanden? Of krijgt het ook de taak om bij te dragen aan integratie? Moet het een
instituut worden dat in één stad in een gebouw gevestigd is, met eigen expositie- en
programmeringsruimtes? Of moet het instituut over verschillende steden verspreid zijn, met
eventueel een hoofdkwartier in één stad? Inmiddels was gebleken dat de besturen van de
gemeentes Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht graag een rol wilden spelen in het
tot stand komen van een dergelijk instituut. Amsterdam had zelf in 2005 het initiatief
genomen voor Marhaba, een niet-religieus centrum voor islamitische kunst en cultuur. De
verwachting was dat Marhaba te zijner tijd kon fungeren als de Amsterdamse pijler van het
nieuwe instituut.
3 Zie brief Raad aan minister 28 april 2009 en brief minister aan Raad 19 mei 2009
pagina: 4
rc-2008.05145/15
Om de mogelijke doelstellingen en reikwijdte van het instituut nader te verkennen, nodigen
de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en BZ in de loop van 2005
een aantal schrijvers en opinieleiders uit om een essay over een dergelijk instituut te
schrijven. Op basis van de gemeenschappelijk gedragen ambitie van de staatssecretarissen
van Buitenlandse Zaken en van Cultuur, geven zij in december 2005 de opdracht aan een
werkgroep onder voorzitterschap van de heer H. Pröpper om een uitgewerkt voorstel te
doen voor een Huis voor de Culturele Dialoog. Het rapport van de werkgroep Pröpper
verschijnt op 28 februari 2006. Hierin wordt voorgesteld om een Huis voor de Culturele
Dialoog op te richten, dat als doelstelling moet hebben om "mensen en groepen met
uiteenlopende culturele achtergronden samen (te) brengen in ontmoeting, debat en dialoog,
waarbij de nadruk wordt gelegd op de culturele en maatschappelijke verrijking door
migratie veroorzaakt."4 De missie was als volgt geformuleerd: "Het Huis stelt zich ten doel
de culturele verrijking van Nederland als gevolg van migratie, door middel van kunst- en
culturele programma's, zichtbaar te maken." In elk van de G-4 steden moet een lokale
vestiging van dit huis komen, die elk programmeert en presenteert, en daarbij rekening
houdt met de specifieke situatie van de vestigingsstad. Daarnaast zou een van die steden
ruimte moeten bieden aan een hoofdvestiging die fungeert als landelijke regiekamer: "een
nationaal en internationaal coördinatiepunt met bijbehorende fysieke faciliteiten en een
kleine uitgeverij."5
De werkgroep stelt voor dat het budget voor het Huis voor de Culturele Dialoog een
subsidie krijgt die (na een opstartperiode) oploopt van 4 miljoen euro in 2006 tot 12 miljoen
euro in 20086. De ministeries van BZ en OCW zouden elk de helft van dit bedrag ter
beschikking stellen. In 2008 zou in totaal 6 miljoen euro ter beschikking komen van de
lokale Kosmopolis-vestigingen; de vier gemeentes zouden deze rijksbijdrage met een gelijk
bedrag moeten matchen (namelijk 1,5 miljoen per stad). De kosten voor de nieuwbouw van
de landelijke vestiging en de huisvestingskosten van de lokale vestigingen waren geraamd
op ca. 30 miljoen euro.
Het Huis van de Culturele Dialoog voorzag in een groeimodel: op termijn zouden ook
andere steden een lokale vestiging kunnen initiëren, die bij het landelijke Huis kon
aanhaken. Inmiddels waren ook de ministeries van Algemene Zaken en van Justitie
betrokken geweest bij de gedachtevorming over en de realisatie van het toekomstige
instituut.
Op basis van het rapport van de werkgroep Pröpper hebben de betrokken staatssecretarissen
6 juni 2006 de Tweede Kamer geschreven op korte termijn een Huis voor de Culturele
Dialoog te willen opzetten. De ministeries van BZ en OCW zeggen toe voor de pilot-
periode, die loopt tot eind 2008 elk een bedrag van 2,5 miljoen ter beschikking te stellen.
De heer H. Bakker (ex-lid van de werkgroep Pröpper) wordt aangesteld als kwartiermaker
om de plannen voor het Huis nader vorm te geven en bestuur en directie aan te zoeken.
Intussen zijn ook de gemeentebesturen van Utrecht, Den Haag en Rotterdam gestart met de
oprichting van een lokale vestiging.
4 Huis voor de Culturele Dialoog, p. I
5 Ibidem, p.18
6 Ibidem, p.33
pagina: 5
rc-2008.05145/15
In het najaar van 2006 heeft de heer Bakker de aanstelling van mevrouw R. Azough en
mevrouw J. Hadders als respectievelijk artistiek directeur en zakelijk directeur voorgelegd
aan de ambtelijke begeleidingsgroep van OCW en BZ. In november 2006 benoemt
mevrouw M. J. A. Van der Hoeven, die in het nieuwe kabinet Balkenende III de
portefeuille van Cultuur onder haar hoede had, mevrouw Van der Laan als voorzitter van de
stichting Kosmopolis NL in oprichting. De laatste was in juni 2006 met het kabinet
Balkenende II afgetreden als staatssecretaris van Cultuur. Na overleg met de bewindslieden
en van mevrouw Van der Laan is de directie tijdelijk in dienst gekomen bij het SICA, dat
tot de oprichting van de Stichting Kosmopolis de formele rechtspersoon en werkgever was.
Bij de opstart van de organisatie was de keuze gemaakt om het Huis voor de Culturele
Dialoog 'Kosmopolis' te noemen. Op 24 november vond de openingsceremonie van
Kosmopolis plaats; Stichting Kosmopolis is op 10 juli 2007 officieel opgericht.
De stedelijke vestigingen zijn ieder op een eigen manier tot stand gekomen. In Amsterdam
was al eerder Marhaba opgericht, dat in november 2006 van de gemeente een startsubsidie
van 400.000 had gekregen. De instelling behield haar eigen naam en bleef zich - anders dan
Kosmopolis - louter richten op de Islamitische cultuur, maar sloot zich niettemin aan bij het
netwerk van Kosmopolis. In Utrecht werd Kosmopolis ondergebracht bij de Vrede van
Utrecht; in Den Haag werd Kosmopolis, in een eigen stichting, opgezet door de directeur van
Winternachten; in Rotterdam heeft een kwartiermaker in samenwerking met de Rotterdamse
Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) een lokale stichting ingericht. Ten tijde van de
oprichting van Kosmopolis heeft elk van de vier steden een aantal programmalijnen
benoemd7:
Kosmopolis Utrecht concentreert zich op community art, spirituele muziek, interreligieuze
dialoog, nieuwe media en gaming. Kosmopolis Den Haag richt zich op internationalisering,
gastkunstenaarschap, debatten en interactieve forumdiscussies. Kosmopolis Rotterdam heeft
de programmalijnen identiteit en imago, culturele uitwisseling en internationaal perspectief.
Marhaba in Amsterdam profileert zich door middel van kunst en cultuur, film en gesprek,
debat en dialoog, research en een zogeheten 'coalition of the willing'.
In de loop van 2007 brengt Kosmopolis NL het eerste beleidsplan uit, waarin zij drie
hoofdtaken onderscheidt: facilitering van de G-4-vestigingen en de cultuursector in het
algemeen; kennisdeling op nationaal en internationaal gebied; programmering die zowel
bovenstedelijk als internationaal geschiedt. De programmering is rond de volgende vier
thema's geconcentreerd: Culturele Verrijking, Beeldvorming en Mediawijsheid, Schurende
Kwesties en Internationale activiteiten. De organisatie realiseert een groot aantal projecten,
waarvan El Hema en het Europese Jaar voor de Interculturele Dialoog de meest
grootschalige waren (voor nadere beschouwing van de activiteiten van de Kosmopolis, zie
paragraaf "Evaluatie van de activiteiten van Kosmopolis").
Kosmopolis krijgt in Kunst van Leven, de cultuur-beleidsnota van de in februari 2007 nieuw
aangetreden minister van Cultuur, R.H.A. Plasterk, een rol toebedeeld om kunst- en
cultuurprojecten te initiëren "die een meer divers publiek bereiken en de culturele dialoog in
7 Aldus benoemd in het eerste beleidsplan van Kosmopolis, 2007
pagina: 6
rc-2008.05145/15
grootstedelijke gebieden aanjagen."8 Kosmopolis NL heeft daartoe, in het voorjaar van 2008,
een aanvraag ingediend voor rijkssubsidie in het kader van het Subsidieplan 2009-2012. De
Raad heeft voorgesteld deze subsidieaanvraag niet te beoordelen, omdat al was afgesproken
dat hij na de pilotperiode Kosmopolis zou evalueren.9
Volgens de gegevens van de Raad voor Cultuur is het bestuur van Kosmopolis NL eind
september 2008 voor het eerst op de hoogte gebracht van de financiële tekorten als gevolg
van overschrijding van programmeringsbudgetten. In de maanden daarna is gebleken dat die
tekorten zo groot waren dat het bestuur zich genoodzaakt voelde om het ministerie hierover
te informeren. Er heeft hierover een aantal gesprekken met ambtenaren van het ministerie
van OCW plaatsgevonden. In januari 2009 verzoekt het bestuur minister Plasterk om
Kosmopolis NL af te bouwen. Zoals in de inleiding al is vermeld, wordt in februari 2009 de
subsidie ingetrokken. Op 26 maart 2009 is de Stichting Kosmopolis failliet verklaard.
Volgens het faillissementsverslag zou er voor een bedrag van 650.000 euro aan crediteuren
zijn.10
De Kosmopolis-vestigingen in Utrecht, Rotterdam en Den Haag zijn ondanks het
faillissement van Kosmopolis NL blijven functioneren. Marhaba, de Amsterdamse tak van
Kosmopolis, was al in december 2007 door een beslissing van de gemeenteraad stopgezet.
Knelpunten bij het functioneren van Kosmopolis
Op basis van bovenstaande bevindingen constateert de Raad de volgende knelpunten:
- Kosmopolis is ontstaan uit verschillende politieke ambities, uitgangspunten en
doelstellingen. In de loop der tijd zijn daar door veel personen en instellingen (vanuit
verschillende belangen) uiteenlopende en soms conflicterende wensen en verwachtingen op
geprojecteerd, die nooit door één instelling gerealiseerd konden worden. Mede gevoed door
de ambities van verschillende politici en beleidsmakers en de verschillende
beleidsdocumenten die aan de oprichting ten grondslag liggen, kon bij beleidsmakers en in
het culturele veld het idee heersen dat Kosmopolis de volgende taken zou gaan uitvoeren:
a. Kosmopolis moest zorgen voor een interculturele dialoog, op basis van de
gelijkwaardigheid van verschillende culturen. Tezelfdertijd werd ook verondersteld
dat de instelling zou bijdragen aan integratie, een zeer ruim begrip dat zowel kan
duiden op assimilatie van specifieke bevolkingsgroepen als op een houding waarin
ieder lid van de samenleving zich openstelt voor andere culturen.
b. Kosmopolis moest zich in principe richten op de herkomstlanden van migranten,
waarvan er een groot aantal zijn in Nederland. Desondanks lag de nadruk toch op
Turken en Marokkanen (zie ook de adviesaanvraag, vraag 4).
c. De reikwijdte van de projecten van Kosmopolis moest zich uitstrekken van de
oude wijken in de grote steden tot het buitenland. Kosmopolis moest dus aanjager en
gespreksgenoot zijn in het mondiale, intellectuele debat over interculturaliteit, en
zich ook verhouden tot de bewoners in de volksbuurten.
d. Kosmopolis NL zou moeten fungeren als producerende instelling, internationale
8 Kunst van Leven, p. 25
9 Zie brief van de Raad aan minister, 21 maart 2008
10 Zie Eerste faillissementsverslag stichting Kosmopolis, p. 4
pagina: 7
rc-2008.05145/15
netwerkorganisatie, sectorinstituut, kennisinstituut én als aanjager en
coördinatiepunt van de stedelijke vestigingen.
- De toegezegde subsidiehoogte was aanmerkelijk lager dan het budget dat de werkgroep
Pröpper in haar rapport had voorgesteld. Toch was het ambitieniveau van de organisatie niet
voldoende afgestemd op het lagere subsidieniveau.
- De organisatiestructuur, met een landelijk instituut dat door twee ministeries werd
gefinancierd, en daarnaast drie (aanvankelijk vier) stedelijke vestigingen die hun eigen
programmering en dynamiek hadden, was uniek en zeer complex. Het feit dat Marhaba in
Amsterdam niet van de grond kwamen, heeft daarbij een extra schadelijke werking gehad.
Toen Marhaba nog bestond, heeft het verschil in doelstelling ervoor gezorgd dat het
moeilijker was om gemeenschappelijk op te treden. Na het verdwijnen van Marhaba heeft
Kosmopolis NL ook Amsterdamse taken op moeten vangen, waardoor de productiedruk op
Kosmopolis NL verder toenam. Daarnaast was de stedelijke constructie minder solide omdat
de belangrijkste stad van de G4 niet participeerde. Dit heeft ook voor imagoschade gezorgd.
- Hoewel de opdracht voor Kosmopolis zeer veelomvattend was, moest de instelling onder
zeer grote tijdsdruk van start gaan. In minder dan een half jaar tijd (tussen juni 2006 en
november 2006) moest een organisatie vanaf een nulpunt opgericht worden. In feitelijk
enkele weken tijd werden vervolgens directie en bestuur samengebracht en zij moesten direct
in volle vaart van start, zonder dat beide onderling en ten opzichte van elkaar, op elkaar
ingespeeld waren.
- De organisatie was niet geschikt om zo'n complexe organisatiestructuur met een te
veelomvattende opdracht te kunnen leiden. De directie was niet ervaren genoeg en kreeg te
weinig structurele coaching. Het bureau was niet genoeg geëquipeerd om alle taken die
Kosmopolis waren opgelegd en die het zichzelf daarnaast had gesteld, te kunnen uitvoeren.
De Raad heeft niet kunnen waarnemen dat de directie daarop voldoende heeft gereflecteerd.
Het bestuur heeft te weinig controle uitgeoefend op het functioneren van de organisatie,
heeft te weinig zicht gehad op de organisatorische en financiële problemen die zich
voordeden, heeft te weinig inhoudelijk gestuurd of gesteund en heeft geen merkbare
consequenties getrokken uit alle problemen die zich opstapelden. Gezien de complexe
opdracht die Kosmopolis had gekregen, is het de vraag of bestuur en directie niet bij
voorbaat de ambities sterk hadden moeten inperken.
- De Raad plaatst vraagtekens bij de begrotingen van Kosmopolis, en is van mening dat de
begrote en gemaakte overheadkosten strategischer ingezet konden worden ten gunste van de
programmeringsbudgetten. Specifiek bij die budgetten signaleerde het bestuur in 2008 de
kostenoverschrijdingen.
- Kosmopolis kreeg vervolgens niet de tijd om goed op gang te komen. Na twee jaar liep de
pilotperiode van de instelling al weer af, waarna het functioneren geëvalueerd werd.
Vergeleken met de termijn van nieuwe instellingen in de voormalige Cultuurnota is dit niet
alleen een opvallend korte termijn maar ook een, naar redelijke maatstaven, te korte termijn.
- Ook de instelling zelf voelde de grote tijdsdruk, waardoor zij leed onder een scoringsdrift:
zij wilde zo veel mogelijk activiteiten (waaronder de zeer arbeidsintensieve organisatie van
het Europese Jaar van de Interculturele Dialoog) ondernemen om haar bestaan te
rechtvaardigen en zichtbaar te zijn in de media. Die productiedruk kwam niet alleen van
binnenuit, maar ook van buitenaf. De instelling werd 'overvraagd' door andere instellingen,
die (financiële) mogelijkheden zagen voor samenwerking in interculturele projecten. Deze
pagina: 8
rc-2008.05145/15
twee factoren hebben er toe bijgedragen dat Kosmopolis NL veel meer heeft geproduceerd
dan zij organisatorisch en financieel aankon.
- Terwijl de politiek zich in eerste instantie intensief had bemoeid met de oprichting van
Kosmopolis en de doelstelling ervan, heeft zij zich daarna op grote afstand gehouden. Dat
mag voor gevestigde instellingen een normale zaak zijn, het betrof hier een geheel nieuwe
organisatie. Met name door de snelkookprocedure van het begin was een langduriger
politieke betrokkenheid van belang geweest.
- Met name vanwege de producerende taken die Kosmopolis NL op zich nam, kwam het ook
in het vaarwater van de stedelijke Kosmopolis-vestigingen. Kosmpolis NL en de stedelijke
vestigingen kwamen daardoor in een ongewenste concurrentiepositie ten opzichte van elkaar.
- Kosmopolis had te kampen had met de erfenis van eerdere mislukte pogingen in dit veld,
zoals de Phenix Foundation. Die instelling was in 2001 opgericht om "de rijkdom aan
culturen in Nederland beter tot uitdrukking (te) laten komen in het kunstenaanbod".11 Na een
tussentijdse evaluatie in 2003, waaruit bleek dat de doelstelling van de Phenix Foundation
niet voldoende gerealiseerd was, heeft de instelling zichzelf opgeheven. Net als Kosmopolis
kan ook de Phenix Foundation beschouwd worden als een organisatie die 'top-down' in het
leven geroepen werd, met weinig echt draagvalk uit het veld. Beide organisaties moesten een
stimulans bieden aan interculturele initiatieven op het gebied van kunst en cultuur. Gezien de
leemte die er op dat gebied is, gezien de maatschappelijke druk die er rust op het slagen van
dergelijke organisaties en gezien de argwaan die er in de (interculturele en politieke) sector
leeft over zulke instellingen die weliswaar gebudgetteerd maar met onbewezen succes in het
culturele veld worden geparachuteerd, zijn de verwachtingen waaraan zij moeten voldoen
onrealistisch groot.
- Kosmopolis heeft verzuimd om op een structurele manier draagvlak in de sector te
organiseren, hetgeen voor het functioneren van een dergelijke organisatie met zulke
grootschalige en veelomvattende taken van groot belang is. De stichting had bijvoorbeeld
een Raad van Advies kunnen instellen, zoals de werkgroep Pröpper had gepleit.
Evaluatie van de activiteiten van Kosmopolis
De Raad volgt bij de behandeling van dit onderwerp de volgende zes vragen uit de
adviesaanvraag.
1. In hoeverre hebben de stedelijke, landelijke en internationale activiteiten een intercultureel
karakter, dat wil zeggen dat zij zich niet richten op één bevolkingsgroep of religie?
2. Hoe verhouden de activiteiten van Kosmopolis zich tot de activiteiten op het gebied van
culturele diversiteit van andere (culturele) instellingen en zijn de activiteiten van Kosmopolis
hierin onderscheidend?
3. Hoe verhoudt de landelijke instelling zich tot de stedelijke instellingen van Kosmopolis?
heeft de organisatievorm met een landelijk platform en lokale initiatieven zichtbare
meerwaarde opgeleverd?
4. In hoeverre dragen de internationale activiteiten van Kosmopolis bij aan de doelen van de
instelling, met name die ten aanzien van de opbouw van structurele culturele relaties met de
herkomstlanden (in het bijzonder Turkije en Marokko)?
11 Beleidsplan Phenix Foundation
pagina: 9
rc-2008.05145/15
5. In hoeverre vindt uitwisseling van activiteiten (op basis van wederkerigheid) plaats op
internationaal niveau?
6. Hoe beoordeelt de Raad het publieksbereik en de uitstraling van de activiteiten?
De Raad constateert dat de activiteiten van Kosmopolis een sterk intercultureel karakter
hebben, en zich dus niet richten op één bevolkingsgroep of religie. Kosmopolis heeft veel
projecten georganiseerd die zich concentreren op de beeldvorming over en tussen culturen in
het algemeen, zoals de Burenwinkel, Alter Ego, Beautiful Cultures en het Europees Jaar voor
de Interculturele Dialoog. Daarnaast zijn er ook veel activiteiten die zich beperken tot één
bepaalde etnische of culturele groep, maar daarin staat meestal toch de dialoog tussen de
Nederlandse en die andere cultuur centraal. Bovendien is de diversiteit van de culturen
waarop die activiteiten zich richten, heel breed. Inside Imazighen had betrekking op de
Berbercultuur, Rappa's schrijfwedstrijd op de Surinaamse cultuur, Garaj Nights op de Turkse
cultuur en Flamenco Nights op de Spaanse en Zuid-Amerikaanse cultuur. Kosmopolis heeft
zodoende een breed palet van de Nederlandse migranten-culturen bestreken.
Kosmopolis onderscheidde zich van andere culturele instellingen omdat de instelling cultuur
in een brede zin opvatte. Activiteiten beperkten zich niet tot kunstuitingen, maar
concentreerden zich ook op ethiek en moraal, leefgewoonten en culturele symbolen.
Kosmopolis zorgde daardoor voor een breuk met de dominante stroom in de gesubsidieerde
cultuursector. Van oudsher worden vooral instellingen gesubsidieerd vanuit gevestigde
opvattingen over kunst en cultuur, die voorbij gaan aan tradities en kunstuitingen die
afkomstig zijn uit niet-Westerse culturen, en in de Westerse cultuur soms niet tot de kunst
gerekend worden. Kosmopolis vatte het begrip kunst ruim op, en onderzocht in de
activiteiten ook naar de grenzen ervan. Voorbeelden van zulke activiteiten zijn Let's make
love en Growing symbols.
Daarnaast had Kosmopolis ook een multidisciplinaire focus. Ze initieerde en programmeerde
projecten die zich uitstrekte over haast ieder genre: literatuur, theater, beeldende kunst, film,
dans en muziek.
Ook op een ander vlak nam Kosmopolis in het (inter)culturele veld een eigen positie in. De
instelling speelde vanuit haar doelstelling een intermediaire rol: ten eerste omdat ze
verbindingen zocht tussen bestaande instellingen en derhalve als katalysator optrad. Ten
tweede omdat zij ook de stedelijke vestigingen met elkaar verbond en zodoende de projecten
ervan naar een andere stad transponeerde of een landelijke verspreiding gaf. Ten derde pikte
Kosmopolis ook succesvolle initiatieven van derden op, en verspreidde ze vervolgens
landelijk. El Hema is hier het beste voorbeeld van.
De landelijke organisatie heeft meerwaarde ten opzichte van de stedelijke vestigingen, omdat
er bij die lokale vestigingen behoefte is aan een landelijk coördinatiepunt waarin de kennis
uit de steden samenkomt, van waaruit activiteiten landelijk verspreid worden, en waar
centraal contact gelegd kan worden met een internationale netwerk.
In de korte tijd waarin Kosmopolis heeft bestaan, is er echter onvoldoende gelegenheid
geweest om een hechte samenwerking tussen de landelijke stichting en de stedelijke
vestigingen tot stand te brengen. De communicatie tussen Kosmopolis-NL en de stedelijke
vestigingen verliep evenwel soms moeizaam en er was een gebrekkige wederzijdse
afstemming. De haast waarmee de organisatie van start moest gaan en de gecompliceerde
organisatiestructuur waren hier debet aan. Daarnaast werd de landelijke vestiging een
pagina: 10
rc-2008.05145/15
concurrent van de stedelijke vestigingen, omdat Kosmopolis NL ook zelf producent was.
Kosmopolis heeft slechts een beperkt aantal internationale activiteiten ontwikkeld. De Raad
concludeert dat het, gezien het korte bestaan van de stichting, niet reëel dat zulke activiteiten
bijdragen aan de opbouw van structurele culturele relaties met de herkomstlanden van
migranten, voor zover dat al meetbaar is.
De Raad constateert dat Kosmopolis bij het leggen van internationale contacten en het
aangaan van internationale samenwerking niet genoeg gebruik maakte van de netwerken die
al bestaande culturele instellingen hadden opgebouwd. Daardoor misten activiteiten de
inbedding en uitstraling die ze hadden kunnen hebben. Niettemin hebben er wel degelijk
geslaagde internationale projecten onder de vlag van stedelijke vestigingen van Kosmopolis
plaatsgevonden, die wellicht een verdere landelijke verspreiding zouden kunnen krijgen,
zoals de gastkunstenaarschappen die Kosmopolis Den Haag organiseert.
De Raad vat "uitwisseling van activiteiten (op basis van wederkerigheid)" uit vraag 5 op als
een vraag naar uitwisseling waarbij tweezijdige overeenkomst wordt gesloten, die
(financiële) verbintenissen schept. De Raad heeft nergens in de opdracht of doelstelling van
Kosmopolis teruggevonden dat de instelling op basis van een dergelijke wederkerigheid
internationale activiteiten moet ontwikkelen. De Raad heeft op basis van de documenten die
hij tot zijn beschikking heeft, niet kunnen concluderen of op grond van dergelijke financiële
afspraken internationale activiteiten zijn ontwikkeld. Hij vermoedt dat dit niet het geval is,
en hij meent dat het moeilijk is voor een organisatie die zo kort bestaat, om onder zulke
condities internationale activiteiten te ontplooien.
Overigens is de Raad van mening dat het gezien de financiële situatie waarin de meeste
herkomstlanden van Nederlandse migranten verkeren, niet van die landen verwacht kan
worden om een wederkerige financiële overeenkomst aan te gaan.
Wordt onder wederkerigheid verstaan dat men in beide betrokken landen actief is, dan is
relevant dat in de (nooit inhoudelijk in behandeling genomen en beoordeelde)
subsidieaanvraag 2009-2012 van Kosmopolis wordt gesproken van "workshops in het
buitenland (waarbij) Kosmopolis artistieke kwaliteit in een wederkerig programma
presenteert".12 De videoworkshops die in Suriname, op Curaçao en in Turkije zijn
georganiseerd als voortraject voor het Stranger Festival 2008, kunnen als dergelijke
workshops beschouwd worden. 13
Het ontbreekt de Raad aan harde en bruikbare gegevens over het publieksbereik van
Kosmopolis, zodat het moeilijk is om uitspraken hierover te doen. Vraag 6 kan niet anders
dan aan de hand van indrukken worden beantwoord.
Voorts hecht de Raad er aan om bij uitspraken over publieksbereik en uitstraling Kosmopolis
een onderscheid te maken tussen verschillende publieksgroepen.
De Raad heeft de indruk dat Kosmopolis bij het brede, gangbare cultuurpubliek geen grote
naamsbekendheid had, en bij de meer ingevoerde publieksgroepen (bijvoorbeeld afkomstig
12 Kosmopolis Het Plan! 2009-2012, januari 2008, p. 19
13 Zie Kosmopolis website, http://www.kosmopolis.nl/index.php?id=165&tx_ttnews
%5BpS%5D=1242176284&tx_ttnews%5Btt_news%5D=304&tx_ttnews%5BbackPid%5D
=164&cHash=3e2d44fcde
pagina: 11
rc-2008.05145/15
uit de cultuursector zelf) soms leed onder een negatief imago. Kosmopolis is er in dat
opzicht niet in geslaagd om tijdens de korte levensduur hechte samenwerkingsverbanden aan
te gaan met gevestigde instellingen en op die manier bruggen te slaan naar de dominante
stroming in de kunstwereld. Daarnaast heeft ze zich niet kunnen ontdoen van het al dan niet
terechte beeld dat het een door de politiek in het cultuurveld geparachuteerde instelling was.
Tegelijkertijd lijken de naamsbekendheid en reputatie op lokaal niveau een stuk groter. In
wijken in de grote steden waar veel migranten wonen die weinig aansluiting hebben met de
gevestigde cultuurinstellingen, heeft Kosmopolis succesvolle activiteiten (zoals de
Burenwinkel, de gastkunstenaarschappen in Den Haag en de projecten op de
Afrikaandermarkt in Rotterdam) ontwikkeld, die naar het inzicht van de Raad, en gebleken
uit gesprekken in het veld, een grote uitstraling hebben gehad.
De Raad juicht in dit verband ook toe dat Kosmopolis groot belang hechtte aan de nieuwe
media als middel om het publieksbereik te vergroten en de beeldvorming te beïnvloeden. Er
is consequent geïnvesteerd in toepassingstechnieken van digitale media, zoals digitale
platforms, een gezamenlijke internetsite en internetfilms. Voorbeelden hiervan zijn de
Dialoogbom, Born digital en de Issuebarometer.
Conclusies
De Raad acht het van groot belang dat er in de Nederlandse cultuursector genoeg ruimte
wordt geboden aan instellingen en een infrastructuur die zich toeleggen op het faciliteren,
produceren en programmeren van cultureel diverse kunst- en cultuuruitingen. Internationale
en interculturele uitwisseling, het aangaan van een werkelijke dialoog, alsmede het delen van
kennis zijn vanzelfsprekende componenten van zulke instellingen. De politieke wens die
heeft geleid tot de oprichting van Kosmopolis is deels vanuit de terechte behoefte aan zo'n
instelling en infrastructuur ontstaan. Maar de Raad concludeert dat de opdracht die
Kosmopolis heeft meegekregen enerzijds zo breed was geworden, dat het voor bestuur en
directie onmogelijk was om met de ter beschikking gestelde middelen alle taken binnen één
organisatie uit te voeren en dat anderzijds, zoals hierboven is gebleken, het pakket aan
doelstellingen in zichzelf tegenstrijdig was. Daardoor was het onmogelijk om al die
doelstellingen te realiseren.
Bovengenoemde knelpunten in ogenschouw genomen, concludeert de Raad dat de
organisatie Kosmopolis NL een kleine kans van slagen had. Als de organisatie niet al na
twee jaar zo'n financieel tekort had opgebouwd dat het bestuurlijke draagvlak was
weggevallen, was het bestaansrecht van de organisatie vanwege de volgende factoren zeer
waarschijnlijk later om een of andere reden ter discussie komen te staan.
Een aantal politieke bestuurders en instanties heeft Kosmopolis onhaalbare doelstellingen
opgelegd. Zij waren ook verantwoordelijk voor de grote tijdsdruk: zowel de tijdsdruk om de
organisatie op te richten als om de organisatie te laten slagen. Er is een directie aangesteld
die niet ervaren genoeg was, en die onvoldoende structureel werd gecoacht. Ook ontbrak er
een inhoudelijke sturing, georganiseerd draagvlak en een klankbord, bijvoorbeeld in de vorm
van een Raad van Advies.
Daarnaast droeg ook de organisatie zelf de verantwoordelijkheid om het takenpakket en het
ambitieniveau van de instelling tot realistische proporties terug te brengen. Het bestuur heeft
te weinig zicht gehad op de werkelijke gang van zaken op de werkvloer en heeft daardoor
ook te weinig sturing gegeven c.q. kunnen geven aan de directie van de instelling. Een
pagina: 12
rc-2008.05145/15
situatie die eigenlijk vrij snel al ontspoorde, kon daardoor te lang blijven ontsporen.
De Raad is overigens van mening door de betrokkenen te snel besloten is om de activiteiten
van de organisatie stop te zetten, zonder alternatieve scenario's te onderzoeken. Daardoor is
er meer verloren gegaan dan nodig was: de organisatie had in een andere constellatie en met
een beperkter en concreter pakket aan doelstellingen de activiteiten kunnen voortzetten.
Aanbevelingen
De Raad hecht groot belang aan de centrale doelstelling van Kosmopolis om in kunst en
cultuur een ontmoeting tot stand te brengen tussen mensen en een uitwisseling van ideeën en
vormen uit verschillende culturen. In het advies Innoveren, participeren! benadrukt de Raad
met het begrip cultureel burgerschap dat cultuur in zijn verscheidene vormen en inhouden
een belangrijke voorwaarde is voor het functioneren van een samenleving. De Raad stelt:
"Globalisering, migratie en de doorbraak van een mondiale populaire cultuur hebben de
vanzelfsprekende identificatie van burgerschap met een bepaalde, nationaal gebonden,
politieke gemeenschap onder druk gezet (...)."14 Achteraf gezien kan deze formulering
wellicht wat te negatief worden uitgelegd. Er is niet alleen iets onder druk gezet, want door
mondialisering beschikken burgers uit alle lagen van de bevolking ook over vele
mogelijkheden om zich in die mondiale samenleving te ontplooien. Een instituut als
Kosmopolis kan een rol, zo niet een sleutelrol spelen in de wijze waarop de samenleving
vormgeeft aan het cultureel burgerschap, dat door de geschetste ontwikkelingen de burger
een nieuwe, wereldwijde biotoop gegeven heeft. Zo'n instelling kan de burger verrijken met
bewustzijn van andere culturen, die zowel tot de veronderstelde 'hoge' als tot de 'lage' cultuur
behoren. Zij kan burgers door zo'n ontmoeting tot een interculturele dialoog stimuleren.
De Raad is van mening dat de Kosmopolis-instellingen in Den Haag, Rotterdam en Utrecht
met grote inzet en met groeiend succes gepoogd hebben deze doelstelling te verwezenlijken.
Zij hebben, mede door hun worteling in de lokale gemeenschappen, door hun culturele
netwerken en internationale contacten bestaansrecht opgebouwd. Derhalve adviseert de Raad
dat voor deze lokale instellingen tot het einde van de huidige subsidieplanperiode (2009-
2012) rijksondersteuning gegarandeerd blijft.
Door het stopzetten van Kosmopolis NL is de uitvoering van een aantal taken weggevallen,
die in de toekomst geborgd moeten blijven. Deze taken betreffen 1) de landelijke coördinatie
en kennisdeling van de stedelijke Kosmopolis-vestigingen, 2) een platformfunctie die
projecten aanjaagt en een landelijke doorwerking kan geven (en eventueel kan uitbreiden
naar andere steden) 3) een internationale netwerkfunctie, die de verbinding kan leggen tussen
de stedelijke vestigingen en internationale instellingen en projecten.
Deze drie functies moeten naar de mening van de Raad centraal aangestuurd worden, met
dien verstande dat de landelijke organisatie geen eigen koers gaat varen. Het landelijke
platform moet vanuit het uitgangspunt van de stedelijke instellingen de centrale doelstelling
van Kosmopolis in een nationale en internationale context plaatsen.
De Raad pleit er daarom voor om een slank landelijk steun- en aanspreekpunt van
Kosmopolis met een afgebakende opdracht onder te brengen bij een bestaande organisatie
14 Innoveren, participeren!, p. 14
pagina: 13
rc-2008.05145/15
die ervaring en expertise heeft opgebouwd op het gebied van culturele diversiteit en die
succesvol is gebleken. De Raad stelt voor om deze organisatie, die zich al op dit vlak heeft
bewezen, te verzoeken een structuur en programma te ontwikkelen waarin eerdergenoemde
taken gewaarborgd worden.
Wil een instelling met de doelstellingen van Kosmopolis kunnen slagen, dan is het belangrijk
dat de opdrachtgevers en subsidiënten deze nieuwe organisatie de tijd gunnen om tot
ontwikkeling te komen, en derhalve de verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat
de kans van slagen optimaal is.
Daarnaast is het ook van groot belang dat er (opnieuw) een Amsterdamse vestiging wordt
opgericht. Een vestiging aldaar is een pijler in de Kosmopolis-constructie, zoals Amsterdam
dat ook is in de G-4. Gezien de grootstedelijke behoeften op het gebied van culturele
diversiteit valt er in Amsterdam veel te winnen bij een vestiging in die stad. Ook voor de
landelijke uitstraling van Kosmopolis is het belangrijk dat er een Kosmopolis Amsterdam
komt. De Raad pleit ervoor dat de betrokken ministeries in nauw overleg met de G-4 stappen
zetten om een Amsterdamse vestiging een nieuwe impuls te geven.
Tot slot hecht de Raad er aan te benadrukken hoe ongewenst het is dat, juist in tijden waarin
financieel gezien de mogelijkheden beperkt zijn, Nederland de blik naar binnen richt. De
mondiale en interculturele ontmoeting is wat Nederland heeft gemaakt tot wat het is omdat
het een huis heeft geboden aan die ontmoeting. In de identiteit van Nederlanders ligt besloten
dat ze van oudsher vertrouwd zijn met en gekenmerkt worden door een mondiaal bestaan.
Wie scheep gaat, wil een avontuur aan. Wie handel drijft, zoekt een risico omwille van
winst. Wie een ander zoekt en ontmoet, is geïnteresseerd in wat die te bieden heeft op alle
vlakken van het leven. Een culturele instelling die deze zoektocht faciliteert, inspireert, en
van kennis voorziet, en die uitstraalt dat Nederland deze zoektocht vóórstaat, is van blijvend
maatschappelijk belang.
Hoogachtend,
Els Swaab Kees Weeda
Voorzitter Algemeen secretaris
pagina: 14
rc-2008.05145/15
Bijlage 1: Lijst van personen die de commissie heeft gesproken
Kosmopolis NL mevrouw M. van der Laan
de heer E. Jacobs
mevrouw R. Azough
mevrouw J. Hadders
Kosmopolis Utrecht de heer P. de Haan
mevrouw N. Jouwe
mevrouw A. Oosterveld
Tumult (Utrecht) mevrouw J. Pieterse
Kosmopolis Den Haag de heer A. Bhalotra
mevrouw R. Benlahbib
mevrouw C. Tjon
de heer T. Dommisse
Kosmopolis Rotterdam mevrouw M. van Rossen
mevrouw L. van der Linden
Rotterdamse Schouwburg de heer J. Zoet
Gemeente Utrecht de heer N. Janssen
mevrouw N. Terpstra
Gemeente Den Haag de heer P. Broekhoff
mevrouw S. Halfwerk
Gemeente Rotterdam de heer R. van Leeuwen
mevrouw I. Klaassen
Gemeente Amsterdam de heer J. Rijbroek
Commissie Verploeg (Den Haag) de heer Ö. Gölpinar
mevrouw A. van Kampen
Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur de heer H. Bongers
mevrouw L. Levy
NFPK+ de heer G. Lawson
(voorheen directeur SICA)
NLPVK de heer H. Pröpper
(schrijver visiestuk Huis voor de Culturele Dialoog)
i-Nova mevrouw M. Carrilho
Tolhuistuin de heer C. Keulemans
Eutopia de heer F. Golyardi
FORUM de heer S. Harchaoui
de heer R. Solhilait
Interart mevrouw S. Najand
Gemeente Wassenaar de heer J. Hoekema
(voorheen directeur Onderzoek, Onderwijs en Cultuur ministerie BZ)
Nationaal Archief de heer M. Berendse
(voorheen directeur Kunsten ministerie OCW)