Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
PO/133682
Bijlagen
---
Datum 29 juni 2009
Betreft Voortgangsrapportage Kwaliteitsagenda PO "Scholen voor morgen"
Voortgang Kwaliteitsagenda PO 2008/2009
1. Inleiding
Met deze tweede voortgangsrapportage1 informeer ik u over de uitvoering van
het beleid zoals verwoord in de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs "Scholen voor
morgen" (Kamerstuk 2007-2008, 31293, nr. 1). Doel van de Kwaliteitsagenda is
het verbeteren van het primair onderwijs, met nadruk op taal en rekenen. Deze
voortgangsrapportage betreft de periode juli 2008 tot en met juni 2009. Omdat ik
uw Kamer het afgelopen jaar al regelmatig op de hoogte heb gehouden over de
voortgang op onderdelen van de Kwaliteitsagenda, is dit een beknopte
rapportage, met een overzicht van de belangrijkste activiteiten en tussentijdse
resultaten.
Op onderdelen van de Kwaliteitsagenda PO is goede vooruitgang geboekt. Dat is
vooral te danken aan de inspanningen van de meer dan 175.000
onderwijsprofessionals, die zich elke dag met hart en ziel inzetten voor goed
primair onderwijs. Belangrijk is dat zij het belang onderschrijven van taal,
rekenen en opbrengstgericht werken. Uit de recent uitgevoerde Opiniepeiling
Kwaliteitsagenda PO blijkt dat ook (zie bijlage): zo'n 80 procent van de leraren,
schoolleiders en bestuursleden vindt de focus op taal en rekenen (zeer) goed.
De afgelopen periode zijn stappen in de goede richting gezet. Het is nu zaak op
de ingeslagen weg verder te gaan. Daarbij zijn er twee onderdelen die extra
aandacht behoeven.
Het eerste punt is dat het aantal zeer zwakke scholen begin 2009 licht is
toegenomen. Dat gebeurde ondanks eerder geïntensiveerd toezicht en preventie.
Daarom heb ik direct gerichte actie ondernomen op dit punt. In paragraaf 2.3
wordt het Actieplan Zeer Zwakke Scholen kort toegelicht.
1 Uw Kamer heeft op 7 juli 2008 de eerste voortgangsrapportage ontvangen (Kamerstuk
2007-2008, 31293, nr. 18).
a
na 1 van 7
Pagi
Het tweede punt van aandacht is opbrengstgericht werken, waaronder het aspect
van kwaliteitszorg. Daaronder versta ik onder meer dat scholen hun opbrengsten
op het gebied van taal en rekenen en hun onderwijsleerproces evalueren en
aanpassen. Het aandeel basisscholen dat deze opbrengstgerichte aanpak
hanteert, steeg in het schooljaar 2007/2008 van 39 naar 52 procent. Dit is
positief, maar desondanks zijn we nog niet waar we in 2011 willen zijn: de
ambitie is dit aandeel te laten stijgen naar tenminste 70 procent. De komende
twee jaar zal ik scholen daarom intensief ondersteunen bij het vormgeven van
meer opbrengstgericht onderwijs op het gebied van taal en rekenen. In paragraaf
2.3 en 3 ga ik hier verder op in.
Leeswijzer
In paragraaf 2 ga ik in op (2.1) de doelstellingen voor de periode 2007-2011,
(2.2) de samenwerking met diverse partijen in het veld en (2.3) de tussentijdse
resultaten anno 2009. Paragraaf 3 is een vooruitblik naar de komende periode.
Bijlage 1 bevat een overzicht van brieven die de afgelopen periode in het kader
van de Kwaliteitsagenda aan uw Kamer zijn gestuurd. Verder voeg ik vier
rapporten toe: "Opiniepeiling Kwaliteitsagenda PO", uitgevoerd door
ResearchNed; "Het taalonderwijs op taalzwakke en taalsterke scholen" van de
Inspectie van het Onderwijs; de nulmeting over 2008 van het "Jaarlijks
Peilingsonderzoek van het Onderwijsniveau" van het Cito; en het ITS-rapport
"Prestaties, gedrag en houding van basisschoolleerlingen".
2. Een sterke basis
2.1 Doelstellingen Kwaliteitsagenda PO (2007-2011)
We willen alle kinderen in Nederland inspirerend onderwijs bieden van de hoogst
haalbare kwaliteit, zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. De
Kwaliteitsagenda is gericht op het verbeteren van het primair onderwijs, met
nadruk op taal en rekenen, aangezien die basisvaardigheden onmisbaar zijn: voor
andere vakken op school, voor de verdere schoolloopbaan van leerlingen en voor
maatschappelijk succes.
Samen met het onderwijsveld heb ik in de Kwaliteitsagenda PO "Scholen voor
morgen" de volgende vijf tijdgebonden en meetbare doelen geformuleerd:
1. In 2011 zijn de gemiddelde leerprestaties voor alle groepen leerlingen op
het gebied van taal en rekenen aantoonbaar gestegen ten opzichte van
2005.
2. In 2011 voldoet minimaal 70 procent van de scholen aan de indicatoren
van goede kwaliteitszorg, zoals die zijn omschreven in het toezichtkader
van de Inspectie.
3. In 2009 is duidelijk vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het primair
onderwijs op het gebied van taal en rekenen moeten weten.
4. In 2011 is het aantal zeer zwakke scholen gehalveerd en is een school
niet langer dan één jaar zeer zwak.
5. In 2011 is er een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie,
en is de taalachterstand van achterstandsleerlingen aan het einde van de
basisschool met 40 procent gereduceerd ten opzichte van het meetjaar
2002.
Pagina 2 van 7
2.2 Brede samenwerking
In het afgelopen jaar heb ik, samen met het onderwijsveld, de basis gelegd voor
het realiseren van onze doelen. De PO-raad, de WEC-raad, vertegenwoordigers
van schoolleiders in het primair onderwijs, vakbonden en ouderorganisaties
werken allen mee aan de ondersteuning van scholen bij het verbeteren van het
(taal- en reken)onderwijs. Ook de Landelijke Pedagogische Centra, landelijke en
regionale onderwijsadviesbureaus en expertisecentra werken aan het bereiken
van de doelstellingen op het gebied van taal en rekenen.
2.3. Tussentijdse resultaten en activiteiten per doelstelling
Er is, zoals gezegd, een brede coalitie van partijen actief bezig om de
doelstellingen uit de Kwaliteitsagenda te realiseren. Onderstaand geef ik per
doelstelling aan wat er, voor de realisatie daarvan, gedaan is.
Doelstelling 1: In 2011 zijn de gemiddelde leerprestaties voor alle groepen
leerlingen op het gebied van taal en rekenen aantoonbaar gestegen ten opzichte
van 2005.
De afgelopen periode zijn gerichte activiteiten en maatregelen ontplooid en
ingezet. Het ministerie van OCW, de PO-raad en de WEC-raad stimuleren het
opzetten van lerende netwerken. Bijna 2000 basisscholen en scholen voor
speciaal (basis)onderwijs nemen deel aan taal- en rekenverbetertrajecten en
pilots rond taalbeleid om onderwijsachterstanden te bestrijden2. Deze scholen
proberen in drie jaar tijd de taal- en rekenprestaties van hun leerlingen te
verbeteren. Daarbij werken ze zeer opbrengstgericht: met concrete einddoelen en
informatie over tussentijdse resultaten.
OCW verleent verder direct steun aan schoolleiders en leerkrachten, bijvoorbeeld
via de professionaliseringstrajecten uit de Aanpak Opbrengstgericht Leiderschap
en de lerarenbeurs uit het Actieplan LeerKracht van Nederland. Bestuurders,
schoolleiders en leerkrachten waarderen die directe steun, zoals blijkt uit het
grootschalig gebruik hiervan.
Om jaarlijks te kunnen vaststellen of de leerprestaties op het gebied van taal en
rekenen verbeteren, heb ik het Cito opdracht gegeven het Jaarlijks
Peilingsonderzoek van het Onderwijsniveau uit te voeren. De meting over 2008 is
een nulmeting (zie bijlage). Vervolgmetingen moeten aantonen of de taal- en
rekenprestaties zijn verbeterd (de resultaten van de eerste vervolgmeting zijn in
het tweede kwartaal van 2010 beschikbaar). Wat in de nulmeting wel al te zien is
zijn verschillen tussen leerlingen. Zo presteren jongens beter op
rekenvaardigheden, terwijl meisjes over het algemeen beter presteren op
taalvaardigheden. Ook leerlinggewicht is van invloed op de (taal-)vaardigheid:
groep 8-leerlingen met een hoger leerlinggewicht (achterstandsleerlingen)
presteren minder goed op woordenschat, begrijpend lezen en spelling.
2 Het gaat om 1963 scholen voor primair onderwijs. Aan taal/leesverbetertrajecten nemen
1000 basisscholen, 64 sbo-scholen en 49 so-scholen deel. 350 scholen nemen deel aan de
pilots taalbeleid onderwijsachterstanden. Aan rekenverbetertrajecten nemen 375
basisscholen, 25 sbo-scholen en 13 so-scholen deel.
Pagina 3 van 7
Het als bijlage toegevoegde ITS-rapport beschrijft de prestaties op het gebied van
taal, lezen en rekenen van basisschoolleerlingen, zoals gemeten in het COOL-
cohort (2008). De prestaties in 2008 zijn vergelijkbaar met die in eerdere
cohorten (2001, 2003 en 2005); wel neemt het aandeel havo/vwo-adviezen
duidelijk toe.
Bij deze brief bied ik u ook het Inspectierapport "Het taalonderwijs op taalzwakke
en taalsterke scholen" aan (zie bijlage). Dit onderzoek is een vervolg op het
onderzoek naar de taalvaardigheid in het basisonderwijs dat in 2007 is
uitgevoerd. Het onderzoek laat zien dat er significante verschillen zijn tussen
taalsterke en taalzwakke scholen, bijvoorbeeld met betrekking tot het didactisch
handelen. Met name voor scholen met zwakke taalresultaten en scholen die hun
taalresultaten willen verbeteren, bieden de uitkomsten van het onderzoek
aanknopingspunten om het eigen taalonderwijs te evalueren en te verbeteren.
Doelstelling 2: Opbrengstgericht werken en kwaliteitszorg - In 2011 voldoet
minimaal 70 procent van de scholen aan de indicatoren van goede kwaliteitszorg,
zoals die zijn omschreven in het toezichtkader van de Inspectie.
Uit de recent uitgevoerde opiniepeiling (zie bijlage) blijkt dat ruim 80 procent van
de schoolleiders en schoolbestuurders vindt dat opbrengstgericht werken
belangrijk is voor het verbeteren van taal- en rekenprestaties. Ik ben blij met die
steun voor deze vorm van kwaliteitszorg, die inhoudt dat de prestaties van
leerlingen, groepen en scholen worden geëvalueerd om het onderwijs te
optimaliseren.
Uit het verslag van de Inspectie van het Onderwijs over 2007/2008 blijkt dat in
één jaar tijd het aandeel scholen met voldoende kwaliteitszorg is gestegen van 39
naar 52 procent. De Inspectie denkt dat deze vooruitgang mede te danken is aan
de extra aandacht voor dit thema vanuit de Kwaliteitsagenda PO. Een belangrijke
maatregel uit de Kwaliteitsagenda is bijvoorbeeld, dat ongeveer 200 scholen
deelnemen aan Op Maattrajecten voor opbrengstgericht werken. Voor
opbrengstgericht onderwijs is verder onderwijskundig leiderschap van groot
belang. Om die reden heb ik eind 2008 de schoolleidersagenda voor het primair
onderwijs uitgebracht, onder de titel Aanpak Opbrengstgericht Leiderschap PO.
Daarmee worden schoolleiders, bestuurders en bovenschools managers
ondersteund bij het meer opbrengstgericht werken. Daarnaast richt ik me op het
oplossen van het tekort aan schoolleiders en het verlagen van de administratieve
lasten, zodat schoolleiders meer tijd kunnen vrijmaken voor onderwijskundig
leiderschap.
De vooruitgang op deze doelstelling stemt tot voorlopige tevredenheid, maar we
zijn er nog niet. De Onderwijsraad vindt de opbrengstgerichtheid van het primair
onderwijs nog zwak ontwikkeld en spreekt van de wenselijkheid van een
cultuuromslag op scholen. Het advies van de Onderwijsraad wordt gesterkt door
de consensus die in wetenschappelijke kringen bestaat over de positieve effecten
van opbrengstgericht werken op het verbeteren van de basisvaardigheden. De
Inspectie van het Onderwijs bevestigt dit beeld: sterke basisscholen werken
opbrengstgericht.
De aandacht voor opbrengstgericht werken en kwaliteitszorg moet daarom
worden vastgehouden en zelfs geïntensiveerd. De Inspectie van het Onderwijs
Pagina 4 van 7
geeft immers aan dat de recente sprong voorwaarts geen garantie biedt voor de
nabije toekomst. In paragraaf 3 kom ik hier op terug.
Doelstelling 3: In 2009 is duidelijk vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het
primair onderwijs op het gebied van taal en rekenen moeten weten.
Op aanraden van de Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen
(Commissie Meijerink) worden er referentieniveaus voor taal en rekenen
ingevoerd. Daarin zal worden vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het
primair onderwijs moeten kennen en kunnen.
De referentieniveaus zijn waardevolle hulpmiddelen om het taal- en
rekenonderwijs te verbeteren. De niveaus bieden leraren de mogelijkheid hun
onderwijsaanbod af te stemmen op de beheersingsgraad van hun leerlingen en
gerichte ambities te formuleren. Dit versterkt het opbrengstgericht leren en
onderwijzen. Beoogd wordt de referentieniveaus taal en rekenen vanaf 1 augustus
2010 in wet vast te leggen.
Momenteel wordt geïnventariseerd in welke mate de bestaande toetsen en
leerlingvolgsystemen de inhoud van de referentieniveaus meten en hoe zij geijkt
kunnen worden op de niveaus. Ook wordt er gekeken naar de vertaling van de
referentieniveaus naar tussendoelen en leerlijnen. Eerder dit jaar is vastgesteld
dat de referentieniveaus voldoende worden gedekt door de meest gebruikte
methoden. Een ander aandachtspunt is het onderwerp zorgleerlingen: de
referentieniveaus moeten een hulpmiddel zijn om álle leerlingen vooruit te
helpen, ook leerlingen die specifieke zorg behoeven.
Doelstelling 4: In 2011 is het aantal zeer zwakke scholen gehalveerd en is een
school niet langer dan één jaar zeer zwak.
In 2009 is het Actieplan Zeer Zwakke Scholen van start gegaan. Dat was nodig,
omdat begin 2009 bleek dat het aantal zeer zwakke basisscholen licht was
toegenomen in plaats van afgenomen. Dit hing deels samen met het
geïntensiveerde toezicht van de Inspectie. In het actieplan staan de volgende
nieuwe maatregelen:
· Zwakke scholen staan onder hetzelfde intensieve toezicht als zeer zwakke
scholen. Dit moet voorkomen dat zwakke scholen verder afglijden.
· De PO-raad heeft het Actieplan Zeer Zwakke Scholen vertaald in een
ondersteuningsaanbod voor basisscholen. Het motto is: goed worden en goed
blijven. De ondersteuning is beschikbaar sinds april 2009. Zeer zwakke
scholen kunnen gebruikmaken van een analyseteam dat hen helpt bij de start
van het verbetertraject. Schoolleiders van (zeer) zwakke scholen kunnen zich
laten koppelen aan collega's van sterke scholen (`twinning'). Dat is
inspirerend en leerzaam voor beide partijen en voorkomt dat zwakke scholen
verder afglijden. De WEC-raad en het SBO-werkverband voeren vergelijkbare
activiteiten uit voor het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs.
· Met de provincies Drenthe, Friesland en Groningen worden
kwaliteitsakkoorden afgesloten om concentraties van (zeer) zwakke scholen
beter aan te kunnen pakken. Deze kwaliteitsakkoorden worden afgesloten
tussen het Rijk, de Provincie en de schoolbesturen.
Tijdens het AO van 3 juni jl. heeft uw Kamer aangegeven het Actieplan Zeer
Zwakke Scholen te steunen.
Pagina 5 van 7
Doelstelling 5: In 2011 is er een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse
educatie, en is de taalachterstand van achterstandsleerlingen aan het einde van
de basisschool met 40 procent gereduceerd ten opzichte van het meetjaar 2002.
De deelname aan voorschoolse educatie steeg aanzienlijk: van 53 procent in 2007
naar 62 procent in 2008. De deelname aan vroegschoolse educatie is echter licht
gedaald: van 67 procent in 2007 naar 63 procent in 2008. Ik heb al maatregelen
getroffen om de deelname aan vroegschoolse educatie te verbeteren door middel
van het convenant Agenda Focus op Vroegschoolse Educatie.
Mede op advies van de Onderwijsraad wil ik, naast de gewichtenregeling en de
590 schakelklassen in het basisonderwijs, gebruikmaken van
onderwijstijdverlenging om taal- en rekenachterstanden te bestrijden. Op 23 april
is de Regeling Onderwijstijdverlenging Basisonderwijs gepubliceerd
(Staatscourant nr. 77). Schoolbesturen kunnen voorstellen voor pilots indienen,
zoals zomerscholen, verlengde schooldag of weekendscholen. De pilots lopen van
schooljaar 2009/2010 tot 2012/2013. Met de pilots wordt onderzocht welke
maatregelen onder welke omstandigheden het meeste effect hebben om
onderwijsachterstanden te bestrijden.
Tijdens het AO van 11 juni jl. is de Agenda Voor- en Vroegschoolse Educatie met
uw Kamer besproken. Het wetsvoorstel Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en
Educatie (OKE) is eind juni ter behandeling aan uw Kamer gestuurd. OKE regelt
zowel de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorzieningen alsmede een
optimaal aanbod van voor- en vroegschoolse educatie. Doel is de
ontwikkelingskansen van jonge kinderen te vergroten door een goede educatieve
omgeving aan te bieden.
Uit het ITS-rapport "Prestaties, gedrag en houding van basisschoolleerlingen"
blijkt dat achterstandsleerlingen in de periode 2001-2008 hun achterstand ten
opzichte van de andere leerlingen stap voor stap inlopen, al lijkt dat voor de
autochtone achterstandsleerlingen niet altijd te lukken. Aandacht voor deze
doelstelling blijft belangrijk zodat ook deze leerlingen de kans krijgen hun
achterstand in te lopen.
3. Doorkijk tweede helft 2009 en verder
De komende periode vraagt nog het nodige van de onderwijssector, waarbij het
ministerie van OCW, de PO-raad en alle andere betrokken partners rond de school
verder invulling geven aan hun gezamenlijke, ondersteunende rol. De faciliteiten
die ik bied aan schoolbesturen, scholen en leerkrachten blijven de komende tijd
doorlopen. Taal en rekenen blijven uiteraard centraal staan in alle activiteiten.
Om de taal- en rekenprestaties van alle leerlingen in het primair onderwijs te
verbeteren, zetten we stevig in op het stimuleren van opbrengstgericht werken.
De invoering van referentieniveaus gaat daarbij helpen en bouwt daarmee verder
op de stevige basis die de afgelopen twee jaar is gelegd in het kader van de
Kwaliteitsagenda PO. Bijna 2000 scholen participeren nu met steun van OCW en
de PO-raad in lerende netwerken op het terrein van taal en rekenen en
opbrengstgericht werken. Streven is dat de komende periode alle scholen in
beweging zijn. In het kader van het excellentieprogramma zullen volgend jaar
ongeveer 400 scholen starten met een gesubsidieerd project. Het gaat om
Pagina 6 van 7
innovatieve projecten, waarmee kennis wordt ontwikkeld op het gebied van
excellentie voor verdere verspreiding onder andere scholen. Het Actieplan Zeer
Zwakke Scholen moet de komende twee jaar zijn vruchten afwerpen, evenals de
Agenda Voor- en Vroegschoolse Educatie.
De PO-raad constateert dat de 2000 scholen in de taal- en rekenverbetertrajecten
op de goede weg zijn, maar dat ze op het punt van opbrengstgericht werken
extra steun kunnen gebruiken. Daarom zorg ik ervoor dat de komende tijd meer
experts deze scholen intensiever kunnen begeleiden op dit punt. Ook schep ik
ruimte voor 50 nieuwe verbetertrajecten. In het najaar van 2009 ontvang ik van
de PO-raad de uitkomsten van de nulmeting onder participerende scholen. Deze
uitkomsten zal ik uiteraard met uw Kamer delen.
Eind 2009 willen staatssecretaris Van Bijsterveldt en ik het sectoroverstijgende
wetsvoorstel voor de invoering van de referentieniveaus bij uw Kamer indienen.
Het is onze bedoeling dat de referentieniveaus in augustus 2010 wettelijk zijn
vastgelegd. Van belang is dat scholen hier goed op voorbereid zijn en de
beschikking hebben over bruikbare instrumenten. Komend jaar zal daarom onder
leraren, schoolleiders en bestuurders informatie worden verspreid over
referentieniveaus als instrument om opbrengstgericht onderwijs te realiseren.
Ik blijf scholen de komende tijd ondersteunen op het gebied van opbrengstgericht
werken door de juiste voorwaarden te scheppen. Voor opbrengstgericht onderwijs
moeten scholen bijvoorbeeld toegang hebben tot wetenschappelijk onderbouwde
kennis over effectief onderwijs en over goede praktijkvoorbeelden. Daarom start
komend schooljaar een intensief traject in de vorm van een groot aantal
laagdrempelige regionale bijeenkomsten voor leraren, schoolleiders en
bestuurders in het primair onderwijs. In deze bijeenkomsten kunnen leraren,
schoolleiders en bestuurders van sterke basisscholen hun effectieve aanpakken
delen met anderen. Deze effectieve aanpakken zijn mede tot stand gekomen
dankzij de Op Maatregeling. Komend schooljaar gaan nog twintig schoolbesturen
aan de slag met deze vorm van praktijkinnovatie. Daarnaast kunnen bestuurders
en schoolleiders van (zeer) zwakke scholen op bezoek bij sterke scholen.
Al met al ben ik tevreden over de voortgang op de doelstellingen van de
Kwaliteitsagenda PO en dat geeft mij - en met mij velen in het primair onderwijs -
vertrouwen dat de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteitszorg en de
basisvaardigheden van leerlingen daadwerkelijk zullen verbeteren.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Pagina 7 van 7