4. Antwoorden op kamervragen van Langkamp en van Gerven over
onderzoek waaruit blijkt dat het babysterftecijfer in de
noordelijke provincies aanzienlijk hoger ligt dan in de rest van
het land
Antwoorden op kamervragen van Langkamp en van Gerven over onderzoek waaruit
blijkt dat het babysterftecijfer in de noordelijke provincies aanzienlijk
hoger ligt dan in de rest van het land
Kamerstuk, 29 juni 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2934866
29 juni 2009
Antwoorden op kamervragen aan minister Klink van de Kamerleden
Langkamp en van Gerven over over onderzoek waaruit blijkt dat het
babysterftecijfer in de noordelijke provincies aanzienlijk hoger ligt
dan in de rest van het land. (ingezonden 28 mei 2009)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat uit onderzoek blijkt dat het
babysterftecijfer in de noordelijke provincies aanzienlijk hoger ligt
dan in de rest van het land? 1)
Antwoord 1
Zoals ik in mijn antwoord op de kamervragen van mevrouw Arib ook al
aangeef vind ik de notie dat perinatale sterfte niet uitsluitend een
grootstedelijk probleem betreft een relevant gegeven. Vandaar dat ik
de bevindingen van het promotie-onderzoek van mevrouw Tromp inzake
regionale verschillen in perinatale sterfte, aan de Stuurgroep
Zwangerschap en geboorte heb doorgeleid. Ik verwijs naar mijn brief
van 26 mei 2009 (Kenmerk CZ/EKZ 2933518) waarin ik aangeef dat ik de
voorzitter van de Stuurgroep heb gevraagd om ook expliciet te bezien
hoe het zit met de regionale verschillen waar het promotie-onderzoek
naar verwijst.
Vraag 2
Kunt u verklaren waarom de kans op perinatale sterfte elf procent
hoger ligt in de noordelijke provincies dan in het westen van het
land? Zo nee, bent u bereid dit nader te onderzoeken?
Vraag 3
Wat bent u van plan te doen om de perinatale sterfte, voornamelijk in
de noordelijke provincies, tegen te gaan?
Antwoord 2, 3
Uit het onderzoek van mevrouw Tromp blijkt dat bovengemiddelde
perinatale sterfte niet uitsluitend een grootstedelijk probleem
betreft maar vele schakeringen kent. Zoals ik in mijn antwoord op de
kamervragen van mevrouw Arib ook al aangeef heb ik in mijn brief
Ketenzorg zwangerschap en geboorte van 16 juli 2008 diverse acties
aangekondigd om het landelijk sterftecijfer omlaag te brengen. Eén
daarvan is het instellen van de onafhankelijke Stuurgroep zwangerschap
en geboorte, met als taak om aanbevelingen te doen voor het verbeteren
van de verloskundige zorg in Nederland. Daarbij zal de Stuurgroep met
name ook in gaan op de uitkomsten van het onderzoek van mevrouw Tromp.
Zoals ik bij diverse gelegenheden heb gemeld, zal de Stuurgroep
zwangerschap en geboorte aan het eind van het jaar haar advies
uitbrengen. In de opdrachtverlening is de stuurgroep nadrukkelijk
gevraagd om met concrete aanbevelingen voor beleidinterventies te
komen. Het gaat om een onafhankelijke stuurgroep die geen
tussenrapportages uitbrengt. Wel heb ik met uw Kamer afgesproken om u
driemaandelijks te rapporteren over de voortgang binnen het brede
dossier zwangerschap en geboorte. De tweede voortgangsbrief ontvangt u
in juni.
Vraag 4
Indien de lange reistijden voor ambulances en vrouwen naar het
ziekenhuis een oorzaak vormen voor deze cijfers, wat gaat u doen om
deze reistijden te verkorten?
Vraag 5
Bent u bereid te onderzoeken hoe in de noordelijke provincies de
aanrijtijden verbeterd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Deelt u de mening dat, als we de perinatale sterfte willen tegengaan
en de reistijd van ambulances en vrouwen naar het ziekenhuis willen
verkorten, dat we dan niet meer met het huidige aantal ziekenhuizen in
Nederland toe kunnen? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4, 5, 6
In de berichtgeving in het Parool wordt de aanname gedaan dat de
aanrijtijden mogelijk een rol spelen. Aanrijtijden zijn echter niet
onderzocht in het promotieonderzoek van mevrouw Tromp. Er vindt in het
AMC onder leiding van mevrouw Ravelli, die ook het onderzoek van
mevrouw Tromp begeleide, een vervolgonderzoek plaats naar de relatie
tussen woonplaats van de onderzoekspopulatie, bevallingslocatie en
perinatale sterfte. Dit onderzoek gebruikt meer recente cijfers
afkomstig van de landelijke perinatale registratie. Begin 2010 zijn
hier de resultaten van bekend. Daarnaast neemt de Stuurgroep
zwangerschap en geboorte de beschikbaarheid en bereikbaarheid van
verloskundige zorg mee in haar analyse. Voor 1 januari 2010 verwacht
ik hierover advies van de Stuurgroep. In de tussenliggende periode zie
ik geen aanleiding om maatregelen ter zake te nemen.
1) Parool, vrijdag 22 mei, "Babysterfte in noorden stuk hoger"
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het
lid Arib (PvdA), ingezonden 28 mei 2009 (vraagnummer 2009Z09887)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport