Beantwoording vragen van de leden Boekestijn en Elias over subsidie van het
CBI aan Indiase bedrijven
29-06-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor
Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Boekestijn en Elias over subsidie van het CBI
aan Indiase bedrijven. Deze vragen werden ingezonden op 4 juni 2009
met kenmerk 2009Z10494.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Heemskerk,
Staatssecretaris voor Economische Zaken op vragen van de leden
Boekestijn en Elias (VVD) over subsidie van het CBI aan Indiase
bedrijven.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het weeklog van J. Kamminga, voorzitter van
het FME, van 22 mei 2009?
Antwoord
Ja
Vraag 2
Is het waar dat het Centrum tot Bevordering van de Import uit
ontwikkelingslanden (CBI) subsidie verleend heeft aan een inzending
van hoogwaardige Indiase bedrijven voor deelname aan een Duitse beurs
op het gebied van apparaten voor chemische industrie?
Antwoord
Het CBI is geen subsidieverstrekkende instantie, maar biedt
inhoudelijke ondersteuning.
De bedoelde MKB bedrijven worden via coaching door CBI sector experts,
training en ondersteuning bij beursdeelname voorgelicht over de
Europese markt. Het CBI stelt hiertoe een collectief paviljoen ter
beschikking. De kosten hiervoor worden direct door het CBI aan de
betreffende dienstverleners voldaan. Het CBI verstrekt geen geldelijke
middelen aan bedrijven in ontwikkelingslanden. Een gedeelte van de
beursdeelnamekosten wordt door de bedrijven zelf gedragen.
De keuze voor de Duitse beurs is ingegeven door het feit dat de Duitse
vakbeurs Achema de meest toonaangevende vakbeurs is in Europa voor de
desbetreffende sector.
Vraag 3
Acht u het juist dat het agentschap, het CBI, subsidie verleent aan
hoogwaardige Indiase bedrijven waardoor de concurrentiekracht van
Nederlandse bedrijven wordt ondermijnd met Nederlands belastinggeld?
Antwoord
Het bestaansrecht van het CBI is dat ondanks allerlei maatregelen om
de toegang tot Europese markten voor ontwikkelingslanden te
stimuleren, zoals multilaterale onderhandelingen over verlaging van
WTO-tarieven en in aanvulling daarop verdergaande bilaterale
tariefpreferenties, veel van deze landen onvoldoende in staat zijn om
de geboden marktkansen optimaal te benutten. Exporteurs in deze landen
hebben gebrek aan kennis over zaken als Europese marktvereisten en
weten vaak niet hoe ze deze hoog ontwikkelde markten succesvol moeten
benaderen.
Hoewel uit het voorgaande blijkt dat het belang van de
ontwikkelingslanden centraal staat in de activiteiten van het CBI,
bestaat er ook een duidelijke toegevoegde waarde voor het Europese
bedrijfsleven. In een globaliserende economie met toenemende
concurrentie is kostenbeheersing een noodzaak voor veel bedrijven. Een
optie is om (delen van) hun productie te outsourcen naar
ontwikkelingslanden. Aangezien het voor veel bedrijven kostbaar en
tijdrovend is om de juiste partners te vinden in deze landen, kan het
CBI instrumenteel zijn door Europese bedrijven in contact te brengen
met zorgvuldig geselecteerde en goed voorbereide leveranciers in de
CBI landen die aan de Europese marktvereisten voldoen. Hiermee kan het
CBI zelfs een bijdrage leveren aan het verbeteren van de
concurrentiekracht van Europese en dus ook Nederlandse bedrijven.
Vraag 4
Zou u de Kamer zo spoedig mogelijk willen inlichten welke maatregelen
u heeft genomen om te voorkomen dat deze merkwaardige situatie niet
meer voorkomt?
Antwoord
In antwoord op vraag 2 en 3 is toegelicht dat het CBI geen subsidies
verleent maar ondersteuning biedt bij het competent maken van de
bedrijven voor de Europese markt, daarbij inspelend op de behoefte van
onder meer het Nederlandse bedrijfsleven tot het vinden van
outsourcing partners in ontwikkelingslanden.
Ter vergroting van de samenhang en synergie van de instrumenten voor
private sectorontwikkeling heb ik, conform mijn Brief aan de Tweede
Kamer van 29 juni 2007, besloten tot het stroomlijnen van de
landenlijsten van de betrokken programma's. De instrumenten voor
private sectorontwikkeling, waaronder het CBI, gaan zich geleidelijk
aan meer focussen op de OS-partnerlanden en een aantal minst
ontwikkelde landen. Voor de landen die niet meer op de lijst staan,
waaronder India, worden afspraken gemaakt voor afbouw.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken