ChristenUnie


Bijdrage Esmé Wiegman aan het wetgevingsoverleg WABO

Bijdrage Esmé Wiegman aan het wetgevingsoverleg WABO

maandag 29 juni 2009 10:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Met de WABO waait er een frisse wind door vergunningenland. Meer dan twintig vergunningstelsels komen onder één wet en tegelijkertijd worden gemeenten gestimuleerd om hun serviceverlening, ook in de internetomgeving, te verbeteren. Veel gemeenten zetten daarbij zelfs wat extra stappen door nog meer vergunningen toe te voegen aan het omgevingsloket.

In de schriftelijke inbreng heeft de ChristenUnie-fractie haar zorgen geuit over de vraag of de benodigde ICT voor het digitale omgevingsloket tijdig klaar is. Onze zorgen zijn nog niet helemaal weggenomen. Ten tijde van de schriftelijke ronde was er nog sprake van een bedrijfszeker gereed digitaal omgevingsloket per 1 november 2009. In de nota naar aanleiding van het verslag is hier alweer twee weken bijgekomen. Welke risico's zitten er nog in de planning?

De tijdsmarges zijn erg krap. Het zal niet de eerste keer zijn dat ICT uitloopt. De belangrijke module milieu komt pas rond de zomer en monumenten en natuur nog later. Als op 15 november de resultaten van alle tests zijn verwerkt, moeten gemeenten mogelijk in hun eigen ICT-huishouding aanpassingen doen. De minister geeft aan dat dit de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten is. Dat klopt, maar is het dan wel reëel om aan gemeenten te vragen alles op tijd klaar te hebben? Zorgelijk is ook dat ondanks herhaalde verzoeken 100 gemeenten nog niet zijn aangesloten op het omgevingsloket, terwijl over een halfjaar alles moet draaien. Heeft de minister inzicht in de redenen hiervoor? Ze hebben al drie keer een verzoek gehad en de minister gaat nu een vierde verzoek sturen. Moet de minister niet op andere wijze deze gemeenten stevig achter de broek gaan zitten?

In het principeakkoord van VNG en IPO staat een inspanningsverplichting om alles op 1 januari af te hebben. Er komt nog een evaluatiemoment. Wat gebeurt er als op dat moment zeker is dat
1 januari niet wordt gehaald? Zullen gemeenten die dan al wel klaar zijn, toch met de oude wet moeten gaan werken?

Samen met mijn collega's Vermeij en Koopmans heb ik een motie ingediend waarin de regering wordt opgeroepen om in overleg met de gemeenten tot transparante afspraken te komen over de hoogte van leges. Die kan erg verschillen. Soms is het te verklaren, maar het is vaak niet transparant voor de burger. Er is door de minister een model ontwikkeld, maar dit levert niet de verwachte uitkomst op. Kan de minister aangeven waar het precies spaak loopt? Is er nu wel of geen vertraging? De minister zegt dat de uitvoering van de motie waarschijnlijk vertraging oploopt, maar zij verwacht wel voor 2010 afspraken te kunnen maken. De ChristenUnie wil graag dit jaar duidelijke afspraken.

Ik kom op de relatie met overige wetten. Vanmiddag spreekt de Kamer over de Tracéwet. Hoe staat de minister tegenover verdere integratie met de Wro, zodat ook op het niveau van wetgeving een meer gebiedsgerichte benadering ontstaat? Dit idee past ook in de motie-Koopmans/Vermeij.

Watervergunningen voor indirecte lozingen komen uiteindelijk ook onder de omgevingsvergunning te vallen. Bij de invoeringswet van de Waterwet heeft mijn collega Cramer een amendement ingediend om dit pas te doen als de omgevingsdiensten goed landsdekkend functioneren. De minister heeft in de aan de orde zijnde invoeringswet besloten om een aantal vergunningstelsels van provincies pas op 1 januari 2012 over te hevelen naar gemeenten. Het lijkt de ChristenUnie verstandig om dit ook te doen voor de vergunningplichtige indirecte lozingen.

Bij de omzetting van projectbesluit op lokaal niveau naar omgevingsvergunning wordt het college van B en W bevoegd gezag. De gemeenteraad moet daarbij een verklaring van geen bedenkingen afgeven in het verband met het kaderstellende karakter van het projectbesluit. Net als nu kan er echter delegatie plaatsvinden naar het college. In veel gevallen kan deze delegatie procedures versnellen, maar er zijn ook grotere projectbesluiten waar een gemeenteraad wel over wil spreken om niet voor voldongen feiten bij het uiteindelijke bestemmingsplan te komen staan. Gemeenten proberen daarom nu vaak vast te leggen wanneer projectbesluiten wel door de gemeenteraad moeten worden behandeld. Ook trachten zij vast te leggen in welke gevallen een projectbesluit kan worden overwogen wanneer een project wordt aangestuurd op een wijziging van het bestemmingsplan. Is de minister in overleg met de VNG over modellen hiervoor om een wildgroei aan nieuwe regels te voorkomen? Het moet plaatselijk geen wirwar worden.

Ik kom op het eindbeeld van de handhavingsstructuur Mans/Wabo/Oosting. Er is veel discussie geweest over de inrichting van de omgevingsdiensten die vergunningverlening en handhaving gaan uitvoeren namens gemeenten en provincies. Het resultaat is een typisch product van ons poldermodel. De heer Koopmans heeft zich er erg negatief over uitgelaten. Ik slaak een verzuchting, maar wil het wel positief invullen. Er is nog steeds draagvlak; de partijen houden elkaar nog steeds vast, blijven in overleg en werken samen aan uitwerking. Dat is positief. De ChristenUnie steunt het uitgangspunt dat met de overeenkomst tussen VNG en IPO wordt gekozen voor een proces van onderaf met kwaliteit en niet structuur als uitgangspunt waar wij als ChristenUnie vorig jaar ook toe hebben opgeroepen. Er is op dit moment echter zoveel onduidelijkheid, dat wij nog wel enige hobbels kunnen verwachten bij de uitwerking. En daarom heb ik vandaag behoefte aan aanscherping en verduidelijking.

Ik vraag de minister het basispakket van de regionale uitvoeringsdiensten te verduidelijken.

Hoe verhoudt zich de omgevingsvergunningverlening voor bij voorbeeld afvalbedrijven, waar het college van gedeputeerde staten in het kader van de Wet milieubeheer nu het bevoegde gezag is, tot de afhandeling van de meldingsplichtige activiteiten voor deze inrichtingen, die nu vaak bij de gemeente ligt? Voor deze meldingen zijn vaak maatwerkvoorschriften nodig. Deelt de minister de mening dat het logisch is dat de voorbereiding van de afhandeling van deze meldingen ook onderdeel is van het basispakket van de regionale diensten?

De fractie van de ChristenUnie vraagt aandacht voor de sociale aspecten rond de overdracht van taken en de keuze voor het uitgangspunt "mens volgt werk". Ik ben van mening dat het belangrijk is dit signaal af te geven.

De minister heeft de verwachting dat de baten de kosten compenseren. Ik roep haar dan wel op erop te letten dat dit in de praktijk ook werkelijk gebeurt. Ik constateer dat bij het opzetten van de omgevingsdienst incidentele investeringen zijn gemoeid, die wellicht niet kunnen worden terugverdiend. Het is wel belangrijk dat de rijksoverheid daar oog voor heeft.

Mevrouw Neppérus (VVD): Is mevrouw Wiegman nu voor of tegen de gemaakte afspraken? Stelt zij extra voorwaarden? Ik heb moeite om het beeld helder te krijgen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voor zover een mens tevreden kan zijn, ben ik wat vormgeving en structuur betreft wel blij dat er een afspraak ligt. Als er niets had gelegen, waren wij verder van huis geweest. Enkele uitgangspunten zie ik vandaag niet zo snel terug in de stukken. Het is een goede zaak als die vandaag helder worden. Als ik kijk naar de inhoud van de package deal, vrees ik dat wij nog wel meer hobbels kunnen verwachten. De uitvoering is nog niet scherp en daar maak ik mij zorgen over. Het is voor mij niet een reden om te zeggen dat het niets wordt. Ik ga hier graag mee door, maar denk dat alertheid nog steeds geboden is.

De heer Koopmans (CDA): Deelt mevrouw Wiegman onze opvatting dat wij wel een harde einddatum moeten stellen? Ik zie het liefst als einddatum 1 januari 2010. Wij moeten een scherpe, in de wet geformuleerde einddatum hebben. Deelt mevrouw Wiegman de opvatting van onze fractie dat het wat de omgevingsdiensten betreft van onderaf moet gebeuren en dat de kwaliteitscriteria die in de borg worden opgenomen, leidend moeten zijn?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wij hebben ons vorig jaar heel nadrukkelijk uitgesproken over de kwaliteitscriteria en over het proces van onderaf. Diep in mijn hart wil ik ook graag een harde einddatum, maar aan de andere kant moeten wij wel reëel zijn. Als de kwaliteit of de ict niet op orde zijn, moeten wij ons wel afvragen wat de betekenis van een harde einddatum is. Een einddatum mag niet als een excuus of een schaamlap worden gebruikt om de zaak te traineren of om onze afspraken niet na te komen. In de tijd die nog voor ons ligt, moeten wij de kwaliteit vooropstellen en dan wel hard toewerken naar een einddatum.

De heer Koopmans (CDA): Zou het ontbreken van een harde einddatum juist niet een premie zijn voor traineren? Mevrouw Wiegman zegt het vriendelijk, maar zij is er ook niet vrolijk van geworden. Twee jaar is natuurlijk al heel lang. Zouden wij de einddatum echt niet moeten vastleggen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Diep in mijn hart voel ik daar best wel voor, maar tegelijkertijd ken ik ook de realiteit. Wij kunnen hier heel moedig zijn en de held uithangen door te zeggen dat wij voor een einddatum staan, maar als in de praktijk sommige zaken niet op orde zijn en wij koste wat het kost een bepaalde datum aanhouden, kan een en ander flink fout gaan en dan hebben wij een nog groter probleem. Het werken met een goede datum, waaraan ook andere partijen zich dienen te houden, lijkt mij heel belangrijk. Dat mag echter niet ten koste van de kwaliteit gaan. De kwaliteit staat echt voorop.

In het Besluit omgevingsrecht wordt een aanzienlijke uitbreiding van het aantal vergunningvrije bouwwerken geregeld. Natuurlijk staat ook de ChristenUnie achter de doelstelling om de praktische toepasbaarheid van de regels te verbeteren en knelpunten in de uitvoering weg te nemen. De nu voorgestelde wijzigingen van het vergunningvrij bouwen zijn echter vooral gericht op het verminderen van regels: 57% wordt vergunningvrij. Maar ik mis een analyse van de effecten op de leefomgeving van de verschillende categorieën die vergunningvrij worden.

Het onderhoud van monumenten wordt vergunningvrij, waarmee een grote ergernis van bewoners van monumenten wordt geschrapt. Maar verkeerd onderhoud kan de authenticiteit van het monument wijzigen. Daarom heeft de ChristenUnie toch nog wat twijfels over de vraag of het verstandig is de vergunningsplicht te schrappen.

Ik maak mij zorgen over de rechtsbescherming van burgers en de veiligheid van gebouwen, maar ook over het dichtslibben van binnentuinen in de steden. Ik geef een voorbeeld. Als de grondoppervlakte van een woning 50 vierkante meter is en de woning is vijf meter breed, kan volgens de nieuwe regels, en als de tuin groot genoeg is, 70 vierkante meter worden aangebouwd. De ChristenUnie stelt voor om de totale oppervlakte van alle vergunningvrije bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied niet groter te laten zijn dan het oorspronkelijke hoofdgebouw, in combinatie met een maximum van 50% van het achtererfgebied. In mijn voorbeeld is dat 50 vierkante meter, in plaats van 70 vierkante meter. Maar ook op het platteland schiet het vergunningvrij bouwen wat onze fractie betreft door. Het zijn juist deze gebieden die burgers het gevoel geven dat Nederland aan het verrommelen is. Misschien vandaag niet te lezen in De Telegraaf, maar het is wel een reactie die ik veel hoor. Afgelopen zaterdag was ik nog in de prachtige Alblasserwaard, waar ik verschillende verrommelde erven tegenkwam. Volgens artikel 3 wordt helemaal geen limiet gesteld aan het maximumoppervlakte van bijbehorende bouwwerken, als maar wordt voldaan aan het planologische regime. Het hele achtererf kan dan worden volgebouwd. Dat is vaak het geval, omdat bestemmingsplannen tegenwoordig niet meer zo gedetailleerd zijn. Dat is mijn bijdrage aan de discussie van zojuist. De ChristenUnie verzoekt daarom aan vergunningvrij bouwen conform artikel 3 een maximum te stellen aan de oppervlakte, ook om te voorkomen dat er weer veel gedetailleerde bestemmingsplannen moeten komen, met als gevolg een toename van regeldruk.

De heer Koopmans (CDA): Doet de ChristenUnie nu een voorstel waarmee bestemmingsplannen aan de kant worden gezet? Stel dat daarin staat dat het wel mogelijk is om twintig bij tien bij te bouwen, wilt u dat dan aan de kant schuiven?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Nee, zeker niet. Maar ik heb wel oog voor de realiteit dat bestemmingsplannen niet meer gedetailleerd zijn, waarvoor bewust is gekozen, want gemeenten vinden dat prettig. Wat wij wettelijk hebben vastgelegd over welstand is van waarde.

Bij bijna alle hoofdgebouwen is vergunningvrij bouwen toegestaan, met uitzondering van een groep, namelijk gebouwen die veel publiek trekken. Waarom is hier gekozen voor een limitatieve opsomming? Er mag bijvoorbeeld niet vergunningvrij worden gebouwd bij een kinderopvang, maar wel bij een school. Ik kan mij voorstellen dat ook andere publiekstrekkers hieronder zouden moeten vallen.

Gemeenten mogen geen welstandseisen stellen aan vergunningvrije bouwwerken. Maar zeker in kwetsbare gebieden is een welstandstoets geen overbodige luxe. De minister stelt dat de excessenregeling wel blijft bestaan, maar dan moet een exces wel specifiek zijn beschreven in de Welstandsnota. Er kan echter niet tevoren worden bedacht wat voor gekke dingen mensen ontwerpen. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om het vergunningvrij bouwen veel meer te koppelen aan de vraag of een gebied door een gemeente welstandsvrij is verklaard? Dat traject is kort geleden nog in de Kamer aan de orde geweest. Minister Van der Laan is zijn huiswerk opnieuw aan het doen. Wij moeten die zaken duidelijk met elkaar in verband brengen. Met name de gevolgen op het platteland kunnen groot zijn als er geen welstandstoets meer is. Is het niet verstandig om voor vergunningvrij bouwen bij bedrijven een pas op de plaats te maken?

Er komen weliswaar minder vergunningen, maar dit legt wel veel druk op de handhaving. Is dit realistisch, gezien de capaciteit bij gemeenten? Het laten slopen van een gebouw dat niet helemaal aan de regels voldoet is ook nogal wat. Door het vervallen van de toetsing vooraf vervalt ook de communicatie met buren voorafgaande aan de uitvoering. Lokt dat geen burenruzies uit?

Dat probleem ontstaat in deze warme dagen al door bijvoorbeeld de barbecues, maar dit zou wel eens veel dieper kunnen gaan. Ook is het preventieve positieve effect van het contact van de burger met de gemeente bij een vergunningaanvraag van niet te onderschatten belang. De sentimenten die rondom vergunningen bestaan, zijn niet alleen negatief. De ChristenUnie roept de minister dan ook op om de verbreding van het vergunningvrij bouwen nog eens kritisch tegen het licht te houden.

De heer Koopmans (CDA): Mevrouw Wiegman heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag. Geldt haar voorstel met behoud van de rechten volgens het bestemmingsplan, of geldt het voorstel in het hele land, wat er ook in het bestemmingsplan is geregeld?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Het bestemmingsplan is qua rechtsgeldigheid een belangrijk instrument. Kijkend naar de plannen die er nu liggen, doe ik het voorstel om ergens een limiet aan te brengen. Ook stel ik voor om juist de verbinding te leggen met de ruimte die gemeenten nu al hebben, door gebruik te maken van een welstandsnota en gebieden welstandsvrij te verklaren. Op die twee trajecten kunnen we iets doen.

De heer Koopmans (CDA): De welstand heeft er ingevolge de wetssystematiek even niets mee te maken. U mag hem erbij halen, maar hij heeft er niets mee te maken. Als ik mevrouw Wiegman goed begrijp, gaat zij het vergunningsvrij bouwen geweldig inperken, zelfs in gebieden waar het ingevolge het bestemmingsplan zou kunnen. Zelfs in die gebieden moet het voor haar minder. De minister gaat heel ver en dat is fantastisch, maar in de processie van mevrouw Wiegman doen we op dit dossier één stap vooruit en twee terug en dat schiet echt niet op.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Als protestant heb ik met processies natuurlijk niet zo veel. Ik constateer vandaag alleen wat de mogelijke gevolgen zijn van de huidige voorstellen voor vergunningvrij bouwen. Daarbij herken ik veel in de argumenten van de heer Boelhouwer. Wat betekent een en ander voor bijvoorbeeld de tuinen in de steden en wat maakt het allemaal los? Ik vraag mij af of we dit onderwerp misschien nog eens rustig moeten bekijken en er niet vandaag meteen mee moeten doorhollen. Ik doe wat suggesties. Zouden we tot een bepaalde limitering moeten komen? In hoeverre kunnen we een relatie leggen met de werking op dit moment van het welstandsbeleid en de welstandsnota's en de ruimte die gemeenten nu al op dit terrein hebben?