INLIA


Rechterlijke uitspraak: jeugddetentie geen contra-indicatie voor pardon 09/07/2009

Op 1 juli jl. heeft de Rechtbank Den Haag uitgesproken dat Justitie geen pardonstatus had mogen weigeren aan een jonge Chinese asielzoeker die eerder in een strafzaak tot jeugddetentie was veroordeeld. Volgens de rechtbank is jeugddetentie noch een gevangenisstraf noch een vrijheidsbenemende maatregel (cf. een eerdere uitspraak van 11/10/2007). Daarom kon de jeugddetentie niet gelden als contra-indicatie voor het doen van een pardonaanbod.

De rechtbank overweegt letterlijk:

Gelet op het belang van rechtsgeldig verblijf voor eiser en gelet op het feit dat in het strafrecht een essentieel onderscheid bestaat tussen volwassenen- en jeugdstrafrecht dient de tekst uit de Vreemdelingencirculaire, respectievelijk de WBV 2007/11 [= de Pardonregeling], naar de letter van de wet te worden geĂŻnterpreteerd. Gelet daarop had verweerder in redelijkheid niet mogen afzien van het doen van een aanbod.

In de Pardonregeling worden namelijk de begrippen gevangenisstraf en vrijheidsontnemende maatregelen wel expliciet genoemd als redenen voor een contra-indicatie. Wie wegens het plegen van een misdrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel van in totaal ten minste 1 maand onvoorwaardelijk geldt als een gevaar voor de openbare orde en krijgt daarom geen pardon-vergunning.

De wetgever heeft echter bewust een scheiding aangebracht tussen volwassenen- en jeugdstrafrecht, mede om te voorkomen dat iemand die in zijn jeugd een misstap heeft begaan daar gedurende zijn hele volwassen leven gevolgen van blijft ondervinden. Daarom kan de uitspraak van deze rechtbank gezien worden als zijnde in de geest van de Pardonregeling, die immers ook beoogt een einde te maken aan een erfenis uit het verleden, die anders een zware wissel op onze toekomstige samenleving zou hebben getrokken in de vorm van een groeiende groep rechteloze vreemdelingen aan de rand van de maatschappij.