Onderzoek kwekersrecht-octrooirecht
09 juli 2009 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister een onderzoek aankondigt naar de
sociaal-economische aspecten van octrooiverlening bij
plantenveredeling en de beperking van mogelijke nadelige
maatschappelijke gevolgen.
Geachte Voorzitter,
Mede namens de minister van Economische Zaken bericht ik u het volgende.
Op 27 januari 2009 heb ik met de Eerste Kamer van gedachten gewisseld over het
thema biotechnologie. Daarbij is specifiek stilgestaan bij vraagstukken van het
risico van monopolisering van genetisch materiaal (via octrooiverlening). Een
dergelijke monopolisering zou versmalling van genetische diversiteit en wellicht
verlies van biodiversiteit kunnen veroorzaken. Behoud van biodiversiteit wordt
onder andere van belang geacht voor de wereldvoedselvoorziening.
Dit onderwerp kwam eveneens aan de orde in de Tweede Kamer tijdens een op
28 januari 2009 gehouden hoorzitting over biotechnologie van de vaste commissie
voor Economische Zaken met vertegenwoordigers van een aantal belangengroeperingen
en in een Algemeen Overleg van de vaste commissie voor LNV en
voor VROM op 8 april 2009 met de ministers van LNV en VROM.
Naar aanleiding van opmerkingen van de leden Schuurman en Laurier (Eerste
Kamer) en Wiegman, Waalkens en Polderman (Tweede Kamer) heb ik aangegeven
dat in de Europese Unie een proces is gestart om inzicht te krijgen in de sociaaleconomische
aspecten van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). Daarbij
vind ik het ook van belang om meer zicht te krijgen op de sociaal-economische
aspecten van octrooiverlening.
Ik heb daarbij toegezegd zo nodig, en in overleg met de minister van
Economische Zaken, onderzoek te entameren om meer zicht te krijgen op de
sociaal-economische aspecten van octrooiverlening bij de plantenveredeling en
op mogelijkheden om nadelige maatschappelijke gevolgen daarvan te beperken.
Dat onderzoek is inmiddels in gang gezet. Het wordt uitgevoerd door een multidisciplinaire
onderzoeksgroep, bestaande uit onderzoekers van de universiteiten in
Wageningen, Maastricht, Tilburg en Nijmegen. De leiding van het onderzoek ligt
bij Plant Research International in Wageningen.
Het onderzoek wordt begeleid door (ervarings)deskundigen op het gebied van
octrooirecht en kwekersrecht en door vertegenwoordigers van brancheverenigingen
zoals Plantum en NIABA.
Het onderzoek moet tenminste antwoord geven op de volgende vragen:
1. Wat zijn trends en ontwikkelingen in de plantenveredelingssector, de productie
van plantaardig uitgangsmateriaal en in de plantenbiotechnologie? Wat is de mate
van concentratie in de verschillende genoemde deelsectoren? Welke rol spelen
intellectuele eigendomsrechten zoals kwekersrecht en octrooirecht hierbij? Wie
zijn in genoemde sectoren de belangrijkste houders van octrooi- en kwekersrechten?
2. Wat zijn de (mogelijke) sociaal-economische consequenties van deze
ontwikkelingen, bijvoorbeeld ten aanzien van verscheidenheid van bedrijven en
voldoende concurrentie in de markt? Wat zijn mogelijke consequenties voor het
(inter)nationale veredelingsbedrijfsleven, de rol van Nederlandse bedrijven en
voor ontwikkelende landen? Wat zijn mogelijke consequenties voor de beschikbaarheid
van genetische diversiteit, voedselzekerheid, voedselkwaliteit en voor de
productie van groene grondstoffen (biobased economy)?
3. Welke positieve en negatieve effecten voor de diverse belanghebbenden
worden verwacht als gevolg van de geïdentificeerde trends? Hoe kunnen deze
negatieve effecten worden geminimaliseerd?
4. Welke juridische aspecten spelen er bij te nemen maatregelen om ongewenste
effecten tegen te gaan? Welke verschillende juridische systemen op de wereld
spelen hierbij een rol?
Het onderzoek zal bestaan uit twee fasen:
1. De eerste fase omvat een trendanalyse van de huidige stand van zaken en
moet antwoord geven op de hiervoor gestelde vragen onder 1-3. Deze fase zal
uitmonden in een tussenrapportage daarover.
2. De tweede fase is gebaseerd op deze tussenrapportage en zal meer verdiepend
van aard zijn. Het resultaat van de tweede fase moet een antwoord geven op
vraag 4. De tweede fase van het onderzoek is meer gericht op de toekomst.
Het resultaat van deze fase zal uitmonden in een eindrapport.
Het eindrapport zal bij voorkeur (eventueel in scenario's) handelingsperspectieven
moeten aanreiken bij de verschillende voorgestelde oplossingen (met hun
eventuele voor- en nadelen) van in fase 1 geconstateerde trends en problemen
met betrekking tot intellectueel eigendom van genetisch materiaal.
Het is mijn streven om de resultaten van het onderzoek zo spoedig mogelijk ter
kennis te brengen van de Eerste en Tweede Kamer, naar verwachting komend
najaar.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit