Voortgangsrapportage Innovatieplatform
Kamerstuk | 13-07-2009
De minister-president heeft de Tweede Kamer, mede namens de ministers
van EZ en OCW, een brief gestuurd over de voortgang van het
Innovatieplatform (IP). Het tweede IP is gestart in april 2007.
Het afgelopen jaar heeft het IP belangrijke analyses en adviezen
opgeleverd om de concurrentiekracht en kennisintensiteit van Nederland
te versterken. Vorig najaar heeft het IP nog kunnen vaststellen dat
Nederland als het gaat om concurrentiekracht op de goede weg zit.
Vanuit de 13e positie op de Global Competitiveness Index in 2002 is
Nederland nu opgeklommen naar plaats 8. Tegelijkertijd is Nederland in
het najaar geconfronteerd met de wereldwijde economische neergang. Het
IP heeft, naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer aan het
kabinet, in beeld gebracht hoe Nederland 'sterker uit de storm' kan
komen.
De actuele economische situatie brengt het IP tot een pleidooi om
positie te kiezen in een snel veranderende wereldeconomie en
bedrijfsleven en wetenschap verder te versterken. Het IP houdt het
bedrijfsleven en kabinet voor om investeringen in kennis en innovatie
en andere maatregelen ter bevordering van een hoogwaardige
kenniseconomie vast te houden.
In deze brief zal ik achtereenvolgende ingaan op:
* De resultaten van IP-projecten inclusief de kabinetsreacties en
vervolgacties hierop.
* De IP-agenda voor de komende periode.
In de bijlagen vindt u de resultaten van het afgelopen jaar:
* Nederland in de wereld. Connecting global ambitions (1 oktober
2008).
* 'Analysis of the Netherlands' private R&D position (8 oktober
2008)
* Valorisatieagenda: Kennis moet circuleren (3 december 2008)
* Voortgang Sleutelgebieden en tussentijdse evaluatie
Sleutelgebieden-aanpak (21 januari 2009)
* Nederland in de versnelling. De 2e jaarlijkse foto van de
Kennisinvesteringsagenda (KIA) 2006 - 2016 (27 februari 2009).
* Sterker uit de storm. Investeren in mensen en kennis om beter uit
de crisis te komen (12 maart 2009).
* Advies Internationale Scholen (3 juni 2009)
* Advies Slimmer Werken (3 juni 2009)
* Advies Aantrekken 50 buitenlandse bedrijven
Sinds de vorige voortgangsrapportage is het IP zes maal bijeengekomen.
Daarnaast heeft het IP op 3 december 2008 een groot evenement
georganiseerd in Rotterdam. Onder de 2500 bezoekers van 'Boven het
Maaiveld' waren veel jongeren en ondernemers. Het evenement was
georganiseerd rondom ondernemerschap, kennis en duurzaamheid, met
innovatie als rode draad.
Veel deelnemers benadrukten, ook in de context van de financiële
crisis, het belang van innovatie en duurzaamheid. Boven het Maaiveld
werd georganiseerd samen met Science Alliance, TNO, OCNL, Rabobank en
Enviu.
1.1 IP Crisisadvies: 'Sterker uit de storm'
De zware recessie waarin ons land terecht is gekomen, is vaak
onderwerp van gesprek geweest in het IP of in bijeenkomsten van het IP
met ondernemers, wetenschappers en anderen. Nederland is als export-
en handelsland extra gevoelig voor de internationale conjunctuur. Met
een relatief grote financiële sector is Nederland hard getroffen door
de gevolgen van de internationale kredietcrisis. Het IP heeft gewezen
op het risico van kaalslag van onze toch al kwetsbare kennisbasis. Een
studie van het IP toont aan dat bijna 40% van de private R&D bij
bedrijven zit met een voor de kredietcrisis kwetsbare financiële
basis, onder andere als gevolg van een relatief hoge financiering met
vreemd vermogen en daaraan gekoppelde hoge rentelasten. Dit zet extra
druk op de kasstroom en daarmee ook op de uitgaven voor onderzoek en
ontwikkeling. Veel R&D-faciliteiten zitten door historische keuzes in
Nederland. De crisis kan voor bedrijven ook aanleiding zijn tot
structurele aanpassingen in hun mondiale R&D-vestigingsbeleid. Dit is
voor Nederland zowel een kans als een bedreiging, afhankelijk van de
mate waarin wij in staat zijn om ten opzichte van andere landen een
gunstig vestigingsklimaat voor onderzoek en ontwikkeling te creëren.
Dit is de kern van de analyse die het IP op 12 maart 2009 naar het
kabinet zond. Het IP verbond aan deze analyse een pleidooi met een
aantal aanbevelingen, onder de titel 'Sterker uit de storm': kies voor
sterke sectoren en een structurele versterking van de
kennisinfrastructuur en doe dat met praktische maatregelen.
Op korte termijn, zo adviseerde het IP, moet het kabinet onorthodoxe
maatregelen nemen, zoals het tijdelijk inzetten van private
kenniswerkers voor onderzoek op het terrein van sleutelgebieden en
voor maatschappelijke innovaties.
Om beter uit de recessie te komen moet Nederland volgens het IP juist
nu investeren in kennis en onderwijs en in grote projecten als wind op
zee. Het IP adviseert de WBSO uit te breiden en op korte termijn 50
significante internationale bedrijfsactiviteiten naar Nederland te
halen. Het IP pleit daarnaast voor een investeringsimpuls van 2
miljard euro in kennis, innovatie en grote innovatieve projecten.
Kabinetsreactie 'Sterker uit de storm'
De financiële crisis en de terugval van de wereldhandel raken
Nederland hard als gevolg van onze omvangrijke financiële sector en
het open karakter van de economie. Dat stelt ons voor een imposante
opgave, ook wat betreft de overheidsfinanciën. Het kabinet houdt vast
aan uitvoering van het beleidsprogramma uit en bezuinigt hier niet op.
Daarnaast heeft het kabinet op 25 maart naar aanleiding van de
economische crisis het aanvullend beleidsakkoord bij 'Samen leven,
samen werken' naar buiten gebracht. Hierin worden maatregelen
aangekondigd die de effecten van de crisis op de korte termijn dempen
en eraan bijdragen dat Nederland straks sterk uit de crisis kan komen.
Het pakket is een evenwichtige mix om enerzijds de overheidsfinanciën
op de lange termijn gezond te houden en anderzijds op korte termijn
een impuls te geven aan de reële economie. Hierbij is een budget van
EUR 580 mln. uitgetrokken voor kennis en innovatie. Het kabinet wil
met deze maatregelen -in lijn met de analyse van het IP- voorkomen dat
de crisis dusdanige schade toebrengt aan ons kennis- en
innovatiesysteem dat we daarvan nog jaren last ondervinden. Door
dalende omzetten en de moeizame kredietmarkt staan de
innovatie-investeringen van bedrijven onder druk. Dit kan ten koste
gaan van de internationaal toonaangevende clusters van kennis en
bedrijvigheid op gebieden als high tech systemen, water, voeding en
chemie. Als R&D capaciteit eenmaal is afgebroken, zal het immers veel
moeite kosten om deze opnieuw op te bouwen. De maatregelen sluiten
goed aan op het advies van het Innovatieplatform, zoals:
1. WBSO: het kabinet heeft voor de WBSO (Wet Bevordering Speur en
Ontwikkeling) extra budget beschikbaar gesteld. Zowel in 2009 als
in 2010 komt er EUR 150 mln extra bij. Deze tijdelijke uitbreiding
verlaagt de loonkosten van R&D personeel voor zowel MKB als grote
bedrijven. Hiermee wordt investeren in R&D aantrekkelijker
gemaakt en kan voorkomen worden dat bedrijven bezuinigen op hun
onderzoek en ontwikkeling. De maatregel betreft een ophoging van
de percentages van de eerste en tweede schijf en een verhoging van
het plafond.
2. Detachering kenniswerkers: bezuinigingen van bedrijven op
innovatie gaan veelal ten koste van hooggekwalificeerde mensen
(onderzoekers). Kenniswerkers die worden ontslagen kunnen voorgoed
verloren gaan voor de kennisintensieve bedrijvigheid. Het kabinet
trekt EUR 180 mln uit om voor het detacheren van onderzoekers van
bedrijven bij kennisinstellingen voor een periode van anderhalf
jaar. De onderzoekers worden ingezet op economische
sleutelgebieden of maatschappelijke thema's. De loonkosten van
deze onderzoekers worden grotendeels vergoed door de overheid; de
kennisinstellingen krijgen een vergoeding voor de kosten die zij
maken en een extra vergoeding wanneer zij post docs bij deze
projecten betrekken.
3. High Tech Topprojecten: Het kabinet stelt EUR 100 mln beschikbaar
voor innovatieprojecten die zijn gericht op onderzoek in hightech
sectoren waarin Nederland een onderscheidende internationale
positie heeft zoals nanoelektronica en embedded systemen, en
automotive. Deze sectoren hebben met een enorme vraaguitval te
maken. Omzetverliezen van 40 procent zijn voor bedrijven in deze
sector geen uitzondering. De maatregel geeft een éénmalige impuls
aan strategische R&D-projecten op het gebied van High Tech
Systemen.
4. Wind op Zee/uitbreiding SDE: de financiering van de SDE wordt
mogelijk verruimd door een opslag op de elektriciteitstarieven,
waarbij rekening zal worden gehouden met koopkrachteffecten en
budgettaire beheersbaarheid. Daarnaast is een budget van EUR 2,4
mld uitgetrokken voor 500MW windenergie op zee extra.
5. Duurzaamheid: het kabinet stelt voor diverse
duurzaamheidinitiatieven middelen beschikbaar, zoals EUR 60 mln.
voor duurzaam ondernemen (waaronder EUR 20 mln. voor de
elektrische auto en EUR 10 mln voor het programma milieu en
technologie), de duurzame agrarische sector en EUR 320 mln. voor
energiebesparing woningen.
Daarnaast worden middelen voor kredietverstrekking verruimd en is er
EUR 75 mln. gereserveerd voor het MKB. Ook investeert het kabinet
extra in onderwijs: er wordt EUR165 mln. in schoolgebouwen gestoken en
EUR 250 mln. gaat naar het middelbaar beroepsonderwijs, mede bestemd
om de verwachte leerlingenpiek op te vangen. Er is extra geld
beschikbaar voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid en om versneld
monumenten en schoolgebouwen op te knappen.
De crisis dwingt ook tot nadenken over de lange termijn agenda voor
een welvarende, duurzame en schokbestendige economie. Onderwijs,
kennis en innovatie zijn hierbij fundamenten. In dit licht zal het
kabinet de Kamer met Prinsjesdag nader informeren over haar voornemen
de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie, in een nader te
bepalen tijdpad, naar tenminste het niveau van het OESO-gemiddelde te
brengen.
1.2 De Kennisinvesteringsagenda
1.2.1 De tweede KIA-foto
In 2006 heeft het eerste IP de Kennisinvesteringsagenda (KIA)
gepresenteerd. De KIA is de agenda die aangeeft hoe Nederland in 2016
kan gaan behoren tot de top 5 van Europese kenniseconomieën. De KIA is
in 2006 ondertekend door 20 organisaties. Het tweede IP heeft de KIA
overgenomen als een belangrijke pijler van zijn werk en laat jaarlijks
een 'KIA-foto' opstellen. Op 27 februari is de tweede KIA-foto
gepresenteerd. De hoofdboodschap van de KIA-foto 2009 is dat Nederland
in de versnelling moet. De foto laat zien dat Nederland, ondanks de
vele goede initiatieven, de aansluiting met de kopgroep van landen in
de kenniseconomie dreigt te verliezen. Van de 26 indicatoren scoren 6
op koers, vereisen er 11 aandacht en zijn 9 niet op koers. Zowel
publieke als private kennisinvesteringen blijven achter; onze
Kennisinvesteringsquote staat met 7,6% lager dan de meer dan 10%
procent van de Scandinavische landen. De crisis versterkt de urgentie
van de KIA: juist nu moet er extra in kennis worden geïnvesteerd.
De KIA-foto is dit jaar ondertekend door een brede KIA-coalitie: de 20
originele ondertekenaars plus zes nieuwe deelnemers. De signalen
die volgen uit de KIA zijn hiermee breed gedragen in de samenleving.
De KIA-foto bevat dit jaar ook een Kennisbegroting: een horizontale
doorloop van de Rijksbegroting om inzichtelijk te maken hoeveel geld
er wordt besteed aan onderwijs, kennis en innovatie.
Op basis van de foto van 2009 is een aantal aanbevelingen gedaan:
* Houd geplande kennisinvesteringen en bestaande R&D overeind
* Zet in op talentontwikkeling over de volle breedte
* Zet met industriepolitiek gericht in op sleutelgebieden en
innovatieregio's
* De overheid heeft een rol als aanjager van (maatschappelijke)
innovatie
* Kom met een jaarlijkse integrale kennisbegroting bij de
miljoenennota (vanaf 2009)
Daarnaast wil de KIA-coalitie ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor
het verder brengen van een aantal thema's:
* Een doorbraak realiseren op Leven Lang Leren
* Professionalisering en kwaliteit van het onderwijs
* Versterken samenwerking kennisinstellingen en bedrijfsleven
(Kennis, Kunde, Kassa)
Kabinetsreactie KIA foto
Het kabinet acht het van groot belang dat een brede maatschappelijke
coalitie, georganiseerd door het Innovatieplatform, zich inzet voor
het beleid rond innovatie en de ontwikkeling en benutting van kennis.
Het is goed dat daarbij niet alleen naar de overheid wordt gekeken,
maar dat de KIA-partijen op belangrijke punten als Leven Lang Leren,
Professionalisering en kwaliteit van het onderwijs en de versterking
van samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven
gezamenlijk actie zullen ondernemen.
Het kabinet heeft met zijn beleidsprogramma in 2007 stevig ingezet op
onderwijs, kennis en innovatie. Het kabinet volgt daarbij het
middenpad van de KIA, zoals vorig jaar in een brief aan de TK (TK
27406, nr. 123) is beschreven. De realisatie van de beleidsdoelen van
het beleidsprogramma voor innovatie liggen op koers volgens de
'delivery' methodiek van het kabinet (TK 31951, nr.1). Maar
investeringen in kennis en innovatie leveren niet op korte termijn
zichtbare rendementen. Dat de beelden van de KIA-foto's 2008 en 2009
niet veel van elkaar afwijken is dan ook niet verwonderlijk.
Het KIA-investeringspad naar 2016 volgt een opgaande lijn. Het volgen
van die lijn vergt dus zowel publiek als privaat verdere intensivering
van investeringen.
Publieke en private investeringen in kennis en innovatie dragen bij
aan een blijvende versterking van de economische structuur. Juist in
deze tijd van tegenwind kunnen kennis en innovatie ons helpen het
hoofd te bieden aan de maatschappelijke uitdagingen waar ons land voor
staat.
De financiële crisis en de economische recessie maken het volgen van
dit pad in de komende jaren niet gemakkelijker, maar wel des te
urgenter.
Kennis en innovatie vormen dan ook een belangrijk deel van het
aanvullend beleidsakkoord. In dat kader streeft het kabinet ernaar om
de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie in een nader te
bepalen tijdspad naar tenminste het OESO gemiddelde te brengen. De
exacte ambities en consequenties worden momenteel uitgewerkt. Met
Prinsjesdag wordt u hierover nader geïnformeerd.
Het kabinet onderschrijft de lijn van de KIA-foto dat nu in de eerste
plaats continuïteit en consistentie zijn geboden. In goede
samenwerking werken de verschillende departementen er aan om door
middel van innovatie tegelijkertijd de economie te versterken en
maatschappelijke vraagstukken op te lossen. De
Kennisinvesteringsagenda van het IP is en blijft daarbij een
belangrijke bron van inspiratie.
[Het kabinet zal met Prinsjesdag in de brief over de OESO-ambitie
ingaan op het IP advies van de kennisbegroting en een internationaal
vergelijkend overzicht geven van de publieke en private uitgaven aan
onderwijs, kennis en innovatie, in samenhang met de prestaties.]
1.2.2. Valorisatie
Kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en
overheden zijn de afgelopen jaren volop met valorisatie aan de slag
gegaan. Het IP heeft samen met de projectdirectie Kennis&Innovatie een
volgende stap gezet. Op 3 december 2008 hebben 15 organisaties hun
handtekening gezet onder de zogeheten Valorisatie-agenda: Ministerie
van Economische Zaken, ministerie van OCW, ministerie van LNV,
ministerie van VWS, VNO-NCW, MKB-NL, NFU, VSNU, HBO-Raad, NWO, KNAW,
TNO, Associatie van GTI's, DLO en STW. De ondertekenaars zetten hun
schouders onder twaalf concrete acties en doelstellingen om kennis
sneller geschikt te maken voor producten, diensten, processen en
nieuwe bedrijvigheid.
Het kabinet is één van de ondertekenaars en trekt hier in 2009 EUR 20
mln. voor uit en is bereid om voor 2010 en 2011 zo mogelijk samen met
partijen verder te investeren. Tot de acties behoren het bevorderen
van een ondernemende cultuur aan kennisinstellingen en het verankeren
van ondernemerschap in het onderwijs. Ook willen de partijen de
bijdragen aan valorisatie gerelateerde activiteiten uit laten groeien
tot 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen. Daarmee zal Nederland in
dit opzicht internationaal tot de koplopers behoren. Bedrijven en
maatschappelijke organisaties worden uitgedaagd mee te investeren. De
overheid en kennisinstellingen zijn bereid om onder meer de volgende
maatregelen in het kennissysteem te realiseren om kennis beschikbaar
en geschikt te maken voor gebruik: MKB- servicepunten bij
kennisinstellingen, ondernemerschapscentra, incubatoren, seed funds en
valorisatie competentiecentra. De Kennisinstellingen gaan medewerkers
waarderen en belonen die bijdragen aan de valorisatiedoelstellingen
van de instelling. Uitwisseling en mobiliteit van studenten en
medewerkers met bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden
wordt bevorderd. Omgekeerd gaan bedrijfsleven en maatschappelijke
organisaties meer samenwerken met kennisinstellingen. De overheid
bevordert dat bestaande regelingen voor R&D-samenwerking vereenvoudigd
worden tot een transparant, gemakkelijk toegankelijk en vraaggestuurd
instrumentarium.
Het akkoord met deze agenda is gepresenteerd op 3 december 2008. De
uitvoering van de agenda wordt door de ondertekenaars ter hand
genomen. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de
ondertekenaars zal de voorgang van de valorisatieagenda monitoren en
laten evalueren. Deze commissie kan ook met nieuwe voorstellen komen
om valorisatie te bevorderen.
1.2.3 Private R&D
Het IP werkt aan verhoging van de private R&D in Nederland. Deze ligt
met 1,03 % van het BNP (2007) onder de Lissabondoelstelling van 2%.
Het IP heeft deze achterblijvende R&D ook geadresseerd in zijn
contacten met bedrijven. Op 3 oktober heeft een expertmeeting
plaatsgevonden over dit onderwerp onder leiding van de IP-leden
Alexander Rinnooy Kan en Gerard Kleisterlee. Aanwezig waren
onderzoeksdirecteuren van de bedrijven die in Nederland het meest in
R&D investeren en enkele topeconomen. Consensus werd gevonden op de
analyse dat een deel van de Nederlandse achterstand te wijten is aan
de sectorstructuur (veel diensten, weinig hightech industrie), maar
tevens dat Nederland - wanneer voor de sectorstructuur wordt
gecorrigeerd - nog altijd fors achterloopt in het van aantrekken van
buitenlandse onderzoekslaboratoria. Nederland kan aantrekkelijker
worden als er meer kenniswerkers, meer World-class kennisinstellingen
en aantrekkelijker innovatieregio's komen. Deze conclusies sluiten aan
bij de ambities waar in andere projecten van IP, zoals het aantrekken
van buitenlandse bedrijven en PhD's, aan wordt gewerkt.
1.3. Nederland in de Wereld
1.3.1 Connecting global ambitions
Op 24 april 2008 publiceerde het IP het werkdocument 'Nederland in de
Wereld - versterken van de concurrentiekracht voor de toekomst van
Nederland'. Daarna heeft het IP met vertegenwoordigers van
bedrijfsleven, overheid, kennisinstellingen en werknemersorganisaties
over de conclusies, aanbevelingen en acties van het rapport gesproken.
Op 1 oktober 2008 heeft het IP, gebruik makend van al deze reacties,
het rapport 'Nederland in de wereld. Connecting global ambitions'
uitgebracht.
De analyse van het IP is dat Nederland internationaal gezien nog
steeds een hoge welvaart en productiviteit heeft, maar dat de bereikte
welvaartspositie niet gegarandeerd is. Nieuwe trends vragen om
aanscherping van de veranderagenda van de afgelopen jaren. Het IP
vindt dat de productiviteit per Nederlander omhoog kan en dat
bedrijven winstgevender moeten worden en sneller moeten kunnen
groeien. De dynamiek van onze economie moet omhoog waarbij een lange
termijn transitie richting duurzaamheid essentieel is. Innovatie,
ondernemerschap, arbeidsmarktflexibiliteit, onderwijs en publieke
sector moeten beter. Bestaande bedrijven kunnen gemiddeld een
procentpunt per jaar productiever worden en er moeten meer en sneller
groeiende, nieuwe ondernemingen komen. De basis wordt gevormd door
concurrerende sleutelgebieden, stevige en stijgende publieke en
private kennisinvesteringen en excellente kennisclusters.
Het IP stelt dat Nederland zijn positie als 'Portal to Europe' meer
kan profileren en te gelde kan maken. Nederland kan voor
internationaal opererende bedrijven de plek zijn waar hun globale
ambities dichterbij komen. Nederland zal nog meer dan nu gebruik
moeten maken van zijn internationale oriëntatie en open economie.
Het IP formuleert in 'Nederland in de wereld' een serieuze
veranderagenda met concrete doelen en acties, bijvoorbeeld ten aanzien
van het aantrekken van (Europese) hoofdkantoren van de Fortune 500
bedrijven, evaluatie en versterking van sleutelgebieden, adviseren van
10.000 bedrijven gericht op productiviteitsverhoging, versterken van
de groei van potentievolle MKB-bedrijven en het realiseren van grote
beeldbepalende projecten. Een land met vertrouwen in eigen prestaties
zal gemakkelijker de globale wereld tegemoet treden.
Deze visie werd uitgebracht op 1 oktober 2008. In de maanden daarna is
de recessie in Nederland in volle hevigheid ingeslagen. Voor het IP
versterkt de recessie juist deze analyse. Bedrijven zullen sneller hun
activiteiten kritisch tegen het licht houden, waar nodig sluiten of
verplaatsen en daardoor nog scherper kijken naar vestigingscondities
en menselijk kapitaal. De crisis moet worden gebruikt om de structuur
van de Nederlandse economie te verbeteren en de aansluiting met de
kopgroep van landen tot stand te brengen. Daarom pleit het
Innovatieplatform ook voor een meer expliciete, vernieuwende duurzame
industriepolitiek van de overheid en het aantrekken van meer
internationale bedrijfsactiviteit.
Het IP heeft zijn visie sinds 1 oktober veelvuldig uitgedragen,
bijvoorbeeld op zijn event van 3 december 2008. Daarnaast heeft het IP
deze agenda vertaald in concrete acties die hieronder worden
toegelicht.
1.3.2 1000 PhD's
Wanneer Nederland haar doelstellingen op het gebied van een
kenniseconomie wil realiseren is een structurele verhoging nodig in
aantallen kenniswerkers. De wereld van de wetenschap ondergaat grote
veranderingen. Internationalisering betekent dat toptalent
gemakkelijker over de wereld gaat en steeds meer buiten Nederland
gevonden moet worden. Om de beste onderzoekstalenten voor de
Nederlandse wetenschap te werven moet het net breder worden
uitgegooid. Een grotere keuze voor de invulling van bestaande
vacatures betekent per saldo betere mensen en wetenschap van hogere
kwaliteit, naast het toptalent dat uit eigen land komt. Het IP heeft
als doel geformuleerd om 1000 promovendi aan te trekken uit het
buitenland.
Andere Europese landen hebben recentelijk ook ambitieuze initiatieven
genomen waardoor de concurrentie op promovendi uit landen als India en
China toeneemt.
Het IP wil met het aantrekken van 1000 PhD's zowel kwalitatief als
kwantitatief een impuls geven aan het Nederlandse wetenschappelijk
systeem en het bedrijfsleven. Op 21 januari 2009 heeft
een IP-Taskforce onder leiding van Robbert Dijkgraaf de volgende
aanbevelingen gedaan.
1. Verstevig de presentatie van de Nederlandse wetenschap in het
buitenland, o.a. via Science Attachés in aangewezen targetlanden.
2. Breng samenhang in de internationale contacten van de
kennisinstellingen in de vorm van een back office in Nederland
waar best practices tussen kennisinstellingen worden uitgewisseld.
3. Maak de knelpunten in de regelgeving en de monitoring van niet-EU
promovendi zichtbaar.
4. Spreek op bestuurlijk niveau partijen aan zodat huisvesting en
sociale inbedding worden verbeterd.
5. Verbeter de kwaliteit en begeleiding van opleidingsprogramma's.
6. Beloon goed gestructureerde promotieopleidingen die bewezen hebben
adequate begeleiding te kunnen bieden met extra posities. Sluit
daarbij aan bij de wetenschappelijke sterktes van Nederland.
7. Betrek het bedrijfsleven sterker bij promotieopleidingen en maak
met partijen duidelijke afspraken om gepromoveerden door te laten
stromen naar posities in de industrie.
Voor het realiseren van de kwantitatieve ambities moet Nederland beter
op de kaart gezet worden als onderzoeksland en moeten meer
promotieplaatsen gecreëerd worden.
Het kabinet heeft een aantal van de aanbevelingen overgenomen en zal
de voorgenomen acties uit de pilot uitvoeren. Het wil in deze tijden
van crisis geen 1000 PhD's uit het buitenland aantrekken, als het
tegelijkertijd alles op alles moet zetten om kenniswerkers voor
Nederland te behouden. Wel vindt het kabinet het verstandig, met het
oog op de toekomst, om de banden met opkomende landen verder te
verstevigen. Dus zal de minister van OCW, in overleg met de ministers
van BZ en EZ, de vertegenwoordiging van het Nederlandse
wetenschappelijk onderzoek bij de ambassade in China uitbreiden. Door
middel van deze Science Attaché kan de Nederlandse wetenschap meer met
één stem spreken in China en werken aan de selectie van de beste
Chinese onderzoekers voor het vervullen van chronische vacatures. In
Nederland zullen KNAW en NWO, in nauwe samenwerking met de
universiteiten en kennisinstituten, de profilering van het Nederlandse
onderzoek ter hand nemen, bestaande vacatures in kaart brengen en
verder inventariseren welke organisaties de pilot willen
meefinancieren.
1.3.3 Voortgang sleutelgebieden
In 2004-2006 heeft het Innovatieplatform zes sleutelgebieden benoemd:
Flowers & Food, High-tech systemen en materialen, Water, Pensioenen en
sociale verzekeringen, Chemie en Creatieve industrie. Sleutelgebieden
kunnen zich meten met de top van de wereld, onderscheiden zich door
hoogwaardige kennis en technologie, beschikken over zelforganiserend
vermogen en leveren nu en naar verwachting in de toekomst een
belangrijke bijdrage aan de concurrentiekracht van de Nederlandse
economie. De sleutelgebieden vormen de basis van het programmatische
innovatiebeleid van de Minister van Economische Zaken. Afgelopen jaar
heeft het Innovatieplatform de voortgang van de sleutelgebiedenaanpak
laten evalueren. Het doel van deze evaluatie was te beoordelen of de
sleutelgebieden op de goede weg zijn om de gestelde ambities te
realiseren en te bezien hoe de uitvoering van de sleutelgebiedenaanpak
uitwerkt en of er aanbevelingen zijn om deze in de toekomst te
verbeteren.
Hiervoor heeft het IP in samenspraak met de minister van EZ een
Voortgangscommissie o.l.v Ad Scheepbouwer ingesteld om een
onafhankelijk oordeel te vormen. De Voortgangscommissie is eind
augustus 2008 begonnen met haar werkzaamheden en heeft op 21 januari
2009 haar rapport aangeboden aan het IP en de minister van EZ.
De belangrijkste conclusies van de voortgangscommissie zijn als volgt:
1. De huidige aanpak sleutelgebieden is een goede. Daarom is
handhaving van het beleid gewenst. Voor deze aanpak is maatwerk
nodig gezien de verschillen in sectoren; sleutelgebieden en de
overheid moeten samen doelen stellen waaraan ze zich committeren.
2. Binnen veel Sleutelgebieden begint inmiddels 'trots op de eigen
status' te ontstaan. Wel zou het goed zijn als de status van
Sleutelgebied nog in verdergaande mate gezien wordt als een
kwaliteitskeurmerk, zoals het geval is met de Europese
Eureka-status. Daarom is het belangrijk dat de
sleutelgebied-status exclusief blijft.
3. Het Sleutelgebied Creatieve Industrie laat na vier jaar nog
nauwelijks verbeteringen in de zelforganisatie en planvorming
zien. Dit Sleutelgebied krijgt van de Voortgangscommissie een
'gele kaart' en de opdracht om begin 2010 voortgang bereikt te
hebben op 1) het vergroten van de zelforganisatie binnen de
subclusters en 2) de concrete uitvoering van clusterplannen.
4. Er wordt van de Sleutelgebieden een actievere opstelling verwacht.
In sommige Sleutelgebieden zijn de bedrijven en kennisinstellingen
goed georganiseerd en ambitieus. Waar dat nog niet het geval is
moet men zich organiseren, bijvoorbeeld via centrale
regie-organen.
5. Het Innovatieplatform moet open blijven staan voor
aspirant-Sleutelgebieden. Binnen de huidige groep van 'opkomende
Sleutelgebieden' ziet de Voortgangscommissie enkele kansrijke
kandidaten.
Het Innovatieplatform deelt de conclusies van de commissie en wil de
sleutelgebieden iedere twee jaar monitoren.
Kabinetsreactie voortgangsrapportage Sleutelgebieden
Het programmatische innovatiebeleid van het Ministerie van Economische
zaken is de belangrijkste beleidsmatige vertaling van de
sleutelgebiedenaanpak van het Innovatieplatform.
Inmiddels zijn er sinds 2006 9 publiek-private Innovatieprogramma's
gestart op terreinen waarin Nederland kan excelleren. Deze programma's
liggen op specifieke thema's voornamelijk binnen de 6 sleutelgebieden.
In totaal is er voor de periode 2005-2012 EUR 846 mln. beleidsbudget
voor de programma's gereserveerd (indicatief; inclusief financiering
uit het FES). De programma's hebben 591 deelnemers en van de
verstrekte subsidies komen voor ruim 40% bij het MKB terecht. Buiten
dit lopen er nog meer initiatieven op de 6 terreinen, o.a. van andere
departementen, Europees, privaat of vanuit Pieken in de Delta.
Recent is ook de programmatische aanpak van EZ geëvalueerd in een
midterm review. De beleidsconclusies worden u separaat toegezonden.
Het kabinet is verheugd dat de commissie Scheepbouwer tot de conclusie
is gekomen dat de sleutelgebiedenaanpak in principe een verstandige
aanpak is. Het kabinet wil actief verder met de sleutelgebiedenaanpak
en juicht extra stappen van de sectoren op het terrein van
zelforganisatie en strategievorming en agendazetting toe. 'Roadmaps'
van de sleutelgebieden kunnen nuttige input zijn voor de beleidsagenda
van het volgende kabinet waar het gaat om investeren in zwaartepunten
en industriepolitiek.
De minister van Economische Zaken is het primaire aanspreekpunt aan
kabinetszijde voor de sleutelgebiedenaanpak. Maar er zijn specifieke
knelpunten of initiatieven die niet onder haar verantwoordelijkheid
vallen, zoals op het terrein van regelgeving. De minister van EZ zal
zich actief blijven inzetten voor meer samenhang en afstemming zowel
binnen de overheid als tussen de sleutelgebieden en overheid. Hierbij
wordt ook een meer strategische interdepartementale samenwerking
nagestreefd. Zo zullen de betrokken departementen gezamenlijk
betrokken worden bij de de roadmapvorming van de sleutelgebieden. Ook
zal het kabinet in 2010 een Meerjaren InvesteringsAgenda Kennis en
Innovatie presenteren met een agenda voor zwaartepunten op het
snijvlak van economie, maatschappij en wetenschap.
Het kabinet is geen voorstander van een kwaliteitskeurmerk. De
sleutelgebiedenaanpak geeft op strategisch niveau aan waar de kansen
en sterktes in de economie zitten en is daarom een nuttig richtsnoer,
maar uiteindelijke beleidsbeslissingen genomen op basis van
kwalitatieve criteria zoals die van de programmatische aanpak of
andere beleidskaders.
Het verkennen van 'aspirant' sleutelgebieden, zoals Life-Sciences and
Health, is nuttig, maar vraagt wel om selectiviteit vanwege behoud van
focus en massa en continuïteit van de beleidsinzet. Dat is -zeker in
deze tijd- essentieel is voor de investeringsbereidheid van het
bedrijfsleven. Het kabinet heeft dan ook EUR 500 mln vanuit het FES
vrijgemaakt voor de selectieve continuering van in deze
kabinetsperiode aflopende succesvolle FES projecten. Het IP start in
samenwerking met EZ met een verkenning naar de economische potentie
van duurzame energie als sleutelgebied.
1.3.4 Paint the World Orange
Een sterkere branding draagt bij aan de concurrentiekracht van
Nederland. Om Nederland als een innovatief, ondernemend en
aantrekkelijk kennisland op de kaart te zetten, heeft het IP samen met
de staatsecretaris van EZ de 'Paint the World Orange Contest' gestart:
een prijsvraag, georganiseerd via een Europese aanbesteding van
de Nederlandse overheid. Het doel van PTWO is het doen ontwikkelen van
vernieuwende marketingconcepten, 'tools' en ideeën, gericht op de
positionering van Nederland als mondiaal knooppunt voor
kennisintensieve en internationaal samenwerkende bedrijven
en talenten, met een impact die de eigen schaalgrootte ver overstijgt.
Het geselecteerde concept zou binnen de Holland Brandstrategie van de
overheid worden geïmplementeerd.
De 'Paint the World Orange Contest' ging van start met een openbare
uitvraag. Hierop reageerden 163 inzenders. Een vakjury, bestaande uit
specialisten op de gebieden van marketing, communicatie en
vormgeving heeft de inzendingen nauwkeurig beoordeeld en op 3
december de hoogst geeïndigde vijf genomineerd. Deze vijf finalisten
ontvingen 10.000 euro om hun idee verder uit te werken.
De uitgewerkte ideeën zijn opnieuw door de jury beoordeeld. De jury,
onder leiding van Marcel Wanders, concludeerde dat de inzendingen
nuttige elementen bevatten die gebruikt kunnen worden bij de reguliere
brandingstrategie, maar dat zij niet voldoen aan de hoge ambitie en de
verwachtingen van de jury, het IP en de staatssecretaris,
zoals die ook in de toetsingscriteria van
de aanbestede prijsvraag waren opgenomen. Er kon dus geen winnaar
worden aangewezen, zodat de Europese aanbesteding officieel werd
gestopt. Het Innovatieplatform en de staatssecretaris van EZ beraden
zich momenteel op mogelijke vervolgacties in het kader van 'Paint the
World Orange'.
1.3.5 Het aantrekken van 50 significante internationale ondernemingen naar
Nederland
Het Innovatieplatform en het kabinet willen dat Nederland tot de
internationale top 5 gaat behoren op het gebied van hoger onderwijs,
onderzoek en innovatie. Nederland is altijd een aantrekkelijk land
geweest voor buitenlandse investeerders door zijn open economie, goed
opgeleide bevolking met veel talenkennis en door een aantrekkelijk
vestigingsklimaat. Echter, de concurrentie van andere landen in Europa
(Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, België, Ierland) is sterk
toegenomen in de afgelopen jaren.
Er zijn in de komende jaren veel bedrijven, vooral uit Azië (vooral
uit China, India, Korea, Taiwan) die zullen globaliseren. Daarnaast
moeten we ook de kansen blijven benutten die er liggen binnen meer
'traditionele' investeringslanden: VS, Japan en binnen de Europese
Unie.
Zo zullen er in de komende jaren zeker 450 Aziatische bedrijven een
Europese vestiging starten, bedrijven die gemiddeld een omzet van ca.
EUR 1 miljard hebben.
Het Innovatieplatform ziet als uitdagende maar haalbare doelstelling
om in de komende 3-5 jaar 50 significante internationale bedrijven te
overtuigen zich in Nederland te vestigen. Daarbij is het ook
belangrijk om het vestigingsklimaat voor nieuwe en al in Nederland
gevestigde bedrijven te verbeteren. Dit voorstel zal kunnen leiden tot
enkele duizenden nieuwe arbeidsplaatsen.
Het IP komt met een viertal aanbevelingen, mede op basis van de
inbreng en advies van meer dan 100 experts en CEO's die in de
afgelopen maanden geconsulteerd zijn:
1. Focus op een beperkt aantal sectoren en functies en geografische
markten en communiceer één verhaal over de sterkten van Nederland.
2. Verbeter de (perceptie van het) Nederlandse vestigings- en
leefklimaat om bedrijven en talent aan te trekken en te behouden,
door:
3. Een gedegen en proactieve aanpak te ontwikkelen voor het
aantrekken van buitenlandse bedrijven, gebaseerd op diepgaande
kennis van de wensen van deze bedrijven en het aanbod van
geschikte locaties in Nederland;
4. Binnen het Netherlands Foreign Investment Agency een nieuwe
eenheid te formeren die de proactieve aanpak gaat uitvoeren.
Het IP heeft zich hierin laten adviseren door een High Level Group
bestaande uit Hans Smits (Havenbedrijf Rotterdam), Jos Nijhuis
(Schiphol Group), Peter Elverding (oud-CEO DSM), Alexander Rinnnooy
Kan (IP, SER), Feike Sijbesma (IP, DSM), Gerard Kleisterlee (IP,
Philips) en Wiebe Draijer (IP, McKinsey). De High Level Group heeft in
kaart gebracht dat voor het realiseren van de doelstelling van 50
internationale bedrijven een bedrag van EUR 10 miljoen per jaar nodig
is.
Het kabinet heeft besloten voor drie jaar EUR 2,5 mln per jaar uit te
trekken om de voorgestelde nieuwe aanpak te volgen en te beginnen met
een pilot op twee sleutelgebieden: Flowers and Food en Chemie, om
daarmee 15 kennisintensieve bedrijven en buitenlandse
R&D-investeringen in deze sectoren aan te trekken.
1.3.6 Sociale Innovatie: Slimmer Werken
Productiviteitsgroei is belangrijk voor de concurrentiekracht van
Nederland en een belangrijke voorwaarde voor behoud en groei van
welvaart en inkomens in Nederland. De laatste jaren heeft Nederland
niet meer de hoge groei van de jaren negentig kunnen realiseren.
Opvallend daarbij is dat het verschil in productiviteit en
productiviteitsgroei tussen sectoren kleiner zijn dan tussen bedrijven
binnen een sector. Dat betekent dat sommige bedrijven onder de zelfde
macro-omstandigheden veel beter presteren dan andere. Het lijkt dat
interne bedrijfsfactoren hier een rol spelen. Innovatie in de manieren
van werken in organisaties ('Slimmer Werken') kan hier een uitkomst
bieden. De potentie om met relatief eenvoudige methoden de
productiviteit te verhogen en tegelijkertijd de tevredenheid van
medewerkers te verbeteren is groot. Ook bij bedrijven ontstaat steeds
meer behoefte om niet alleen te innoveren door middel van nieuwe
machines of producten, maar ook door een andere inrichting van het
werk. Er lijkt vooral potentieel te zijn bij kleine en middelgrote
bedrijven.
IP en EZ zijn al enige jaren bezig om met creatieve en flexibele
instrumenten als vouchers en IPC's en met gerichte intermediairs als
Syntens, SenterNovem en NCSI (Nederlands Centrum voor Sociale
Innovatie) veel bedrijven en organisaties een innovatie impuls te
geven.
Het Innovatieplatform wil de komende jaren extra aandacht geven aan
het zogeheten slimmer werken en wil uiteindelijk het aantal bedrijven
dat daartoe een impuls krijgt zichtbaar en beslissend vergroten. De
ambitie van het IP is om samen met werkgevers, vakbonden, Syntens en
SenterNovem de komende jaren 10.000 ondernemingen aan te zetten hun
productiviteit te verhogen. Het IP heeft daarom onderzoek laten
uitvoeren naar de kenmerken, beweegredenen en activiteiten van
MKB-bedrijven die aan de slag gaan met Slimmer Werken en naar de
opbrengsten daarvan. Conclusies uit dit en andere onderzoeken
benadrukken het potentieel en het belang van het stimuleren van
Slimmer Werken. Uit onderzoek van het EIM blijkt dat bedrijven die de
afgelopen jaren sociale innovatie hebben toegepast, in twee jaar negen
procentpunt méér productiviteitsgroei realiseerden.
Op zijn vergadering van 3 juni 2009 heeft het IP een advies
vastgesteld om met de genoemde organisaties een start te maken op weg
naar deze ambitie. De implementatie ligt nu bij het Ministerie van
Economische Zaken en deze partijen. Er wordt gestart met een pilot van
1000 bedrijven die zullen worden geadviseerd en gemonitored.
1.3.7 Ondernemerschap en groeiversneller
Nederland heeft relatief weinig MKB-bedrijven die doorgroeien en tot
de mondiale wereldtop gaan behoren. Het Innovatieplatform en het
ministerie van EZ zijn het programma Groeiversneller gestart. Dat
faciliteert minimaal 100 MKB-bedrijven om een omzetgroei van enkele
miljoenen naar minimaal EUR 20 mln. per jaar te realiseren, mede door
internationalisering.
In januari 2009 is dit programma gestart, dat wordt uitgevoerd door
het High Growth Stars Consortium (zie
www.programmagroeiversneller.nl).
Het IP verkent nu de mogelijkheden om voor meer bedrijven een
groeispurt mogelijk te maken. De volgende categorie bedrijven kunnen
ook kleinere bedrijven zijn dan de doelgroep van de huidige
Groeiversneller, die met een gerichte begeleiding geholpen kunnen
worden. Deze groep bedrijven is vaak slecht in staat voldoende
kapitaal en hoger opgeleide arbeidkrachten aan te trekken om
(door)groei te realiseren. De rol van het IP is het bijeen brengen van
de coalitie die uiteindelijk invulling aan de activiteit gaat geven.
Daarnaast wil het IP door deze en andere activiteiten aandacht vragen
voor het belang van ondernemerschap: Nederland heeft meer startende en
sneller groeiende bedrijven nodig.
1.3.8 Versterken internationale scholen
In 'Nederland in de Wereld' formuleert het IP de ambitie het primair
secundair internationaal onderwijs in Nederland in 2015 tot de top 5
te laten behoren. In de huidige globaliserende wereld is het
belangrijk een aantrekkelijke vestigingsplaats te zijn voor
internationale bedrijven. Voor expats behorende bij deze bedrijven is
een goed onderwijssysteem voor hun kinderen van groot belang,
daarnaast is een bedrijf gebaat bij een land waarvan de
beroepsbevolking internationaal georiënteerd is.
Het IP heeft een analyse uitgevoerd naar de huidige positie en de
kwaliteit van het internationaal onderwijs in Nederland. Hieruit
blijkt het aanbod van internationale scholen (primair en secundair)
zeer divers te zijn in vergelijking met andere landen. De kwaliteit
van de verschillende typen internationale scholen is redelijk tot
goed. Er is een aantal knelpunten, dat met betrekkelijk eenvoudige
interventies verholpen kan worden. Zo is het gedifferentieerde aanbod
weinig transparant en slecht zichtbaar naar de buitenwereld toe. In
termen van marketing is dus veel winst te behalen. Daarnaast
verschuift de focus geleidelijk van de 'klassieke' internationale
school (zoals de British School of American School) naar
internationalisering van het onderwijs. Steeds minder internationale
bedrijven zijn bereid hun expats een hoge vergoeding te betalen voor
het schoolgeld van hun kinderen. Daardoor vindt een verschuiving
plaats van de dure private scholen naar Nederlandse Internationale
Scholen. Ook het Tweetalig Onderwijs (TTO) is sterk in opkomst; op
steeds meer Havo en VWO scholen wordt een tweetalig programma
aangeboden. Het Internationaal Baccalaureaat wordt echter niet overal
aangeboden, noch overal erkend als officieel curriculum. Zowel voor
expat-kinderen als voor kinderen die een opleiding willen volgen in
het buitenland kan dit later een belemmering vormen. Tevens doen zich
vaak problemen voor met de stichting van een internationale school, in
het bijzonder in termen van huisvesting. De verantwoordelijkheid ligt
bij de lokale overheid, die geholpen is met handvatten om het stichten
van een internationale school te vergemakkelijken.
Het IP heeft dan ook drie aanbevelingen:
1. Versterk de marketing rondom Nederlands internationaal onderwijs,
bijvoorbeeld tijdens handelsmissies, via intensieve contacten met
internationale top-universiteiten en door een
one-stop-shop-website voor expats.
2. Breid de mogelijkheden tot het aanbieden van het IB curriculum
uit.
3. Faciliteer het vestigen van een internationale school. De kennis
en expertise rondom het stichten van een internationale school zou
gebundeld moeten worden in een draaiboek.
Het kabinet steunt de doelstelling van het IP om het Internationaal
Onderwijs in Nederland tot een 'selling point' voor ons land te maken.
Tevens kan het zich op hoofdlijnen vinden in de analyse die door het
IP van de huidige positie en de kwaliteit van het Internationaal
Onderwijs in Nederland is gemaakt. De hierboven genoemde aanbevelingen
1 en 3 neemt het kabinet over: zij zal nagaan hoe aan deze
aanbevelingen, voor zover deze binnen haar competentie liggen,
uitvoering kan worden gegeven. In relatie met aanbeveling 2 wordt
thans al een pilot project uitgevoerd. Ten aanzien van deze
aanbeveling zal het kabinet nagaan, of en op welke wijze hieraan
gevolg kan worden gegeven, waarbij de uitkomst van het pilot project
betrokken zal worden.
1.4 Maatschappelijke ambities
Vooral in 2008 heeft het IP gewerkt aan bevordering van innovatie op
een aantal maatschappelijke terreinen. Op de terreinen zorg, water en
onderwijs heeft het samen met de projectdirectie Kennis&Innovatie
analyses gemaakt. Deze analyses hebben inmiddels geleid tot
maatschappelijke innovatieagenda's van het kabinet. Het IP heeft in
het verlengde van zijn pleidooi voor experimenteerruimte een aantal
concrete projecten geïnitieerd.
1.4.1 Onderwijs
Op basis van zijn analyses en expertmeeting heeft het IP drie concrete
initiatieven ondersteund: de netwerkschool, het digitale schoolboek en
de zomerschool voor de leraren.
De Netwerkschool is een innovatief ondernemingsplan voor een nieuwe
schoolorganisatie in het mbo. Het Experiment 'De Netwerkschool' heeft
ten doel wetenschappelijk aan te tonen dat door het doelmatig
inrichten van het onderwijs de arbeidsproductiviteit omhoog kan en het
maatschappelijk rendement van de onderwijseuro kan verdubbelen. Deze
prestaties worden gerealiseerd door samenwerking met
bedrijfsleven/maatschappelijke organisaties, individuele
leerloopbanen, gebruik van ict en functiedifferentiatie voor docenten.
Er is een behoorlijk aantal mbo-scholen geïnteresseerd in dit
experiment. Inmiddels heeft OCW voor dit initiatief financiering
aangevraagd uit het FES.
Voor het Digitale Schoolboek heeft het IP in maart 2008 aan Kennisnet
gevraagd een voorstel ontwikkelen voor het 'ontwikkelen en
digitaliseren van lesmaterialen' en dit voorstel ondersteund. Recente
ontwikkelingen in de nieuwe media zoals Wikipedia en communities
scheppen kansen voor docenten en het onderwijs. Het 'digitale
schoolboek' biedt meer mogelijkheden voor maatwerk, maakt het
onderwijs aantrekkelijker en ontlast docenten. Dit kan gestimuleerd
worden door het opbouwen en toegankelijk maken van digitaal
lesmateriaal per vakgebied via een database. Het initiatief Wikiwijs,
dat minister Plasterk op 3 december jl. heeft gelanceerd op het
IP-event, bouwt hierop voort. In een brief aan de Tweede Kamer is dit
verder uitgewerkt (TK31 700 VIII, nr 154). Nog dit jaar zal Wikiwijs
in een betafase gelanceerd worden.
De Zomerschool is een project dat het bedrijfsleven stimuleert om in
de zomer een cursus aan MBO- en VO-docenten te geven. Dat draagt bij
aan professionalisering van docenten en aan de aansluiting tussen
onderwijs en het bedrijfsleven. Een eerste experiment heeft op verzoek
van het IP plaatsgevonden bij IBM van 5 - 7 augustus 2008 in
Amsterdam. 49 Leraren hebben meegedaan aan deze eerste zomercursus.
Uit de evaluatie blijkt dat het initiatief zeer positief door de
leraren is ervaren en er is behoefte aan herhaling. Het doel is om er
een structureel project van te maken.
1.4.2 Zorg
Op 15 mei 2008 heeft het IP de Topconferentie Baanbrekende
Zorginitiatieven gehouden, om zo meer ruimte te bepleiten en bieden
voor innovatieve experimenten. Uit 130 inzendingen heeft een jury tien
opvallende innovaties geselecteerd waarvan er vier zijn aangeboden aan
de minister van VWS. De vier winnende projecten zijn GRIP van the
Health Agency, Mammaprint van Agendia, MijnZorgNet (MZN) van UMC St
Radboud en POINT van Transmurale Zorg Den Haag e.o. Op 24 juni 2009
organiseerde het Zorginnovatieplatform haar eerste landelijke event,
waarop ze haar visie presenteerde, een financieel instrumentarium
lanceerde en de zorginnovatiewijzer officieel werd geopend. Het
Zorginnovatieplatform is ingesteld door de minister van VWS en het IP
en heeft vanaf dat moment de taak innovatie in de zorg te bevorderen.
1.4.3 Water
Het IP wil innovatie op het terrein van water versnellen. Op de
kustconferentie van februari 2008 zijn vier projecten geselecteerd die
van belang zijn om versneld innovatie op het terrein van water te
realiseren en daarnaast Nederland met grote projecten zichtbaar op de
kaart kunnen zetten:
De 'Zandmotor' voor de kust van het Westland (een innovatieve manier
van bouwen met de natuur, landwinning en kustversterking);
modernisering van de Afsluitdijk, inclusief bouwen met de natuur en
alternatieve energie-opwekking; 'Estuarium voor de Zeeuwse Kust' en
'Energie-eiland op de Noordzee'.
Op elk van deze projecten volgt en stimuleert het IP de realisatie.
Bij de Afsluitdijk wordt bijvoorbeeld op een innovatieve wijze een
concept voor een nieuwe Afsluitdijk ontwikkeld.
Ten aanzien van het 'energie-eiland op de Noordzee' heeft het IP via
enkele sessies marktpartijen uitgedaagd met innovatieve en economisch
haalbare voorstellen te komen en departementen om met snelle en
aantrekkelijke procedures te komen. Zo bepleit het IP de komst van een
testpark en hub-op-zee om de windenergiesector te stimuleren en de
komst van innovatieve concepten die de kostprijs van wind op zee
eerder verlagen, te versnellen. De komende 20 jaar zal de overheid
miljarden moeten uitgeven om de onrendabele top bij wind op zee te
subsidiëren, gelet op de ambitie om in 2020 6000 MW op zee te
realiseren. Van deze 6000MW zal zo'n 4000 MW ver uit de kust (far
shore) gerealiseerd moeten worden. Als Nederland nu een testpark tot
stand laat komen dalen de kosten van wind op zee eerder en kan
Nederland haar water-, wind- en off shore kennis inzetten om een
leidende positie in te nemen in far shore wind, dat voor alle
Noordzeelanden nog onverkend terrein is.
2. Vooruitblik: IP agenda 2009-2010
In het werk van het IP in 2009 en 2010 zullen vier lijnen centraal
staan: de kennisinvesteringsagenda, Nederland in de wereld,
duurzaamheid en communicatie. De focus van het IP zal zich in
toenemende mate richten op de beïnvloeding van de volgende
kabinetsperiode.
De Kennisinvesteringsagenda is dé strategische agenda van het IP
(2006-2016) om van Nederland een hoogwaardige kennissamenleving te
maken. Achter de KIA staan inmiddels 26 organisaties. Zij werken samen
aan een jaarlijkse monitoring (de KIA-foto), formuleren gezamenlijke
acties en blijven als coalitie zowel politiek als maatschappelijk
aandacht vragen voor het belang van onderwijs, kennis en innovatie &
ondernemerschap.
In 2009 zullen het IP en de KIA-coalitie actie ondernemen rond een
drietal projecten:
* Het realiseren van een doorbraak op het gebied van Leven lang
Leren;
* Professionalisering van het onderwijs, met bijzondere aandacht
voor de leraren;
* Versterken samenwerking kennisinstellingen en bedrijfsleven.
In 2010 wordt er een nieuwe KIA-foto gepresenteerd. Deze foto zal een
perspectief geven waarmee politieke partijen en anderen hun visie
kunnen bepalen op weg naar de verkiezingen van 2011.
In 2009 en 2010 wil het IP ook het belang van excellente wetenschap
scherper voor het voetlicht brengen. Het IP gaat stakeholders bij
elkaar brengen om ervoor te zorgen dat deze pijler van onze
kenniseconomie de aandacht krijgt die het verdient en dat daar stevig
in wordt geïnvesteerd. Daarbij wil het IP de stakeholders uitdagen een
aanpak te ontwikkelen die niet alleen past bij de ambitie om
excellente wetenschap te produceren, maar die ook bijdraagt aan de
innovatiekracht van ons bedrijfsleven en onze samenleving. Het
IP-eindejaars event zal in 2009 in het teken staan van 'excellent
science'.
In een globaliserende economie worden landen steeds meer teruggeworpen
op hun onderscheidende sleutelgebieden en op hun sleutelcompetenties.
De recessie, die in het vierde kwartaal van 2008 toesloeg, maakt deze
visie alleen maar relevanter. Bedrijven zullen nog sneller hun
activiteiten verplaatsen en de uitgangspositie van sterke sectoren in
Nederland is in deze dynamiek van grote betekenis. Recent heeft het IP
de in 2004-2006 gekozen sleutelgebieden geëvalueerd op hun resultaten.
In 2010 zal het IP naar mogelijk opkomende sleutelgebieden kijken en
een strategie op de sterkten van Nederland uitbrengen: waar verdient
Nederland de komende tien jaar zijn geld mee en wat betekent dat voor
het economisch beleid. In dit kader wordt een verkenning naar de
economische potentie van duurzame energie als mogelijk nieuw
sleutelgebied uitgevoerd.
Het IP wil met zijn visie en activiteiten naast de politiek
uiteindelijk individuele studenten, (potentiële) ondernemers en
onderzoekers bereiken, indirect via hun organisaties en direct als het
nodig is. In het jaar voorafgaand aan de verkiezingen vindt er veel
debat plaats over de toekomst van Nederland. Het IP heeft de afgelopen
jaren succesvol innovatie op de agenda gekregen en wil die aandacht
verder versterken.
Volgend jaar zal ik u wederom informeren over de voortgang.
De minister-president,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr.J.P. Balkenende
KIA-ondertekenaars zijn: AcTI-NL, AOB, ISO, CNV, Innovatieplatform
Twente, FNV, HBO-raad, ICT-regie, Paepon, Platform Beta Techniek,
KNAW, LTO Nederland, MKB-Nederland, MBO-Raad, MHP, Brainport, Ngi,
Fotin, NWO, TNO, VNO-NCW, VO-raad, SBO, VSNU, CNV-Onderwijs en de
PO-raad