Gemeente Den Haag

14 juli 2009

Haagse mobiliteitsvisie: duurzame bereikbaarheid van de stad

De komende tien jaar staat het Haagse mobiliteitsbeleid in het teken van duurzame bereikbaarheid. Wethouder Peter Smit (Verkeer) heeft die visie vandaag gepresenteerd in het college van B&W. In de Nota Haagse Mobiliteit en het bijbehorende Parkeerkader staan duidelijke keuzes voor onder meer vlot doorstromend autoverkeer via hoofdroutes, ruimte voor fietsers en voetgangers in woonstraten, opwaarderen van het Haagse tramnet tot het niveau van RandstadRail en vermindering parkeerdruk in woonwijken door betaald parkeren en toevoegen van parkeerplekken.

Wethouder Smit: 'Als we de blik richten op 2020 en verder, zien we dat het aantal inwoners, werknemers en bezoekers dat zich door de stad beweegt toeneemt. Om die groei het hoofd te bieden, moeten we bewuste keuzes maken en de verkeersstromen slim organiseren. We willen reizigers stimuleren vaker te kiezen voor het openbaar vervoer, de fiets of een combinatie daarvan, door goede voorzieningen aan te bieden.'

Groeiende mobiliteit
Den Haag voorziet in de periode 2005-2020 een groei van:
- het aantal inwoners met 6 procent (30.000)

- het aantal arbeidsplaatsen met 14 procent (30.000)
- de gemiddelde verplaatsingsafstand per inwoner (nu 29 km per dag)

- het aantal verplaatsingen met 20-30 procent (2003-2020)
- het autobezit met 15-20 procent (32.000-39.000 personenauto's)

De gemeente wil de groeiende mobiliteit van 20-30 procent tussen 2008 en 2020 zoveel mogelijk afleiden naar de fiets en het openbaar vervoer. Het fietsgebruik moet groeien met 30 procent en het gebruik van het openbaar vervoer met 40 procent. Op deze manier kan de groei van het autoverkeer beperkt blijven tot 10 procent.

Betrouwbare bereikbaarheid
De belangrijkste locaties in de stad, waar een concentratie is van werkgelegenheid en voorzieningen, moeten vanaf de stadsrand of vanaf een hoofdstation in 20 minuten bereikbaar zijn. Het gaat dan om bestaande locaties, zoals het centrum, Scheveningen-Bad en Beatrixkwartier. Maar ook om ontwikkelingsgebieden, zoals de Internationale Zone en de Binckhorst.

Meer en beter openbaar vervoer
Het aantal reizigers in het openbaar vervoer van, naar en in Den Haag moet tot 2020 met 40 procent groeien. Om dat te bereiken, moet het openbaar vervoer sneller, betrouwbaarder, frequenter en comfortabeler zijn. Vrijwel alle tramlijnen krijgen het kwaliteitsniveau van RandstadRail qua capaciteit, frequentie en comfort. Den Haag zet in op een nieuwe snelle tramverbinding tussen Delft via de Vlietzone en de Binckhorst naar Den Haag Centraal. Tramlijn 9 van Den Haag Centraal naar Scheveningen wordt sneller door ondertunneling van de Koninginnegracht.

Vlotte busverbindingen buiten het centrum verbinden de OV-lijnen onderling. Er komen goede aansluitingen met de internationale hogesnelheidstreinen en met de vliegvelden Schiphol en The Hague-Rotterdam International.

Hoogwaardige fietsvoorzieningen
Het gebruik van de fiets in Den Haag moet tot 2020 met 30 procent groeien. Om het fietsen aantrekkelijker en veiliger te maken, wordt de kwaliteit van het fietsnetwerk verbeterd. De fietser rijdt comfortabel vanuit de woonwijken naar het centrum of naar de groengebieden aan de rand van de stad. Er komen meer stallingen, onder meer in de binnenstad, bij stations en in woonwijken.

Bundelen en ordenen van autoverkeer
Groei van het autoverkeer mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de woon- en verblijfsgebieden. Doorgaand autoverkeer hoort niet thuis in woonwijken. Door het autoverkeer te concentreren op een aantal hoofdroutes, kunnen belangrijke bestemmingen in de stad worden bereikt zonder het centrum of woonwijken te doorkruisen. Deze hoofdroutes krijgen voorzieningen die een vlotte doorstroming garanderen. Sluipverkeer wordt ook uit woonwijken geweerd door meer 30km-zones in te stellen. Op de kleinere wegen krijgen fietsers en voetgangers de ruimte.

Stimuleren ketenmobiliteit
Om meer reizigers te laten kiezen voor een combinatie van auto en openbaar vervoer of fiets, worden er meer en betere P+R-plekken ingericht. Binnen het Stadsgewest Haaglanden moeten in de periode tot 2020 circa 5.000 parkeerplaatsen voor P+R komen, waarvan 1.500 in Den Haag. Ook is het nodig voldoende faciliteiten voor fietsers en voetgangers bij openbaar vervoerhaltes te bieden. Nieuwe ideeën zoals Park & Bike of Park & Walk verdienen een kans.

Rust en ruimte in woongebieden
De parkeerdruk in de wijken mag niet boven de 90 procent liggen. Door wijkverkeersplannen te maken, kunnen specifieke knelpunten in wijken aangepakt worden. Bijvoorbeeld het weren va sluipverkeer, inrichten van goede oversteekplekken, verbeteren van looproutes naar stations en stallingen voor fietsen.

Duurzame en gezonde stad
Den Haag wil een klimaatneutrale stad zijn in 2050 en in 2020 voldoen aan de wettelijke normen voor de luchtkwaliteit en geluidsproductie. Om de uitstoot van CO2 te beperken, zet Den Haag in op een forse groei van het gebruik van openbaar vervoer en van de fiets. Daarnaast wordt de uitstoot aan de bron aangepakt door het gebruik van schone brandstoffen (zoals aardgas en elektriciteit) te stimuleren en de meest vervuilende voertuigen te weren uit kwetsbare gebieden.

Parkeren 2010-2020
In het Parkeerkader 2010-2020 worden de maatregelen uiteengezet om de komende tien jaar de parkeerdruk in Den Haag te beheersen. In woonwijken waar de parkeerdruk hoger ligt dan 90 procent, kan de gemeente betaald parkeren invoeren. In 2010 wordt betaald parkeren ingevoerd in de Schilderswijk. Voor bewoners in die gebieden wordt de eerste vergunning veel goedkoper en de tweede iets duurder.
In woonwijken waar een structureel tekort is, komen extra parkeerplaatsen. Bezoekers die ervoor kiezen met de auto naar attracties in de stad te gaan, kunnen rekenen op voldoende parkeergelegenheid. Maar wie gebruik maakt van P+R-voorzieningen is goedkoper uit. Nieuwe woningbouw- en bedrijfsontwikkelingen mogen geen structurele verhoging van de parkeerdruk tot gevolg hebben. Aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen wordt bepaald hoeveel parkeerplaatsen ontwikkelaars van bouwplannen op eigen terrein moeten aanleggen.