Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der staten Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 25EA Den Haag www.minocw.nl

Onze referentie PO/102780

Uw brief van 5 februari 2009

Uw referentie 2009ZO1536/2009D05027

Datum 20 augustus 2009
Betreft reactie op het rapport "Molukse jongeren en onderwijs"

Bij bovengenoemde brief verzocht u mij en de minister van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) om een reactie op het rapport "Molukse jongeren en onderwijs, quick scan 2008". Deze reactie treft u hierbij mede namens de minister voor WWI aan.
Begin 2008 had de toenmalige minister voor WWI een onderhoud met FORUM en een Molukse delegatie. Tijdens dit overleg kwam naar voren dat de 3e generatie Molukkers slechter zou presteren dan de 2e generatie Molukkers. Dit was voor de (toenmalige) minister voor WWI aanleiding om FORUM te verzoeken een onderzoek te doen naar de onderwijspositie van Molukse leerlingen. In het genoemd rapport wordt geconstateerd dat er nog steeds sprake is van hardnekkige onderwijsachterstanden bij Molukse jongeren, met name vanwege het feit dat Molukse jongeren over het algemeen zijn terug te vinden in de lagere vormen van het voortgezet onderwijs en dat 20% van de Molukse jongeren helemaal geen diploma haalt. Het bestrijden van onderwijsachterstanden is één van de speerpunten van dit kabinet. Via de gewichtenregeling waarbij het criterium opleidingsniveau van de ouders bepalend is voor de toekenning van een gewicht aan een leerling uit het primair onderwijs, worden extra middelen aan scholen toegekend voor het bestrijden van leerlingen met onderwijsachterstanden. Daarnaast wordt er fors geïnvesteerd in de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De ambitie van dit kabinet is om in 2011 100% van de doelgroepkinderen te bereiken. Voor het voortgezet onderwijs bestaat het Leerplusarrangement en worden er specifieke maatregelen getroffen om het voortijdig schoolverlaten van jongeren terug te dringen. Ik heb er alle vertrouwen in dat met de genoemde maatregelen uiteindelijk het beoogde effect zal worden bereikt zodat alle leerlingen (dus ook Molukse leerlingen) het maximale uit hun schoolcarrière kunnen halen.
Naast het hiervoor beschreven `generieke' onderwijsachterstandenbeleid waar ook de Molukse leerlingen onder vallen, wordt er vanuit mijn departement ook nog specifiek aandacht besteed aan de Molukse minderheid. Zo stelt het departement van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een subsidie ter beschikking aan het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers (LSEM). Het LSEM bestaat sinds halverwege de jaren '80. Het doel van het LSEM was aanvankelijk de verbetering van kansen van Molukse jongeren op school (zowel het primair- als het a
na 1 van 2 Pagi





voortgezet onderwijs) en in de maatschappij, acceptatie in de Datum (school)samenleving en ontwikkeling van identiteit, als individu en als groep. De

aan het LSEM toegekende subsidie geschiedde op basis van een Onze referentie subsidiebeschikking die per 1 januari 2009 expireerde. In aanloop naar de PO/102780 onderhandelingen met het LSEM over haar voortbestaan na 1 januari 2009, heb ik

het onderzoeksinstituut Sociaal-Economisch Onderzoek Rotterdam (SEOR) dat is verbonden aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam verzocht een onderzoek uit te voeren naar de positie van Molukse leerlingen. In november 2007 heeft het SEOR het onderzoeksrapport "Positie Molukse leerlingen en bijdrage LSEM" uitgebracht. Uit het rapport komt naar voren dat de onderwijsachterstand bij Molukse jongeren nog steeds bestaat zoals eerder in het rapport "Molukse jongeren in Nederland, integratie met de rem erop", werd geconstateerd. De bevindingen uit het rapport van het SEOR zijn voor mij mede aanleiding geweest het LSEM na 1 januari 2009 voor ten minste 5 jaren te laten voortbestaan, onder de voorwaarde dat het LSEM haar werkzaamheden alleen nog maar zal richten op de bestrijding van achterstanden van Molukse jongeren op het gebied van onderwijs en educatie waarbij het de aandacht moet richten op verbetering van kansen in school en maatschappij en acceptatie in de Nederlandse (school)samenleving.
De hoofdconclusie uit het rapport "Molukse jongeren en onderwijs, quick scan 2008" van FORUM is dat Molukse jongeren nog steeds een onderwijsachterstand hebben. Deze conclusie komt overeen met de conclusie uit het rapport van het SEOR en ondersteunt de keuze die ik heb gemaakt om het LSEM te laten voortbestaan en dat de werkzaamheden van het LSEM zich moeten richten op het bestrijden van onderwijsachterstanden bij Molukse jongeren in het primair- en voortgezet onderwijs.
Voor de goede orde deel ik u nog mee dat het Platform voor Molukkers BUAT een reactie heeft gegeven op het rapport "Molukse jongeren en onderwijs". BUAT onderschrijft de conclusie van de opstellers van de quick scan dat het niet goed gaat met de onderwijsresultaten van de derde generatie Molukse jongeren. Naar de mening van BUAT zijn er extra inspanningen nodig om te voorkomen dat de participatie van Molukse jongeren en de volgende generatie Molukkers aan de Nederlandse samenleving achterblijft. Van deze reactie heb ik kennis genomen en onder de aandacht gebracht van het LSEM met het verzoek mij op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot onderwijsprestaties van Molukse jongeren.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma

Pagina 2 van 2