Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG

Onze referentie MLB/M/158882

Datum 21 oktober 2009
Betreft Kamervragen D66 over opheffing FEM

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, het antwoord op de vragen van het Kamerlid Van der Ham (D66) van uw Kamer over de dreigende opheffing van FEM.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2009Z17170.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

a
na 1 van 2 Pagi





Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur Onze referentie en Wetenschap en van Economische Zaken over de dreigende opheffing van FEM MLB/M/158882 (ingezonden 24 september 2009).


1
Bent u bekend met de dreigende opheffing van het magazine FEM?

Ja, daarmee ben ik bekend.


2
Bent u bekend met de zorg dat een overname of doorstart van FEM door de uitgever is afgewezen vanwege de concurrentie die het blad zou kunnen vormen voor Elsevier? Ziet u een rol voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) om deze zorg te onderzoeken?
Kunt u uw antwoord toelichten?

Ja, daarmee ben ik bekend.

De NMa houdt toezicht op naleving van de Mededingingswet. Of die wet wordt overtreden, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. In het algemeen geldt dat een onderneming vrij is om producten of diensten op een markt aan te bieden, of juist weer van de markt te halen. Winstoptimalisatie zal daarbij doorgaans een belangrijke factor zijn. Zo kan een onderneming een product van de markt halen omdat er onvoldoende winst mee wordt behaald, op zichzelf bezien of in combinatie met de portfolio van de overige producten van de onderneming. Het handelen van een onderneming met betrekking tot een bepaald

product of dienst, kan mededingingsrechtelijke gevolgen hebben als het product of de dienst een zogenaamde essential facility betreft. Daarvan is echter slechts in uitzonderlijke gevallen sprake.

Of de Mededingingswet in dit concrete geval wordt overtreden, is aan de NMa om te beoordelen. Indien zij een redelijk vermoeden heeft dat dit het geval is, start zij een mededingingsrechtelijk onderzoek. Meldingen van mogelijke overtredingen kunnen ­ indien mogelijk onderbouwd en gedocumenteerd ­ bij de NMa kenbaar worden gemaakt.


3
Deelt u het belang van een diverse mediamarkt voor onze democratie? Kunt u aangeven of de opstelling van de uitgever in deze zaak de diversiteit van de bladenmarkt kan beperken en of dit te billijken is?

Ik onderschrijf het belang van een diverse mediamarkt voor de parlementaire democratie. De overheid heeft een zorgplicht met betrekking tot de pluriformiteit van de media. Naast de Mededingingswet, is er bijvoorbeeld speciaal voor de media de Tijdelijke Wet Mediaconcentraties. Deze zorgt ervoor dat er in het mediaveld niet te veel marktmacht in één hand terecht komt. Maar het is niet aan de overheid om op titelniveau te beoordelen wat de bijdrage aan en relevantie voor de diversiteit van de markt is. De perssector is allereerst een private markt, waarop ondernemingen winstgericht opereren. Het wel of niet in stand houden van een tijdschrift is niet een zaak van de overheid, maar van de uitgever zelf.

Pagina 2 van 2