Rechtbank Almelo


Waterpolozusjes veroordeeld voor zware mishandeling

Almelo, 22 oktober 2009 - De rechtbank Almelo heeft uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de `waterpolozusjes' R. Beide dames zijn schuldig bevonden aan het gezamenlijk en opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een tegenspeelster. Tijdens een waterpolowedstrijd op 11 oktober 2008 in Neede hebben zij het slachtoffer zodanig lang onder water geduwd en gehouden dat deze een posttraumatische stressstoornis heeft opgelopen. De minderjarige verdachte (destijds 15 jaar) is volgens het jeugdstrafrecht veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur en 2 maanden voorwaardelijke jeugddetentie. De meerderjarige verdachte (destijds 21 jaar) is veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. Tezamen dienen zij EUR 800,- smartegeld aan het slachtoffer te vergoeden.

Feitenrelaas
Op 11 oktober 2008 vond in Neede, gemeente Berkelland, een waterpolowedstrijd plaats waaraan alle betrokkenen deelnamen. Verdachten maakten deel uit van het waterpoloteam uit Borne; het slachtoffer speelde in het team uit Neede. Tijdens een `dood' spelmoment, nadat de Needse speelster had gescoord, ontstond in het water een schermutseling tussen haar en de jongste verdachte. Deze laatste duwde de speelster uit Neede onder water en werd daarbij vervolgens geholpen door haar zus - de oudste verdachte - die als keeper vanuit het doel kwam aanzwemmen. Gezamenlijk hebben de verdachten hun tegenspeelster meermalen en langdurig onder water geduwd en gehouden, waardoor deze ernstig in ademnood raakte. Pas door inmenging van andere waterpolospeelsters kon het slachtoffer worden bevrijd uit haar benarde positie. De rechtbank baseert zich hierbij op verklaringen van twee scheidsrechters en elf andere getuigen die dit vanaf de kant hebben zien gebeuren.

Terechtzitting
De inhoudelijke behandeling van deze strafzaken heeft plaatsgevonden op 6 augustus en 8 oktober 2009. Beide verdachten werden door het Openbaar Ministerie gezamenlijk poging doodslag, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ten laste gelegd.

Bewezenverklaring
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen met welke kracht en duur het slachtoffer onder water is geduwd en gehouden. Evenmin kon worden vastgesteld of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, zodat verdachten zijn vrijgesproken van poging doodslag.
De rechtbank acht daarentegen wel bewezen dat de verdachten het slachtoffer gezamenlijk en opzettelijk zwaar lichamelijk letsel - te weten een posttraumatische stressstoornis - hebben toegebracht. Verdachten hebben zodanig gehandeld dat sprake is van een onmiskenbare overtreding van de regels van het waterpolospel. Gezien de jarenlange ervaring met waterpolo moeten beide verdachten zich bij hun acties bewust zijn geweest van de mogelijke risico's voor hun tegenspeelster.

Motivering strafoplegging
Over de op te leggen straf overweegt de rechtbank dat in dit geval het gedrag van de verdachten niet meer was verbonden met het waterpolospel. De overtreding vond plaats tijdens een `dood' spelmoment en was niet gericht op balbezit of spelresultaat, zodat de gedragingen in het zwembad vergelijkbaar beoordeeld dienen te worden met gedragingen daarbuiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan zware mishandeling. Door het gebruik van fysiek geweld hebben zij zich agressief en intimiderend gedragen tegenover het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachten aan dat zij zowel na het incident als ter terechtzitting geen spijt hebben betuigd, niet hebben geïnformeerd naar de situatie van het slachtoffer, geen verantwoordelijkheid voor hun daden hebben genomen en zichzelf in de slachtofferrol hebben gepositioneerd.
Ten voordele van verdachten houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij niet eerder met justitie in aanraking zijn gekomen en dat beiden reeds tuchtrechtelijk zijn bestraft door de waterpolobond met een schorsing van 3 jaar. Met betrekking tot de jongste verdachte neemt de rechtbank verder nog in overweging dat zij goed heeft meegewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast telt mee dat zij, geheel buiten haar schuld, lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de afdoening van de strafzaak. Deze vertraging acht de rechtbank - gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht - onwenselijk.

Straf
De minderjarige verdachte is volgens het jeugdstrafrecht veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur met aftrek van 2 uur wegens voorarrest - dan wel 30 (of 29) dagen vervangende jeugddetentie - en 2 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet zij zich gedurende de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
De meerderjarige verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur met aftrek van 2 uur wegens voorarrest - dan wel 60 (of 59) dagen vervangende hechtenis - en 2 jaar voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar.
Naast het bovenstaande dienen de verdachten gezamenlijk een schadevergoeding van EUR 800,- aan het slachtoffer te betalen.

LJ Nummers

BK1065
BK1070

Zie het origineel

Bron: Rechtbank Almelo
Datum actualiteit: 23 oktober 2009 Naar boven