Nationale Bank van Belgie


2009-10-23 PERSBERICHT

Optimaal monetair beleid en bedrijfstoetreding

door Vivien Lewis

NBB Working Paper No 178 - Research Series

Deze paper schetst het optimale monetaire beleid in een economie met monopolistische concurrentie en bedrijfstoetreding. We veronderstellen dat consumptieve aankopen contant moeten worden betaald en dat de lonen één periode op voorhand worden vastgelegd. Deze twee aannames, het belang van geld voor transacties en nominale loonstarheid, impliceren dat het monetaire beleid de economische resultaten kan beïnvloeden.
Toe- en uittredingen van bedrijven zijn een belangrijk kenmerk van de economische conjunctuur. De netto bedrijfstoetreding is een vorm van investering en speelt een rol in het verspreiden en versterken van schokken. Zoals verder wordt uiteengezet, heeft de aanwezigheid van toetredingskosten en een bedrijfsdynamiek gevolgen voor de optimale mark-ups op de prijzen voor goederen en vrije tijd. Ondanks het belang van de bedrijfstoetredingen voor macro-economische schommelingen en het optimale beleid, is deze variabele lange tijd over het hoofd gezien in traditionele conjunctuurmodellen. Met optimaal beleid bedoelen we dat de beleidsbepaler situatie-afhankelijke trajecten kiest voor de beschikbare instrumenten, in dit geval de rente en de geldhoeveelheid, teneinde het nut van een representatief huishouden te maximaliseren. Zodoende wordt de beleidsbepaler geconfronteerd met een situatie waarin bedrijven en huishoudens handelen in hun eigen belang, door respectievelijk hun winsten en nut te maximaliseren. Beleidsaankondigingen worden gedaan under commitment en genieten volledige geloofwaardigheid. Belangrijk is dat we er vanuit gaan dat verstorende fiscale instrumenten zoals subsidies van het arbeidsinkomen geen deel uitmaken van het instrumentarium van de beleidsbepaler. Bedrijven moeten winst maken om de toetredingskosten te dekken; een mark-up op de goederenprijzen is dus noodzakelijk. Zonder deze mark-up zouden de winsten nihil zijn en geen enkel bedrijf zou toetreden tot de markt, wat zou resulteren in een nulproductie. Daarom mag de mark-up niet worden weggelaten. In deze economie met markttoetredingen zijn goederen duurder dan in een concurrerende economie met prijsbepaling op basis van de marginale kosten. Dit leidt tot een verkeerde allocatie van middelen, aangezien vrije tijd niet wordt verkocht met een mark-up. Goederen en vrije tijd zijn twee bronnen van nut, die door de huishoudens tegen elkaar worden afgewogen. De huishoudens kopen dus mogelijk teveel vrije tijd in plaats van consumptiegoederen en het gevolg zou zijn dat het arbeidsaanbod en de productie suboptimaal laag zijn. Als gevolg van de arbeidsbehoefte in de fase van toetreding tot de markt, impliceert een ontoereikend arbeidsaanbod ook een te geringe toetreding en te weinig bedrijven in evenwicht. Het optimale monetaire beleid bij rigide lonen levert hogere welvaart op dan bij flexibele lonen. Als reactie op expansieve schokken gebruikt de beleidsbepaler het instrument van de geldhoeveelheid om het reële loon ­ de kostprijs van vrije tijd - te verhogen tot boven het niveau van de flexibele lonen. Dit geeft aanleiding tot een stijging van het arbeidsaanbod, een grotere goederenproductie en de toetreding van nieuwe bedrijven.