Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Besluit
«Openbaar»

Ons kenmerk: OPTA/AM/2009/202501
Zaaknummer: 09.0161.34
Datum: 29 september 2009

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 48, eerste lid, van de Postwet 2009, juncto artikel 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht tot het opleggen van een last onder dwangsom aan Koninklijke TNT Post B.V. wegens overtreding van de verplichting tot het overleggen van gegevens als bedoeld in de Postregeling 2009.


1 Verloop van de procedure


1. Bij besluit van 24 juni 2009 (kenmerk: OPTA/AM/2009/201381) heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) aan Koninklijke TNT Post BV (hierna: TNT Post) op grond van artikel 48, eerste lid, van de Postwet 2009, juncto artikel 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van de verplichting tot het overleggen van gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 15 Postregeling 2009.


2. Tegen dat besluit heeft TNT Post bij brief van 3 juli 2009 bezwaar gemaakt en op die datum tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Rechtbank Rotterdam .

3. Bij uitspraak van 23 juli 2009 in zaaknummer AWB 09/2314 POST-T1 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam geoordeeld dat het college terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd. Indien TNT Post voldoet aan de in de uitspraak genoemde alternatieven, wordt zij ook geacht aan de last te hebben voldaan. De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening van TNT Post toegewezen in die zin dat de begunstigingstermijn wordt verlengd en bij niet voldoen aan de last een bedrag per week wordt verbeurd.


4. Bij brief van 13 augustus 2009 (kenmerk: 09/PA/U/037) heeft TNT Post het college informatie en gegevens doen toekomen, waarmee zij beoogt aan de aldus opgelegde last te voldoen.


5. Bij brief van 18 augustus 2009 (kenmerk OPTA/AM/2009/202170) heeft het college TNT Post geïnformeerd dat zij met de bij de brief van 13 augustus 2009 geleverde informatie niet voldoet aan de uitspraak van de voorzieningenrechter en daarmee ook niet aan de door het college opgelegde last.


6. Bij brief van 21 augustus 2009 (kenmerk 09/PA/U/039) heeft TNT Post betwist dat zij niet aan de last zou hebben voldaan.





Besluit
openbaar

7. Bij brief van 27 augustus 2009 (kenmerk OPTA/AM/2009/202287) heeft het college nogmaals vastgesteld dat TNT Post niet heeft voldaan aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2009 en dat TNT Post daarmee de dwangsom van 250.000 heeft verbeurd.


8. Bij de besluiten van 27 augustus 2009 (kenmerk OPTA/AM/2009/202309), 9 september 2009 (kenmerk OPTA/AM/2009/202417) en 14 september 2009 (kenmerk OPTA/AM/2009/202433) heeft het college de respectievelijk op 21 augustus 2009, 28 augustus 2009, 4 september 2009 en 11 september 2009 door TNT Post verbeurde dwangsommen ingevorderd, omdat TNT Post vóór 12 september 2009 de door het college verlangde gegevens niet heeft verstrekt.
2 Feiten

9. Op 1 april 2009 zijn de Postwet 2009 en de Postregeling 2009 in werking getreden1.

10. Bij het genoemde besluit van 24 juni 2009 heeft het college vastgesteld dat TNT Post geen overzicht van de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten van de universele postdienst (UPD), bedoeld in artikel 16, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Postwet 2009, berekend op grond van de kosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet, aan hem heeft overgelegd. Het college is van oordeel dat TNT Post hiermee de verplichtingen van artikel 13 juncto artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Postregeling 2009 overtreedt. TNT Post stelt het college door deze overtreding niet in staat om de starttarieven voor de onderscheiden universele postdiensten als bedoeld in artikel 25 van de Postwet 2009 en artikel 15, eerste lid, van de Postregeling 2009 vast te stellen. Het college heeft aan TNT Post een last onder dwangsom opgelegd met de volgende inhoud:

TNT Post dient uiterlijk 10 werkdagen na dagtekening van dit besluit de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten, bedoeld in artikel 16, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Postwet 2009, te berekenen op grond van de kosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet. TNT Post dient het overzicht van de berekende daadwerkelijke kosten binnen de genoemde termijn aan het college over te leggen. Indien TNT Post niet aan deze last voldoet dan verbeurt zij een dwangsom van 100.000,-- per dag met een maximum van 1.000.000,--.

11. Bij uitspraak van 23 juli 2009 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam inzake het verzoek om voorlopige voorziening van TNT Post geoordeeld dat het college terecht heeft vastgesteld dat TNT Post niet heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van artikel 15,


1 Staatsblad 2009 156 en Staatscourant 30 maart 2009 nr. 61
2





Besluit
openbaar
eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 13, tweede lid, van de Postregeling 2009 en dat het college in dit geval terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd. De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat TNT Post tevens aan de last zal hebben voldaan indien zij de daadwerkelijke kosten als bedoeld in artikel 13 van de Postregeling 2009 voor 7 categorieën, te weten de categorieën:

- brieven, pakketten, aangetekend en waardeaangifte voor binnenland;
- brieven, pakketten, aangetekend en waardeaangifte voor buitenland en
- restcategorie
berekent en het overzicht van deze berekende daadwerkelijke kosten voor 15 augustus aan het college overlegt.
TNT Post wordt ook geacht aan de last te hebben voldaan als zij:
1. een overzicht indient van de rechtstreeks toerekenbare kosten naar de (hiervoor genoemde) 7 categorieën;

2. de totale gemeenschappelijke kosten op het niveau van de UPD weergeeft, waarbij de kosten onder 1 en 2 genoemd dan de totale kosten voor de UPD vormen;
3. overzicht geeft uit wat voor soort kosten concreet de gemeenschappelijke kosten bestaan;
4. aangeeft op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend;

5. vóór 15 augustus 2009;

6. binnen dat kader door het college vragen kunnen worden gesteld die TNT Post inhoudelijk en zonder dralen zullen worden beantwoord.
De voorzieningenrechter heeft verder het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen in die zin dat de begunstigingstermijn wordt verlengd en bij niet voldoen aan de last een bedrag per week wordt verbeurd.


12. Ter zitting van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening heeft het college ten aanzien van de alternatieve invulling van de last onder meer aangegeven dat hij wil weten welke keuzen er door TNT Post zijn gemaakt bij de toerekening van de gemeenschappelijke kosten aan de UPD en de overige diensten. Bij wijze van voorbeeld heeft hij daarbij de criteria genoemd op basis waarvan en de wijze waarop de bezorging van de maandagpost en pensioenkosten van TNT Post zijn toegedeeld aan de UPD en de overige diensten. Het college moet kunnen vaststellen hoe de toedeling van gemeenschappelijke kosten aan de UPD door TNT Post concreet is geschied, om invulling te kunnen geven aan zijn wettelijke verplichting om op grond van de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten de kostengeoriënteerde starttarieven voor de UPD vast te stellen.


13. In haar brief van 13 augustus 2009 geeft TNT Post aan, onder protest van gehoudenheid hiertoe, voor het laatste onder randnummer 11 genoemde alternatief te hebben gekozen en geeft zij een overzicht van de rechtstreeks toerekenbare kosten naar de bedoelde 7 categorieën (punt 1 uit dit alternatief) en de totale gemeenschappelijke kosten op het niveau van de universele postdienst (punt 2). Bij punt 3, noemt TNT Post vier kostensoorten (materiaalkosten en diensten door derden, personeelskosten, afschrijvingen en overige bedrijfskosten). Wat betreft punt 4, op grond
3





Besluit
openbaar
waarvan TNT Post dient aan te geven op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend, heeft TNT Post enkel een gedeeltelijke opsomming van de wettelijke voorschriften voor de kostentoerekening gegeven, en daarnaast aangegeven hoe de aan de UPD toegerekende gemeenschappelijke kosten binnen de UPD kunnen worden onderverdeeld naar de door TNT Post gekozen vier kostensoorten.


14. Bij haar brief van 21 augustus 2009 heeft TNT Post betwist dat zij niet aan de last zou hebben voldaan. De brief van het college van 18 augustus 2009 waarbij het college concludeert dat TNT Post niet aan de last heeft voldaan, typeert TNT Post als het stellen van nadere vragen die zij met de brief van 21 augustus 2009 zonder dralen beantwoordt.


15. Bij zijn brief van 27 augustus 2009 heeft het college geconcludeerd dat TNT Post ook met de brief van 21 augustus 2009 geen informatie overlegt op grond waarvan het college starttarieven voor de onderscheiden diensten binnen de universele postdienst als bedoeld in artikel 15 van de Postregeling 2009 kan vaststellen.
3 Juridisch Kader


16. Voor het juridisch kader verwijst het college naar onderdeel 4 van zijn eerdergenoemde besluit van 24 juni 2009 en naar randnummer van 2.2 van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2009.

4 Overwegingen van het college


17. TNT Post dient op grond van artikel 13, tweede lid, en artikel 15, eerste lid, onder a, van de Postregeling 2009 de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten te berekenen en het overzicht daarvan aan het college te verstrekken.


18. Op grond van artikel 13, tweede lid dient TNT Post de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten te berekenen voor de 11 onderscheiden postvervoerdiensten, bedoeld in artikel 16, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Postwet 2009. Het college neemt echter ook genoegen met een berekening van de daadwerkelijke kosten naar 7 categorieën, te weten de categorieën:

- brieven, pakketten, aangetekend en waardeaangifte voor binnenland;
- brieven, pakketten, aangetekend en waardeaangifte voor buitenland en
- restcategorie.


19. Het college neemt er voorts, in overeenstemming met de uitspraak van de voorzieningenrechter, als alternatief eveneens genoegen mee als TNT Post:
1. een overzicht indient van de rechtstreeks toerekenbare kosten naar de (hiervoor genoemde) 7 categorieën;

2. de totale gemeenschappelijke kosten op het niveau van de UPD weergeeft, 4





Besluit
openbaar
waarbij de kosten onder 1 en 2 genoemd dan de totale kosten voor de UPD vormen;
3. overzicht geeft uit wat voor soort kosten concreet de gemeenschappelijke kosten bestaan;
4. aangeeft op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend;

5. vóór het einde van de begunstigingstermijn;
6. de binnen dat kader door het college gestelde vragen inhoudelijk en zonder dralen zullen worden beantwoord.


20. Met de hiervoor genoemde alternatieven kan TNT Post eveneens invulling geven aan de voor haar geldende wettelijke verplichtingen ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 13, tweede lid, van de Postregeling 2009.


21. Het college stelt vast dat TNT Post geen overzicht van de daadwerkelijke kosten van de hierboven genoemde 11 of 7 onderscheiden postvervoerdiensten heeft verstrekt. TNT Post heeft dus niet op die wijze aan de artikelen 13, tweede lid, en artikel 15, eerste lid onder a, van de Postregeling 2009 voldaan en evenmin aan de ter handhaving van die artikelen opgelegde last onder dwangsom.


22. Ten aanzien van het in overeenstemming met de uitspraak van de voorzieningenrechter geboden alternatief, stelt het college vast dat TNT Post wel heeft voldaan aan de punten 1, 2 en 5, op zeer minimale wijze aan punt 3 maar niet aan punt 4. Zij heeft dus evenmin op die wijze aan de artikelen 13, tweede lid, en artikel 15, eerste lid onder a, van de Postregeling 2009 voldaan en evenmin aan de ter handhaving van die artikelen opgelegde last onder dwangsom, zodat TNT Post in gebreke blijft om aan haar verplichtingen op grond van de artikelen 13 en 15 van de Postregeling 2009 te voldoen. Het college licht dit nader toe.


23. Punt 3 van onderdeel 2.3.1.18 van de uitspraak van de voorzieningenrechter houdt in dat TNT Post een overzicht geeft uit wat voor soort kosten concreet de gemeenschappelijke kosten bestaan.


24. Bij brief van 13 augustus 2009 heeft TNT Post in de "Aanvulling op Starttariefinformatie Universele Postdienst 2009" in het kader van punt 3 de volgende informatie aangeleverd:

· de gemeenschappelijke kosten kunnen worden onderscheiden in vier soorten kosten: materiaalkosten en diensten door derden, personeelskosten, afschrijvingen en overige bedrijfskosten.
· De aandelen van deze kostensoorten zijn respectievelijk 27%, 57%, 5% en 11%.


25. Naar het oordeel van het college is de opsomming van de kostensoorten die TNT Post op dit punt geeft (veel te) algemeen en op een te hoog aggregatieniveau en daardoor weinig tot nietszeggend en voldoet deze naar het oordeel van het college slechts bij een uiterst minimale interpretatie van punt 3 aan het daarin gestelde.
5





Besluit
openbaar


26. Ten aanzien van punt 4 ligt dat echter anders.


27. Punt 4 van onderdeel 2.3.1.18 van de uitspraak van de voorzieningenrechter houdt in dat TNT Post aangeeft op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend.


28. Bij brief van 13 augustus 2009 heeft TNT Post in de "Aanvulling op Starttariefinformatie Universele Postdienst 2009" in het kader van punt 4 het volgende aangegeven:

· de onder punt 3 benoemde kostensoorten (materiaalkosten en diensten door derden, personeelskosten, afschrijvingen en overige bedrijfskosten) kunnen concreet worden toegerekend aan de universele postdienst door de in het kader van punt 3 aangegeven verhoudingen (respectievelijk 27%, 57%, 5% en 11%) te relateren aan de kort gezegd totale gemeenschappelijke kosten die aan de universele postdienst zijn toegerekend; · de criteria die opgenomen zijn in artikel 7, eerste lid onder c, van de Postregeling 2009 voor de toerekening van gemeenschappelijke kosten die niet rechtstreeks aan de universele postdienst zijn toe te rekenen.


29. Bij brief van 21 augustus 2009 heeft TNT Post daar het volgende aan toegevoegd:

· een verwijzing naar de verklaring van de accountant; · een paragraaf over de vereisten die artikel 7, tweede lid, van de Postregeling 2009 aan een toerekeningssysteem stelt;
· de conclusie dat de wettelijke criteria door TNT Post zijn toegepast en dat de accountant daarover een verklaring heeft afgegeven;
· een samenvatting van de bedrijfseconomische beschrijving van de kostenstructuur van het postvervoersysteem uit hoofdstuk 4 van het toerekeningssysteem dat TNT Post bij brief van 26 mei 2009 ­ voorafgaand aan de eerste last onder dwangsom en de uitspraak van de voorzieningenrechter ­ heeft ingediend;
· de aanvullende toelichting dat postvervoer een zeer arbeidsintensief bedrijf is en dat postvervoer een laag investeringsniveau kent.


30. Het college stelt vast dat TNT Post hiermee niet aan punt 4 van onderdeel 2.3.1.18 van de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft voldaan. TNT Post heeft uitsluitend aangegeven hoe gemeenschappelijke kosten binnen de UPD worden onderverdeeld naar de door TNT Post gekozen 4 kostensoorten. TNT Post heeft echter niet aangegeven op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten aan de UPD zijn toegerekend, zoals door punt 4 wordt vereist. Voor het overige heeft TNT Post volstaan met het herhalen van de criteria die in artikel 7, eerste lid onder c, en tweede lid, van de Postregeling 2009 zijn opgenomen, een verwijzing naar de verklaring van de accountant en een samenvatting van hoofdstuk 4 van het toerekeningssysteem dat TNT Post bij brief van 26 mei 2009 bij het college reeds had ingediend. Met het herhalen van de criteria uit
6





Besluit
openbaar
de wettelijke regeling en de verwijzing naar de verklaring van de accountant wordt evenmin aan punt 4 voldaan, al is het maar omdat daarmee niet wordt aangegeven op basis van welke criteria en hoe de betrokken kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend. Datzelfde geldt voor de samenvatting van hoofdstuk 4 van het kostentoerekeningssysteem. TNT Post heeft dat kostentoerekeningssysteem reeds bij brief van 26 mei 2009 bij het college ingediend. Het ontbreken van de op grond van de Postregeling 2009 vereiste gegevens daarin, en in de overige daarbij door TNT Post ingediende stukken, lag vervolgens ten grondslag aan de eerste last onder dwangsom en het oordeel van de voorzieningenrechter dat TNT Post niet aan de Postregeling 2009 voldeed.


31. Het college concludeert dat TNT Post nog steeds niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, en artikel 15, eerste lid, onder a, van de Postregeling 2009.


32. Het college concludeert bovendien dat TNT Post niet concreet aangeeft hoe de kostensoorten die zij noemt onder het derde punt van onderdeel 2.3.1.18 van de uitspraak van de voorzieningenrechter aan de UPD zijn toegerekend. TNT Post dient onder het vierde punt van onderdeel 2.3.1.18 van de uitspraak van de voorzieningenrechter duidelijk de relatie te leggen tussen de algemene kostencategorieën en de onderliggende bedrijfsprocessen en daarbij horende kostenplaatsen en kostendragers, temeer nu TNT Post onder punt 3 meent te kunnen volstaan met het zeer minimale overzicht van het soort kosten waaruit de gemeenschappelijke kosten volgens haar concreet bestaan. Vereist is in ieder geval dat een zodanig concreet niveau van informatie wordt gehanteerd, dat duidelijk wordt op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend. TNT Post blijft het college dit inzicht echter niet bieden.


33. Aldus verschaft TNT Post het college geen inzicht in de keuzen die door TNT Post zijn gemaakt bij de toerekening van de gemeenschappelijke kosten aan de UPD en de overige diensten. Uit de door TNT Post overgelegde gegevens is voor het college niet af te leiden hoe de toerekening van de gemeenschappelijke kosten van TNT Post aan de UPD concreet heeft plaatsgevonden, laat staan wat de criteria zijn geweest die zijn gehanteerd bij het verdelen van gemeenschappelijke kosten tussen de UPD en de overige diensten.


34. Het college concludeert op grond hiervan dat TNT Post, ondanks de eerder opgelegde dwangsom nog steeds niet voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, en artikel 15, eerste lid, onder a, van de Postregeling 2009. Hierdoor is het college nog steeds niet in staat om de starttarieven voor de onderscheiden UPDdiensten als bedoeld in artikel 25 van de Postwet 2009 en artikel 15, eerste lid, van de Postregeling 2009 vast te stellen.


35. Het college acht het daarom aangewezen tot het opleggen van een tweede last onder dwangsom aan TNT Post over te gaan.

7





Besluit
openbaar

5 Last onder dwangsom

Last en begunstigingstermijn

36. TNT Post dient:

a) de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten, bedoeld in artikel 16, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Postwet 2009, te berekenen op grond van de kosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet;

b) een overzicht van de aldus berekende daadwerkelijke kosten aan het college over te leggen tezamen met de berekening van het redelijk rendement als bedoeld in artikel 14 van de Postregeling 2009;


37. TNT Post wordt ook geacht aan de last te hebben voldaan als zij deze invult langs de weg van de hiervoor, onder randnummer 11 genoemde alternatieven.


38. Bij het vaststellen van de begunstigingstermijn houdt het college rekening met het feit dat TNT Post na inwerkingtreding van de Postregeling 2009 niet binnen de termijn van acht weken genoemd in artikel 15 heeft voldaan aan haar wettelijke verplichting die haar is opgelegd in artikel 13 juncto artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Postregeling 2009. Dit terwijl deze termijn onderdeel uitmaakt van de procedurevoorschriften die in de Postregeling 2009 juist zijn opgenomen om het college in staat te stellen binnen het korte tijdspad van zes maanden na inwerkingtreding van de wet de starttarieven vast te stellen. Ook na de genoemde uitspraak van de voorzieningenrechter waarin de begunstigingstermijn voor TNT Post nog is verlengd tot 15 augustus 2009, zijn alle dwangsommen verbeurd, omdat TNT Post niet volledig heeft voldaan aan de voor haar in dit opzicht geldende wettelijke verplichtingen. Tegen deze achtergrond acht het college thans een begunstigingstermijn van 8 werkdagen op zijn plaats.

Hoogte van de dwangsom

39. Op grond van het vierde lid van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht moet het bedrag van de dwangsom in een redelijke verhouding staan tot enerzijds de zwaarte van het door de overtreding van de wettelijke voorschriften geschonden belang en anderzijds de beoogde effectieve werking van de dwangsomoplegging.


40. Het college overweegt ten aanzien van de hoogte van dwangsom dat TNT Post hem, door haar wettelijke verplichtingen niet na te komen, belemmert in de uitvoering van zijn wettelijke taak om kostengeoriënteerde tarieven voor de onderscheiden postvervoerdiensten binnen de universele postdienst vast te stellen. Deze overtreding van TNT Post klemt te meer nu artikel 25, derde lid en vijfde lid, van de Postwet 2009 het college opdragen dit te doen binnen de relatief korte termijn van zes maanden na inwerkingtreding van de Postwet 2009, derhalve uiterlijk 1 oktober 2009. Het is het college bovendien gebleken dat noch de bereidheid van het college tot aanpassing van de
8





Besluit
openbaar
last noch de hoogte van de eerder opgelegde en verbeurde dwangsommen van samen
1.000.000,-- TNT Post ertoe hebben bewogen te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 13, tweede lid, van de Postregeling 2009.


41. Het college is dan ook van oordeel dat de dwangsom op een zodanig bedrag dient te worden vastgesteld dat TNT Post ertoe wordt gebracht daadwerkelijk en op korte termijn alsnog aan haar wettelijke verplichtingen te voldoen.


42. Gelet op het vorenstaande stelt het college de dwangsom vast op een bedrag van 5.000.000,-- dat ineens wordt verbeurd na het verstrijken van de begunstigingstermijn van 8 werkdagen.


43. Het college gaat er vanuit dat TNT Post door de hoogte van de dwangsom genoodzaakt zal zijn aan de last te voldoen. De dwangsom is naar het oordeel van het college niet zodanig hoog dat deze in geen verhouding staat tot de overtreding.


9





Besluit
openbaar
6 Besluit

A. TNT Post dient ofwel:

I. uiterlijk 8 werkdagen na dagtekening van dit besluit:

· de daadwerkelijke kosten voor de onderscheiden postvervoerdiensten, bedoeld in artikel 16, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Postwet 2009, te berekenen op grond van de kosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet;
· een overzicht van de aldus berekende daadwerkelijke kosten aan het college over te leggen tezamen met de berekening van het redelijk rendement als bedoeld in artikel 14 van de Postregeling 2009;
· op grond daarvan aan het college een voorstel te doen voor de door het college vast te stellen tarieven als bedoeld in artikel 25 van de Postwet 2009 en artikel 15, eerste lid, van de Postregeling 2009.

ofwel:

II. uiterlijk 8 werkdagen na dagtekening van dit besluit:


a) de daadwerkelijke kosten, zijnde de rechtstreeks aan de UPD toerekenbare kosten en de gemeenschappelijke kosten die niet rechtstreeks aan de UD zijn toe te rekenen, voor 7 categorieën, te weten de categorieën:
- brieven, pakketten, aangetekend en waardeaangifte voor binnenland,
- brieven, pakketten, aangetekend en waardeaangifte voor buitenland en
- restcategorie,
afzonderlijk te berekenen op grond van de kosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet.
b) een overzicht van de aldus berekende daadwerkelijke kosten aan het college over te leggen tezamen met de berekening van het redelijk rendement als bedoeld in artikel 14 van de Postregeling 2009;

c). op grond daarvan aan het college een voorstel te doen voor de door het college vast te stellen tarieven als bedoeld in artikel 25 van de Postwet 2009 en artikel 15, eerste lid, van de Postregeling 2009.

ofwel:

III.
· uiterlijk 8 werkdagen na dagtekening van dit besluit:
1. een overzicht van de rechtstreeks toerekenbare kosten naar de (hiervoor
10





Besluit
openbaar
genoemde) 7 categorieën in te dienen; 2. de totale gemeenschappelijke kosten op het niveau van de UPD weer te geven, waarbij de kosten onder 1 en 2 genoemd dan de totale kosten voor de UPD vormen;
3. overzicht te geven uit wat voor soort kosten concreet de gemeenschappelijke kosten bestaan;
4. aan te geven op basis van welke criteria en hoe die kostensoorten concreet aan de UPD zijn toegerekend;
5. een overzicht van de aldus berekende daadwerkelijke kosten aan het college over te leggen tezamen met de berekening van het redelijk rendement als bedoeld in artikel 14 van de Postregeling 2009; 6. op grond hiervan aan het college een voorstel te doen voor de door het college vast te stellen tarieven als bedoeld in artikel 25 van de Postwet 2009 en artikel 15, eerste lid, van de Postregeling 2009. · De door het college in dit kader te stellen vragen inhoudelijk en zonder dralen te beantwoorden.

B. Indien TNT Post niet aan de onder A gestelde last voldoet dan verbeurt zij een dwangsom van 5.000.000,-- ineens na het verstrijken van de begunstigingstermijn van 8 werkdagen na dagtekening van dit besluit.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,
Hoofd afdeling Markten

drs. D.I. Bos

Bezwaar
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt bezwaar maken bij het College van de OPTA. Het postadres is: College van de OPTA, Postbus 90420, 2509 LK Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht bevatten. Voorts moet het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevatten.

Het college wijst u op de mogelijkheid die de Algemene wet bestuursrecht de indiener van een bezwaarschrift biedt, om in dat geschrift het college te verzoeken de bezwaarschriftenfase over te slaan. Indien het college uw verzoek inwilligt, zal uw bezwaarschrift worden doorgezonden naar de rechtbank en daar als beroepschrift worden behandeld. De procedure kan daardoor worden verkort. Indien het college uw verzoek niet inwilligt, staat tegen deze beslissing geen beroep open en zal uw bezwaarschrift door het college worden behandeld.


11