SGP
27 - 10 - 09 | Laat de zondag met rust
Laat de zondag met rust
Het misbruik van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet moet snel
worden gestopt. De initiatiefwet van SGP en SP om te bereiken dat de
winkels in niet-toeristische gebieden op zondag weer gewoon dicht
blijven, verdient dan ook alle steun. Dat zei SGP-kamerlid Van der
Staaij tijdens de behandeling van die wet in de Tweede Kamer. Ook de
regering heeft hierover een wet ingediend, maar die zet te weinig
zoden aan de dijk omdat het regeringsvoorstel nog te veel vragen over
laat. Bovendien heeft minister Van der Hoeven al aangekondigd dat ze
haar wet op z'n vroegst pas over een jaar in wil laten gaan. Dat
schiet dus niet op.
---
Wijziging Winkeltijden
27 oktober 2009
mr. C.G. van der Staaij
Principiële opstelling
De principiële stellingname van de SGP-fractie is door de jaren heen
niet veran-derd. Mijn fractie wil met hart en hand wijzen op de tien
geboden die God ons gegeven heeft. Eén van deze geboden gaat over een
echte, centrale, wekelijkse, rustdag. Op basis hiervan is de
SGP-fractie principieel tegenstander van het toestaan van
verkoopactiviteiten op zondag. De twaalf toegestane koopzondagen en de
toerismebepaling zijn onze fractie daarom een principiële doorn in
het oog. Mijn fractie wil zich echter constructief opstellen en gaat
daarom uit van de bestaande situatie. Een opmerking tussendoor:
VNO-NCW en MKB Nederland pleiten voor een heldere en werkbare
oplossing in plaats van gekunstelde wetgeving. Afschaffen van de
toerismebepaling is volgens mij de meest heldere en werkbare
oplossing!
Onze principiële opstelling is niet losgezongen van de
maatschappelijke context. Integendeel! De genoemde geboden zijn geen
harteloze eisen. Ze zijn ook tot nut voor mens en samenleving. Dat
geldt niet alleen voor de verboden om te lie-gen, te stelen en te
doden. Dat geldt óók voor het gebod om een centrale, wekelijkse,
rustdag te houden. Ik hoef hier niet het belang van een wekelijkse
rustdag uit te leggen. De waarde van een rustdag wordt maatschappelijk
breed gedragen. Enkele collegaâs stellen het centrale karakter van
deze rustdag ter discussie. Daar wil ik graag een inhoudelijke reactie
op geven. Met een collectieve rustdag kan geïnvesteerd worden in
familierelaties, kerkelijke activi-teiten en andere maatschappelijke
verbanden. Met een collectieve rustdag wordt ervoor gezorgd dat
mensen, met name werknemers en winkeliers, niet voor elkaar op hoeven
te draven. Bedrijven, als supermarkten, leven niet op een eiland.
De SGP-fractie vindt dat de huidige uitvoering van de winkeltijdenwet
afbreuk doet aan het collectieve karakter van de zondag als rustdag,
en daarom aan-scherping behoeft. Met de regering en de indieners van
het initiatiefwetsvoorstel is de SGP-fractie van mening dat er nu
oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de bepalingen in de
winkeltijdenwet. De SGP-fractie waardeert de stap die de regering
heeft gezet om de toerismebepaling aan te scherpen en de
belangenafweging door het gemeentebestuur in te kaderen. Mijn fractie
vindt dat dit voorstel echter te weinig zoden aan de dijk zet. Mijn
fractie ziet daarom meer in het initiatiefwetsvoorstel. Naast de
verdergaande aanscherping van de toerismebepaling voorziet dit
wetsvoorstel ook in een aanscherping van de avondwinkelvrijstelling.
Graag spreek ik mijn waardering uit voor de inzet van de indieners van
dit wetsvoorstel.
Oneigenlijk gebruik
De Raad van State heeft bij zowel het voorstel van de regering als het
initiatiefwetsvoorstel kritiek geuit op de onderbouwing van de
noodzaak. Er zou onvoldoende aangetoond zijn dat er sprake is van
oneigenlijk gebruik van de winkeltijdenwet en dat de huidige
bepalingen onvoldoende duidelijk zijn. Hier wil ik enkele opmerkingen
over maken.
De afgelopen jaren hebben laten zien dat het aantal gemeenten dat
gebruik maakt van de toerismebepaling is toegenomen en dat gebieden
waarvoor de toerismebepaling geldt groter zijn geworden. Ook wordt er
door bepaalde be-langenorganisaties en met name de
grootwinkelbedrijven steeds grotere druk uitgeoefend op gemeenten om
het aantal koopzondagen uit te breiden boven de limiet van twaalf. Het
in het CPB-rapport aangehaalde onderzoek van Stratus laat zien dat 192
van de 471 gemeenten een toeristische regime hebben, waarvan er
gelukkig nog maar 61 meer dan twaalf koopzondagen per jaar hebben.
Mijn fractie vraagt de minister waar dit verschil vandaan komt en hoe
dit zich verhoudt tot de uitkomsten van de evaluatie van de
winkeltijdenwet in 2006. Uit deze evaluatie bleek dat in 20% van de
gemeenten het toeristische regime van toepassing was. Mijn fractie
krijgt sterk de indruk dat steeds meer gemeenten de toerismebepaling
van stal halen. Het toeristische regime wordt eerder regel dan
uitzondering. Dat is niet in lijn met de doelstelling van de
winkeltijdenwet. De hoofdregel van de wet is dat zondagsopenstelling
van winkels verboden is. Daarbij is al sprake van een toegift door de
algehele vrijstelling voor maximaal twaalf koopzondagen per jaar. De
toerismebepaling was bedoeld voor beperkte uitzonderingssituaties.
Ik wil hierbij ook wijzen op de analyse van de minister van een
tiental Winkeltij-denverordeningen . Daaruit blijkt dat toelichtingen
in het algemeen summier zijn en niet verder gaan dan de constatering
dat aan het criterium âautonoom toerismeâ is voldaan, zonder dat blijk
wordt gegeven van een bredere belangenafweging. Dat is niet de wijze
waarop gebruik gemaakt zou moeten worden van een
uitzonderingsbepaling.
Als praktijkvoorbeelden van oneigenlijk gebruik wil ik hier Almere en
Amsterdam noemen. Almere heeft er voor gekozen om het toeristische
regime te laten gel-den voor de hele gemeente. Hoe bestaat het dat de
minister dit billijkt terwijl weinig Nederlanders, afgezien van het
bestuur van de gemeente Almere, weten wat de toeristische
aantrekkingskracht van Almere is?! Naar Amsterdam. De rechter heeft
een streep gehaald door een beroep op de toerismebepaling op grond van
allerlei exotische feestdagen. Hoe bestaat het dat de gemeente niet
direct heeft ingegrepen, maar juist ging pleiten voor een toeristisch
regime voor heel Amsterdam?
De SGP-fractie vindt dat aanscherping van de toerismebepaling daarom
nodig is om het aangetoonde oneigenlijke gebruik van deze bepaling
tegen te gaan. Mijn fractie vindt het voorstel van de regering niet
ver genoeg gaan en schaart zich achter het initiatiefvoorstel.
Naast het oneigenlijke gebruik is er ook onduidelijkheid bij gemeenten
over de huidige toerismebepaling. Uit de Evaluatie van de wet in 2006
blijkt dat een kwart van de gemeenten de toerismebepaling onduidelijk
vindt. Dit wordt beves-tigd door de minister in de Nota naar
aanleiding van het verslag waarin zij een aantal gemeenten noemt die
aangegeven hebben dat ze onduidelijkheden heb-ben over het
Vrijstellingsbesluit. Reden temeer om de toerismebepaling nader in te
vullen en waarden aan te geven die in de belangenafweging meegenomen
moeten worden.
Avondwinkels
Naast het oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling vindt mijn
fractie dat er ook oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van de
avondwinkelvrijstelling.
De regering geeft aan dat er geen oneigenlijk gebruik gemaakt wordt
van de avondwinkelvrijstelling. De regering verwijst hierbij naar het
amendement Van Zuijlen. Daar staat in de toelichting inderdaad dat
winkels die op zondag onthef-fing hebben ten behoeve van avondverkoop,
op werkdagen niet voor 16.00 uur gesloten hoeven te zijn. Dat is mijns
inziens echter een kortzichtige lezing en in-terpretatie van het
amendement. Wie zich het debat over de Winkeltijdenwet in 1995 en het
onderliggende advies van de SER herinnert en de toelichting op het
amendement leest, weet dat specifiek gedoeld wordt op avondwinkels en
niet op supermarkten die op zondag alleen âs avonds geopend zijn. In
de toelichting op het amendement lees ik dat de indiener, een PvdA-er,
wil bewerkstelligen dat de zondag gehandhaafd blijft als rustdag en
het aantal koopzondagen daarom be-perkt moet worden tot twaalf.
Uitbreiding van de definitie van avondwinkel met supermarkten is
duidelijk in strijd met de geest van dit amendement. Ik wil ook wijzen
op de verwijzing naar de ontheffing die avondwinkels nodig hebben om
door de week na 22.00 uur open te zijn in de toelichting op het
amendement. Bij een volledige weergave van zaken moet ik constateren
dat een beroep van su-permarkten op de avondwinkelbepaling
oorspronkelijk niet de bedoeling was van de wetgever. Mijn fractie
vindt dat er daarom sprake is van oneigenlijk gebruik van de
avondwinkelvrijstelling. Waarom gaat de minister hieraan voorbij? Is
zij alsnog bereid de definitie van avondwinkel aan te scherpen, zodat
supermarkten dagwinkels blijven? Ik steun in elk geval het
initiatiefwetsvoorstel in dezen. In dit wetsvoorstel wordt de
avondwinkelvrijstelling met recht en reden wél aange-scherpt, zodat
supermarkten op zondag alleen een beroep kunnen doen op de
avondwinkelvrijstelling als ze door de week overdag gesloten zijn. Dat
is een eer-lijke benadering.
Naast het belang van een collectieve rustdag zijn er meer argumenten
die pleiten voor een strikte interpretatie van de toerismebepaling en
de avondwinkelvrijstel-ling.
In de eerste plaats noem ik de belangen van kleine winkeliers. Uit de
evaluatie van de winkeltijdenwet in 2006 is gebleken dat het vooral
voor winkels zonder personeel of met weinig personeel moeilijk is om
op zondag open te zijn. Deze winkeliers zijn de dupe van een ruime
interpretatie van de toerismebepaling en de avondwinkelvrijstelling.
Zij worden door grootwinkelbedrijven óf geprest om tegen hun zin ook
op zondag open te zijn óf uit de markt gedrukt. Daar zitten ze,
terecht, niet op te wachten. Zie bijvoorbeeld de protesten van
winkeliers in Am-sterdam-Noord.
De belangen van werknemers en kleine winkeliers zijn niet expliciet
opgenomen in wetsvoorstel van de regering. Dat is jammer. De regering
schaart deze belan-gen onder de belangen âwerkgelegenheid en
economische bedrijvigheidâ en âleef-baarheidâ. Merkwaardige
naamgeving. Waarom wordt het belang werkgelegen-heid en economische
bedrijvigheid op zân minst niet het belang werkgelegenheid,
economische bedrijvigheid en eerlijke concurrentie genoemd? Gelet op
eerdere uitlatingen van de minister doelt zij bij het belang
werkgelegenheid en economi-sche bedrijvigheid eerder op het behoud van
banen en koopzondagen, als wapen richting mijn collegaâs Elias en Van
der Ham, dan op het beschermen van de be-langen van werknemers en
kleine winkeliers. Graag hoor ik daarom van de mi-nister wat zij
precies bedoelt met het belang werkgelegenheid en economische
bedrijvigheid?
Een belangrijk argument is ook het belang van de werknemers. Het
signaal dat de verschillende vakbonden, van FNV tot RMU, vandaag
hebben afgegeven spreekt duidelijke taal. Hoe je het ook wendt of
keert, meer koopzondagen heeft tot gevolg dat een deel van de
werknemers indirect zich gedwongen voelen om, tegen hun zin, ook op
zondag te gaan werken. Graag een reactie van de minister en de
initiatiefnemers op het signaal van de vakbonden.
Een ander argument tegen een ruime interpretatie van de
toerismebepaling en de avondwinkelvrijstelling is het ongelijke
speelveld tussen bedrijven in verschil-lende gemeenten. Bij een ruime
interpretatie gaat er van de toerismebepaling een ongewenste
olievlekwerking uit. Gemeenten rondom een gemeente met een toeristisch
regime staan onder grote druk van het bedrijfsleven om, oneigenlijk,
gebruik te maken van de toerismebepaling.
De hiervoor genoemde argumenten laten zien dat de vrijheid die ten
aanzien van uitbreiding van het aantal koopzondagen soms gepropageerd
wordt een surro-gaatvrijheid met een wrange nasmaak is.
CPB
Naast de gepropageerde surrogaatvrijheid is door enkele collegaâs, op
sleeptouw genomen door Detailhandel Nederland, aandacht gevraagd voor
mogelijk grote negatieve consequenties voor de werkgelegenheid van
voorliggende wetsvoor-stellen. Ook de minister blijkt hier vatbaar
voor te zijn, getuige de voorgestelde uitstel van de invoeringsdatum
van haar wetsvoorstel. CPB heeft hier een even-wichtige analyse
tegenover gezet. De duim van Detailhandel Nederland lijkt erg dik. Er
gaan naar verwachting niet 15.000 tot 20.000 arbeidsplaatsen verloren,
maar hooguit enkele honderden arbeidsjaren. De kritiek van
Detailhandel Neder-land op deze analyse is gepareerd in een
aanvullende toelichting van het CPB. Is de minister bereid vooralsnog
uit te gaan van invoering van het wetsvoorstel per 1 januari 2010 en
in elk geval eerder dan 1 januari 2011?
Dienstenrichtlijn
Detailhandel Nederland heeft vandaag ook aangegeven dat het
wetsvoorstel om de het aantal koopzondagen te beperken niet is
getoetst aan de Europese Dien-stenrichtlijn. Detailhandel Nederland
stelt dat buitenlandse winkelketens op grond van deze richtlijn het
recht hebben om in tegenstelling tot Nederlandse winkeliers wel elke
zondag de deuren open te hebben. Het lijkt erop dat Detail-handel
Nederland niet valide argumenten nodig heeft om haar pleidooi te
onder-steunen. Haar dreigement over het forse banenverlies is
onderuitgehaald door het CPB. Haar recente dreigement over de
dienstenrichtlijn raakt mijns inziens kant noch wal. Nationale
wetgeving is van toepassing op iedereen die hier activi-teiten
uitoefent, ongeacht de afkomst. De richtlijn is bedoelt om ervoor te
zorgen dat buitenlandse bedrijven evenveel ruimte krijgen om op de
Nederlandse markt te opereren dan nationale bedrijven, niet om
nationale regelgeving aan de kant te zetten. De teneur van de
Dienstenrichtlijn is dat regelgeving in het algemeen belang, met name
op het gebied van sociaal beleid, gewoon overeind kan blijven en
geldig is voor zowel buitenlandse als nationale bedrijven. Ik verwijs
bijvoor-beeld naar de overwegingen 69 en 71 van de Dienstenrichtlijn.
Graag hoor ik ook een reactie van de minister.
Handhaving
De evaluatie van de winkeltijdenwet in 2006 wees uit dat het
handhavingsbeleid van gemeenten ten aanzien van de winkeltijdenwet te
wensen overlaat. Veel gemeenten besteedden in het handhavingsbeleid
nauwelijks aandacht aan de winkeltijden en de zondagsopenstelling. Een
concreet voorbeeld is de al eerder genoemde casus Amsterdam-Noord. Het
is ronduit zorgelijk dat de minister in reactie op uitlatingen van
wethouder Kool van Den Haag niet verder komt dan de opmerking dat de
decentrale uitvoering van de wet gehandhaafd blijft. Merk-waardig. Is
de minister bereid om buitenom het wetsvoorstel actie te onderne-men
om ervoor te zorgen dat ook de winkeltijdenwet afdoende gehandhaafd
wordt? De SGP-fractie waardeert het positief dat in het
initiatiefwetsvoorstel wel aandacht is voor het aspect handhaving.
Mijn fractie steunt de voorstellen om gemeentelijke
Winkeltijdenverordeningen te laten toetsen door de minister van
Economische Zaken en het handhavingsaspect verplicht op te nemen in de
toe-lichting bij een verordening.
Amendementen
Collega Van Gent wil met haar amendement op het wetsvoorstel van de
regering het mogelijk maken dat gemeenten zelf bepalen hoeveel
koopzondagen ze toe-staan. Ook de VNG en het bedrijfsleven pleit
hiervoor. Afgezien van de hiervoor genoemde algemeen geldende
principiële en maatschappelijke bezwaren, wil ik haar wijzen op de
consequenties. Met haar voorstel zullen grote verschillen ont-staan
tussen gemeenten. Dit heeft negatieve gevolgen voor de
concurrentiever-houdingen tussen winkeliers in verschillende
gemeenten. Ook collega Elias wijst in zijn amendement op de oneerlijke
concurrentie als gevolg van verschillend gemeentelijk beleid. Hij
verbindt hier helaas een verkeerde conclusie aan, maar zijn
overwegingen onderstrepen mijn stelling.
Afgezien hiervan wil ik ook de vinger leggen bij de juridische
consequenties van drie voorgestelde amendementen. Collega Elias stelt
voor het hele verbod op de koopzondag teniet te doen. Collega Van Gent
wil het volledig aan gemeenten overlaten hoeveel koopzondagen
ingesteld worden. Beide amendementen en met name die van collega Elias
beogen een volstrekt andere invulling van het wets-voorstel. Dat is
een merkwaardige vorm van amendering. Waarom hebben zij niet gekozen
voor de route van het initiatiefwetsvoorstel? Collega Van der Ham
stelt voor de aan de avondwinkelvrijstelling gekoppelde voorwaarde dat
een win-kel dan wel tussen 0 en 16 uur gesloten moet zijn te
schrappen. Dat is een merkwaardige achterdeurbenadering om de
toerismebepaling voor supermark-ten, en niet alleen voor bakkers, te
omzeilen.