Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


4. Antwoorden op kamervragen van Zijlstra over generieke verpakkingen van sigarettenpakjes

Antwoorden op kamervragen van Zijlstra over generieke verpakkingen van sigarettenpakjes

Kamerstuk, 29 oktober 2009

VGP-K-U-2961765

29 oktober 2009
Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Zijlstra (VVD) over generieke verpakkingen van sigarettenpakjes (ingezonden 5 oktober 2009).

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Zijlstra over generieke verpakkingen van sigarettenpakjes.
(ingezonden 5 oktober 2009)


1. Heeft u kennisgenomen van de publicaties over `generieke verpakkingen' van sigarettenpakjes?

Ja.


2. Op welke (voorgenomen) Europese besluitvorming zijn deze ideeën, kennelijk genoemd in een EU-aanbeveling over rookvrije ruimten, gestoeld en hoe staat Nederland tegenover deze besluitvorming?


3. Heeft Nederland steun betuigd in de voorbereiding van deze Europese aanbeveling, terwijl die veel verder gaat dan de rookbeperkende aanwijzingen in de Tabakswet?


4. Bent u van zins om deze - en passant - voorgestelde Europese beleidslijn over rookvrije ruimten met de plotselinge toevoeging van generieke verpakkingen voor Nederland te accepteren? Zo nee, waarom wordt dit dan wel ondersteund in een Europese aanbeveling?

Antwoord op vraag 2, 3 en 4

Zoals ook gesteld in het BNC-fiche over deze aanbeveling, dat de Kamer op 4 september 2009 heeft ontvangen, gaat het hier om een aanbeveling betreffende rookvrije ruimten die hoofdzakelijk is gericht op de effectieve tenuitvoerlegging van artikel 8 van het WHO Kaderverdrag voor bestrijding van tabaksgebruik (FCTC). Het gaat in de aanbeveling niet om wetgeving, maar om richtinggevende adviezen en ondersteuning aan lidstaten bij de implementatie van voornoemd artikel.

In de aanbeveling worden ook enkele artikelen gewijd aan flankerende maatregelen, zoals effectief beleid om stoppen met roken te stimuleren.
In dat kader heeft Frankrijk in de voorbereidende fase voorgesteld toe te voegen dat daarbij ook gedacht kan worden aan onderzoek naar de juridische haalbaarheid en effectiviteit van generieke sigarettenpakjes.

Nederland heeft daarbij aangegeven dat zij deze toevoeging niet steunt, omdat het hier een maatregel betreft die nog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd is. Een oproep tot onderzoek naar juridische haalbaarheid en de effectiviteit hoort naar mijn mening niet thuis in deze aanbeveling. De toevoeging zou bovendien niet rechtstreeks bijdragen aan de algehele boodschap uit de aanbeveling, namelijk een effectieve bescherming van niet-rokers tegen blootstelling aan tabaksrook.

De voorbereidende besprekingen zijn nog niet afgerond en er moet nog worden gestemd over de definitieve tekst voor de aanbeveling. Indien deze toevoeging door een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten in de definitieve tekst wordt opgenomen, zal namens Nederland een voorbehoud ten aanzien van deze toevoeging worden geplaatst. Nederland steunt echter de algehele lijn van de aanbeveling.

Er zijn voor zover mij bekend echter geen plannen om op Europees niveau daadwerkelijk tot invoering van generieke sigarettenpakjes over te gaan. Ik zou me daar ook vanuit de motie subsidiariteit tegen keren.


5. Hoe verhoudt deze EU-aanbeveling over rookvrije ruimten zich met het ontwerpbesluit, houdende verduidelijking van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten 2), waarover de Kamer zich nog beraadt?

Zoals ik al heb beantwoord gaat het hier met name om een aanbeveling die lidstaten kan ondersteunen in de implementatie van artikel 8 FCTC. Doel van de aanbeveling is om bij te dragen aan de effectieve bescherming van niet-rokers tegen blootstelling aan tabaksrook. Deze aanbeveling is in lijn met het huidige Nederlandse beleid en leidt niet tot wijziging of aanpassing daarvan. Ten aanzien van het Besluit invoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten geldt mijns inziens dezelfde conclusie.


6. Hoe kan het zijn dan Nederland zou instemmen met aanvullende maatregelen, zoals generieke verpakkingen, die duidelijk de reikwijdte van artikel 8 van het WHO Kaderverdrag voor bestrijding van tabaksgebruik (FCTC) ontstijgt terwijl in het fiche 3) wordt uiteengezet dat Nederland wenst te limiteren en juist geen dubbele ambitie nastreeft?

Zoals ook al vermeld in het antwoord op vraag 3 en 4 heeft Nederland duidelijke bezwaren ingebracht tegen de vermelding van generieke sigarettenpakjes als ondersteunende maatregel in deze aanbeveling. Nederland zal deze bezwaren ook in het verdere traject laten horen. Deze toevoeging schept voor Nederland geen verplichting om tot invoering van een dergelijke maatregel over te gaan en ontstijgt daarmee niet de afspraken of verplichtingen die voortvloeien uit artikel 8 van het FCTC. Het ondersteunt slechts lidstaten die hier in hun beleid wel aandacht aan willen besteden. De tekst is bovendien terughoudend geformuleerd, waarbij lidstaten de vrijheid hebben op landelijk niveau eigen keuzes te maken.


7. Deelt u de mening dat op dit punt door Nederland geen steun kan worden verleend totdat de Kamer zich hierover heeft uitgesproken? Wanneer bent u van plan de Kamer hierover te raadplegen?

Zoals ik al eerder heb geantwoord gaat het hier om een aanbeveling die niet leidt tot enige verplichting of aanpassing van het nationale beleid. Zoals in het antwoord op vraag 6 is toegelicht heeft Nederland duidelijke bezwaren ingebracht en zal Nederland deze in het verdere traject herhalen. Uit uw vragen maak ik op dat u dit voorbehoud steunt. Voor de duidelijkheid merk ik op dat ik niet voornemens ben om tot de invoering van generieke sigarettenpakjes over te gaan. Aangezien Nederland op dit punt geen steun zal verlenen, zie ik ook niet direct de noodzaak de Kamer hierover apart te raadplegen.

De Kamer ontvangt bij elk nieuw Commissievoorstel uiteraard het zogenoemde BNC-fiche. Dit biedt de Kamer uitdrukkelijk de gelegenheid hierop te reageren. Tevens ontvangt de Kamer voorafgaand aan vergaderingen van de Europese Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken de daarvoor geannoteerde agenda. Ook dit biedt de Kamer de gelegenheid om te reageren en met mij van gedachten te wisselen over het Nederlandse standpunt.