4. Antwoorden op kamervragen van Joldersma over het bericht dat
ventilatie in kleine cafés een 'krankzinnige eis' zou zijn
Antwoorden op kamervragen van Joldersma over het bericht dat ventilatie in
kleine cafés een 'krankzinnige eis' zou zijn
Kamerstuk, 29 oktober 2009
VGP-K-U-2957936
29 oktober
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid
Joldersma (CDA) over het bericht dat ventilatie in kleine cafés een
'krankzinnige eis' zou zijn. (2009Z16735).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Joldersma over het bericht
dat ventilatie in kleine cafés een 'krankzinnige eis' zou zijn.
(Kenmerk: 2009Z16735)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat ventilatie in kleine cafés
een `krankzinnige eis' zou zijn?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is de in dit artikel genoemde deskundige betrokken bij de adviezen van
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Toegepast
Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) in 2004 naar
omgevingstabaksrook in de horeca en het recente advies naar het
certificeren van open rookvoorzieningen? Welke andere deskundigen zijn
daar destijds bij betrokken?
Antwoord 2
Genoemde TNO-deskundige was betrokken bij het onderzoek van RIVM en
TNO naar omgevingstabaksrook in 2004 (RIVM rapport 340450001), maar
niet bij het recente briefrapport `Handhaving van een rookvrij
binnenmilieu' (briefrapport 340600002/2009) dat is opgesteld door het
RIVM. In het rapport uit 2004 is duidelijk vermeld welke deskundigen
van RIVM en TNO destijds bij het onderzoek betrokken waren: zie
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/340450001.pdf.
Vraag 3
Waarom laat u het RIVM opnieuw onderzoek doen naar alternatieven voor
afsluitbare rookruimten, terwijl het RIVM in het rapport in de zomer
van 2009 daar zeer negatief tegenover staat? Is er dan nog wel sprake
van een `second opinion?
Antwoord 3
De Commissie van Toezicht van het RIVM heeft tot taak om het
wetenschappelijk niveau van het RIVM te bewaken. Dit doet zij door
toezicht te houden op én te adviseren over het niveau en de kwaliteit
van uitvoering van het onderzoek en het kwaliteitssysteem van het
RIVM. De Commissie voert, in overleg met de instituutsleiding van het
RIVM, wetenschappelijke audits uit en is nauw betrokken bij de
invulling die het RIVM geeft aan strategisch onderzoek. Tevens ziet de
Commissie erop toe dat kritiek van wetenschappelijke aard van binnen
of buiten het RIVM op correcte wijze wordt afgehandeld. De formele
positie van de Commissie is vastgelegd in de Wet op het RIVM.
Op basis van bovenstaande taakomschrijving heb ik de Commissie van
Toezicht van het RIVM gevraagd om de second opinion te verzorgen en
daarbij externe, onafhankelijke experts in te schakelen. De Commissie
heeft mij medegedeeld dat zij graag aan mijn verzoek tegemoet komt.
Zij zal in dit kader een raadpleging organiseren van erkende nationale
en internationale wetenschappers. Tevens heeft de Commissie mij laten
weten dat enkele van de nog openstaande vragen waarop ik in het kader
van de second opinion antwoord wens, alleen via nieuw onderzoek kunnen
worden beantwoord. De Commissie heeft mij voorgesteld om dit nieuwe
onderzoek gezamenlijk door TNO en RIVM te laten verrichten. TNO en
RIVM hebben mij hiervoor een voorstel gedaan. Ik heb dit voorstel
goedgekeurd en TNO en RIVM inmiddels opdracht gegeven het onderzoek
uit te voeren.
Vraag 4
Zullen naast onafhankelijke deskundigen ook wetenschappers uit
aanpalende vakgebieden bij dit innovatieve en onafhankelijke onderzoek
worden betrokken?
Antwoord 4
Ik heb de Commissie van Toezicht gevraagd om externe, onafhankelijke
experts bij de second opinion te betrekken. Het is verder aan de
Commissie om in te schatten welke expertise hiervoor nodig is en waar
zij die zal halen.
Vraag 5
Wanneer zijn de resultaten van dit onderzoek te verwachten?
Antwoord 5
Het nieuwe onderzoek dat TNO en RIVM zullen uitvoeren bestaat uit twee
delen. Het eerste deel betreft vooral aanvullend literatuuronderzoek
en zal nog voor het eind van dit jaar worden afgerond. Het tweede deel
betreft praktijkmetingen aangevuld met modellering. Hiervoor is meer
tijd nodig. De rapportage met de bevindingen van het tweede deel zal
naar verwachting in het voorjaar van 2010 gereed zijn. Over de
precieze datum ben ik momenteel nog in gesprek. De rapportage met de
second opinion van de Commissie van Toezicht zal eveneens voor het
eind van dit jaar beschikbaar komen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport