Bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel, 29 en 30 oktober 2009
Kamerbrief inzake Bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel, 29 en 30
oktober 2009
Kamerbrief | 2 november 2009
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, het
verslag aan van de Europese Raad die op 29 en 30 oktober 2009 te
Brussel plaatsvond.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Verslag van de Europese Raad op 29 en 30 oktober 2009 in Brussel
Deze Europese Raad stond in het teken van de voorbereiding van de
Klimaattop in Kopenhagen en de voorbereiding van de inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon.
De Europese Raad begon met het gebruikelijke overleg met de voorzitter
van het Europees Parlement. Het was voor het eerst met de nieuwe
voorzitter Jerzy Buzek. Zijn toespraak treft u als bijlage aan.
Algemene Zaken
Klimaatverandering
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda richtte de Europese Raad zich
op het bepalen van de onderhandelingsinzet van de EU ten aanzien van
de financiering van het klimaatbeleid. Daarbij stonden drie vragen
centraal: hoe concreet moet de EU-inzet zijn ten aanzien van
klimaatfinanciering? Hoe gaan wij om met de interne lastenverdeling?
En wat doen wij met ongebruikte koolstofuitstootrechten (AAU's) onder
het Kyotoprotocol?
Wat de eerste vraag betreft speelden twee zaken door elkaar heen: hoe
hoog worden de kosten ingeschat op korte en lange termijn en wanneer
moet de EU haar bijdrage aan die kosten bepalen en in de mondiale
onderhandelingen op tafel leggen?
Aan de ene kant waren er regeringsleiders die -ook gelet op de omvang
van de bedragen die in het geding zijn- voorzichtigheid bepleitten met
het noemen van kostenramingen en de precieze EU-bijdrage daaraan in
dit stadium van de onderhandelingen. Als wij onze kaarten te vroeg op
tafel zouden leggen, zouden wij geen manoeuvreerruimte meer hebben.
Aan de andere kant waren er regeringsleiders onder wie
minister-president Balkenende die een krachtig pleidooi hielden en
betoogden dat de leiderschapsrol van de EU in de
klimaatonderhandelingen ons verplicht om ook bij de heikele kwestie
van de financiering het goede voorbeeld te geven en zo concreet
mogelijke bedragen te noemen, evenals het Europese aandeel daarin.
De Europese Raad besloot met ten eerste een duidelijke bevestiging van
de doelstelling om de CO2-uitstoot in 2020 met 30% te verminderen ten
opzichte van die van 1990, mits andere landen zich verbinden tot
vergelijkbare uitstootreducties en ontwikkelingslanden naar
verantwoordelijkheid en vermogen een adequate bijdrage leveren. Ook
heeft de Europese Raad het langetermijn doel van de EU aangescherpt
tot een reductie van 80-95% in 2050 ten opzichte van het niveau in
1990.
Wat de bedragen betreft onderschreef de ER de raming van de Commissie
dat de totale nettokosten van mitigatie en adaptatie voor
ontwikkelingslanden in 2020 jaarlijks rond de 100 miljard Euro zullen
bedragen. Dit bedrag moet opgebracht worden door de
ontwikkelingslanden zelf, de internationale koolstofmarkt en
internationale publieke financiering. De Europese Raad gaf tevens aan
dat de publieke financiering in 2020 naar schatting tussen de 22 en 50
miljard Euro per jaar zal bedragen. De Europese Raad nam nota van de
opmerking van de Commissie dat in de eerste jaren van het
klimaatakkoord (2010-2012) de algemene financieringsbehoefte 5 tot 7
miljard per jaar zal belopen.
Belangrijk is dat de Europese Raad onderstreepte dat de internationale
klimaatfinanciering de financiering van armoedebestrijding en de
inspanningen om de MDG's te bereiken niet mag ondermijnen.
Bij de discussie over de interne lastenverdeling was de complicatie
dat wat de EU intern zou afspreken over de te hanteren criteria
(`ability to pay' en hoogte van uitstoot) meteen repercussies zou
hebben voor het standpunt dat de EU in mondiale onderhandelingen nog
zou kunnen innemen. Er was een groep van negen nieuwe lidstaten die
zich op het standpunt stelde dat de EU, voordat er bedragen konden
worden genoemd, eerst duidelijkheid moest scheppen over de interne
lastenverdeling binnen de Unie, waarbij `ability to pay' de doorslag
zou moeten geven. Anderen, onder wie minister-president Balkenende,
wezen op het belang om buiten en binnen de EU met dezelfde maten te
meten en bepleitten voorzichtigheid dienaangaande.
Voor dit vraagstuk werd uiteindelijk een procedurele afspraak gemaakt
namelijk dat de EU voor de minder welvarende lidstaten een intern
aanpassingsmechanisme zal uitwerken dat rekening houdt met de `ability
to pay'. Een werkgroep zal dit mechanisme uitwerken en over de
uitkomst daarvan zal door de Europese Raad worden beslist.
Door de forse deïndustrialisatie en dus de sterke vermindering van
uitstoot in de jaren 90 in het voormalige Oostblok beschikken landen
als Polen, Hongarije,Oekraïne en Rusland over enorme hoeveelheden
ongebruikte AAU's (Assigned Amount Units) onder het Kyotoprotocol
(koolstofemissierechten). Als deze zogenaamde `hot air' één-op-één zou
mogen worden meegenomen naar het nieuwe klimaatregime dan zal de prijs
van CO2 substantieel dalen en zal zodoende de effectiviteit van het
systeem in gevaar komen. Ook krijgen deze landen hiermee in feite meer
emissieruimte en wordt dus het ambitieniveau van een nieuw regime
flink omlaag geschroefd. Vooral het enorme overschot van Rusland en
Oekraine zou ervoor zorgen dat de effectiviteit van het systeem
onderuit zou worden gehaald. Dit is voor onder andere de Commissie een
belangrijke reden om erop aan te dringen dat de AAU's niet overgaan
naar het nieuwe systeem. Het spreekt vanzelf dat de houders van deze
Kyotorechten het hier niet bij voorbaat eens mee zijn. Uiteindelijk
heeft de Europese Raad erkend dat er een probleem is met de
overtollige AAU's en verklaard dat voor deze kwestie in de verdere
klimaatonderhandelingen een niet-dsicriminerende oplossing moet worden
gevonden waarbij Europese en niet-Europese landen gelijkelijk zullen
worden behandeld zodat het verwerken van de overschotten aan AAU's de
milieu-integriteit van een akkoord van Kopenhagen niet aantast.
Institutionalia
Tijdens het diner bespraken de leden van de Europese Raad de stand van
zaken met betrekking tot het Verdrag van Lissabon. Alleen Tsjechië
heeft het verdrag nog niet bekrachtigd.
Het Zweedse voorzitterschap en MP Fischer lichtten de Tsjechische
positie toe. Om tegemoet te komen aan de zorgen van president Klaus
ten aanzien van de Benes-decreten bevestigde de Europese Raad formeel
-dat het Verdrag van Lissabon bepaalt dat bevoegdheden die niet aan de
Unie zijn overgedragen bij de lidstaten blijven (subsidiariteit); en
-het Handvest voor de Grondrechten zich richt tot de instellingen en
organen van de Unie en alleen tot de lidstaten voor zover in hun rol
als toepassers van het Unierecht.
Ook spraken de regeringsleiders af dat bij de volgende toetreding een
protocol aan het Verdrag van Lissabon zal worden gehecht dat de
opt-out die het VK en Polen al hebben met betrekking tot het
Grondrechtenhandvest ook van toepassing verklaart op Tsjechië. De
Tsjechische minister-president verklaarde zeker te weten dat president
Klaus met deze tegemoetkomingen het Verdrag zal (doen) bekrachtigen
nadat het Constitutionele Hof uitspraak zal hebben gedaan over de
verenigbaarheid van het verdrag met de Tsjechische grondwet. Deze
uitspraak wordt op dinsdag 3 november a.s. verwacht.
Vanwege de tot die datum blijvende onzekerheid over het precieze
moment van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kwam de
benoeming van de vaste voorzitter van de Europese Raad, de Hoge
Vertegenwoordiger voor het GBVB (HV) en de overige leden van de
Commissie niet meer aan de orde. Het Zweedse voorzitterschap zal bij
een positieve uitspraak na 3 november de consultaties over de
personele invulling van deze posten starten en met nadere mededelingen
komen over het moment waarop over een en ander zal worden besloten.
De Europese Raad onderschreef een rapport van het voorzitterschap met
aanbevelingen aan de toekomstige HV over de inrichting van de Europese
Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en legde eind april 2010 vast als
streefdatum om een besluit te nemen over de inrichting van deze
dienst.
Economische situatie
De Europese Raad besprak de -ondanks enkele hoopgevende ontwikkelingen
zoals toenemend consumentenvertrouwen- nog steeds zorgelijke
financieel-economische situatie. Aangezien de arbeidsmarkt met
vertraging reageert op de economische ontwikkeling, zal deze pas
tekenen van herstel gaan tonen als de economische groei weer is
aangetrokken.
Conform de Nederlandse wensen nam de Europese Raad conclusies aan die
voorschrijven dat lidstaten ervan uitgaand dat het economisch herstel
aanhoudt uiterlijk in 2011 de budgettaire exitstrategieën ten uitvoer
leggen binnen het raamwerk van het Stabiliteits- en Groeipact.
De Europese Raad onderstreepte in dit verband het belang van
structurele hervormingen om de interne markt te versterken,
investeringen in de bedrijfstakken en banen van morgen te realiseren
en het handelsverkeer te stimuleren.
De Europese Raad maande voorts de Raad tot spoed bij de behandeling,
in samenwerking met het Europees Parlement, van het pakket maatregelen
ten behoeve van een beter macro- en microprudentieel toezicht
(pakket-De Larosière).
Op aandringen van de Franse president en de Duitse bondskanselier werd
er ook een verwijzing in de conclusies opgenomen naar de volgens hen
zorgelijke situatie op de zuivelmarkt.
Baltische Zeestrategie
De Europese Raad nam de strategie zonder discussie aan. De strategie
biedt een raamwerk voor betere samenwerking tussen de landen rond de
Baltische Zee op onder andere economisch en milieuterrein. Het Zweedse
voorzitterschap heeft zich zeer ingespannen om dit samenwerkingskader
tot stand te brengen.
Illegale immigratie
Net als in juni besprak de Europese Raad de schrijnende toestand
vooral in het Middellandse Zeegebied waarin veel illegale immigranten
komen te verkeren. MP Berlusconi en president Sarkozy hebben in een
brief aan de Europese Raad gevraagd om meer concrete maatregelen om de
toevloed te keren en een humane behandeling te kunnen verzekeren,
waaronder een actievere inzet van Frontex.
De Europese Raad maande tot voortgang bij de oprichting van het
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en riep op tot het
slagvaardiger maken van Frontex en tot verdere migratiedialoog met
Turkije en Libië. Conform Nederlandse wens zal het Stockholmprogramma
voor JBZ dat in de december-ER zal worden besproken als belangrijk
bestanddeel een duurzaam migratiebeheer voor de middellange tot lange
termijn bevatten.
Externe betrekkingen
De rol van de Europese Unie op het wereldtoneel ("EU as a global
player")
De ministers van Buitenlandse Zaken spraken tijdens hun diner over de
rol van de Europese Unie op het wereldtoneel. Zij stelden vast dat de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon eraan zal bijdragen dat
de EU internationaal een krachtiger stem kan laten horen.
Er bestond breed gedeeld de opvatting dat de Unie onderling goed moet
samenwerken opdat zij de ambitie waarmaakt één van de leidende machten
in de wereld te zijn. Wanneer de Unie niet gezamenlijk optreedt, loopt
zij het risico een toeschouwer te worden in een bipolaire wereld,
waarin de Verenigde Staten en China de leidende rol hebben. De Unie
moet in haar relaties met derden een duidelijke strategie hanteren en
heldere doelen nastreven.
Minister Verhagen heeft in de bijeenkomst onderstreept dat de Unie
effectiever is wanneer zij met één stem spreekt. Het is ook in het
nationale belang van alle lidstaten om een sterk Europees buitenlands
beleid te voeren. Natuurlijk kunnen er onderling verschillen van
mening zijn over de aanpak van onderscheiden dossiers, maar met
voldoende politieke wil kan de Unie toch tot betekenisvolle
gezamenlijke standpunten komen. De minister refereerde daarbij aan de
gedachtewisselingen over Syrië in de afgelopen periode, die hadden
geleid tot overeenstemming tussen alle lidstaten.
Overige onderwerpen van extern beleid
De Europese Raad verwelkomde het actieplan voor Afghanistan en
Pakistan, dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op 27
oktober jl. aannam. Het actieplan helpt het vigerende Europese beleid
ten aanzien van beide landen beter uit te voeren en zal op kortst
mogelijke termijn worden geïmplementeerd. Hiertoe zullen HV, Commissie
en Lidstaten nog dit kalenderjaar een implementatieplan ontwikkelen.
De Europese Raad beklemtoonde het belang van een geloofwaardige
verkiezingsuitslag in Afghanistan, waarvan het resultaat de wil van
het Afghaanse volk dient te weerspiegelen. Hij onderstreepte zijn
vertrouwen in het leiderschap van de Verenigde Naties bij de
coördinatie van de inspanningen van de Verenigde Naties in
Afghanistan. De ER sprak zijn bereidheid uit de Pakistaanse bevolking
bij te staan die is getroffen door de interne strijd in het land. Ook
steunt hij de inspanningen van de Pakistaanse regering om controle te
krijgen over alle regio's van het land.
In een verklaring over Iran ging de Europese Raad zowel in op de
besprekingen over nucleaire samenwerking als op de
mensenrechtensituatie. De ER drong bij Iran aan op volledige
medewerking met het zoeken naar een diplomatieke oplossing voor de
kwestie van het Iraanse kernprogramma. Hij riep Iran op uitvoering te
geven aan de betreffende VN-Veiligheidsraadsresoluties en volledig
samen te werken met het IAEA, onder andere door het eens te worden
over een regeling voor de levering van splijtstof voor de Iraanse
onderzoeksreactor. De Europese Raad zal in het kader van de
tweesporenaanpak een besluit nemen over zijn volgende stappen. De ER
uitte zijn bezorgdheid over de doorlopende mensenrechtenschendingen in
Iran die na de gebeurtenissen rondom de Iraanse verkiezingen zijn
toegenomen. Hij vroeg daarbij in het bijzonder aandacht voor Europese
burgers en personeelsleden van EU-missies in Iran.
Ministerie van Buitenlandse Zaken