Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1. Colo Barometer
2. Responspercentages en -
analyse School Ex Programma
Datum 30 oktober 2009
Betreft Toezeggingen AO BPV van 10 september jl.
Tijdens het algemeen overleg op 10 september 2009 heb ik toegezegd uw Kamer
schriftelijk te informeren over een aantal actuele kwesties rondom de
beroepspraktijkvorming. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging.
Het gaat daarbij om de volgende zaken:
1. mijn beleidsstandpunt met betrekking tot de mate van beschikbaarheid
van bpv-plaatsen voor het schooljaar 2009-2010 op basis van de
gegevens uit de Colo Barometer van oktober 2009;
2. de uitkomsten van het ambtelijk overleg met het ministerie van Verkeer &
Waterstaat;
3. een overzicht van de individuele resultaten van alle aan het School Ex
Programma deelnemende mbo-instellingen;
4. de uitkomsten van de contacten met JOB over de brief ter zake klachten
over mogelijke discriminatie en de weigering van mbo-instellingen om
studenten in te schrijven bij het ontbreken van een bpv-plaats; en
5. de mogelijkheden die ik zie om de tegemoetkoming aan de ondernemers
in het kader van de WVA te verruimen.
1. Beleidsstandpunt naar aanleiding van de Colo Barometer van oktober
2009
Conform de gedane toezegging tijdens voornoemd algemeen overleg zend ik u als
bijlage bij deze brief de Colo Barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt
van oktober 2009.
Ondanks het feit dat het afgelopen jaar de gevolgen van de economische crisis
zich voor een aantal sectoren steeds duidelijker aftekenden, blijkt uit de Colo
Barometer dat het aanbod aan bpv-plaatsen bij de start van het schooljaar 2009-
2010 nog voldoende op peil was. Tot nu toe konden volgens Colo alle jongeren
die een bpv-plek voor dit schooljaar nodig hadden, worden geplaatst bij een
erkend leerbedrijf. Het eerste beeld dat de Colo Barometer verschaft voor het
nieuwe schooljaar duidt er dan ook mogelijk op dat de crisismaatregelen uit het
Actieplan Jeugdwerkloosheid wat betreft de bpv-markt vooralsnog voldoende
effectief zijn.
Colo en de kenniscentra hebben zich de afgelopen periode ingezet om de
matching tussen mbo-deelnemers en bpv-plaatsen bij leerbedrijven te verbeteren
waardoor het beschikbare volume aan bpv-plaatsen doelmatiger kon worden
a
na 1 van 5
Pagi
ingevuld met mbo-studenten. Daarnaast zetten de kenniscentra hun netwerk en Datum
expertise goed in voor een gecoördineerde benadering van werkgevers. Hierbij
maken ze dankbaar gebruik van de bereidheid bij verschillende sectoren en BVE/IenI/160346
gemeenten om te willen investeren in bedrijfstakregelingen om mbo-studenten
goed te kunnen blijven opleiden als toekomstige compensatie voor de sterke
vergrijzing. Zo hebben Bouwend Nederland, FNV Bouw, CNV Hout en Bouw, UWV
en VNG op 19 oktober jl. een sectorarrangement afgesloten, mede ter realisatie
van extra bpv-plaatsen.
Bij hun wervingsactiviteiten onder het bedrijfsleven werken de kenniscentra in de
regio goed samen met het UWV WERKbedrijf, gemeenten en onderwijsinstellingen
opdat knelpunten rondom de bpv waar mogelijk in een vroeg stadium worden
aangepakt. Hierdoor is de beschikbare capaciteit aan bpv-plaatsen aanzienlijk
minder sterk afgenomen dan in de Colo Barometer van juni jl. nog werd
verwacht. Overigens blijken onderwijsinstellingen waar nodig en mogelijk met
inachtneming van de geldende wettelijke kaders zelf ook inventief om te gaan
met de beschikbare bpv-plaatsen per opleiding, zoals het in sommige gevallen
plaatsen van twee mbo-studenten op een bpv-plaats per leerbedrijf. De mbo-
studenten blijken in hun keuzegedrag in het algemeen rekening te houden met de
veranderde situatie op de arbeidsmarkt. Alle verantwoordelijke partijen spannen
zich binnen de gegeven macro-economische omstandigheden optimaal in om te
voorkomen dat jongeren vanwege het ontbreken van een passende bpv-plaats
hun opleiding niet kunnen starten of afmaken. Ik trek dan ook de conclusie dat
het actieplan tot op heden resulteert in een vruchtbare aanpak van de tekorten
aan bpv-plaatsen.
Voor de komende periode zijn de vooruitzichten in de Colo Barometer minder
rooskleurig. Met name de teruglopende beschikbaarheid aan bpv-plaatsen voor
bbl-studenten in sectoren als transport, bouw, mobiliteit en zorg baart de
kenniscentra zorgen. Ook zou ingevolge de Colo Barometer de zich voordoende
substitutie van bbl- naar bol-opleidingen ertoe kunnen leiden dat in de loop van
2010 de vraag naar bpv-plaatsen voor bol-studenten sterk gaat toenemen.
Daarnaast wijst Colo op een verslechterende positie voor kwetsbare jongeren.
Afgaande op deze minder rooskleurige toekomstverwachtingen, dienen de
getroffen crisismaatregelen de komende tijd stevig te worden doorgezet door de
verantwoordelijke partijen. Het komt daarbij allereerst aan op een goede
coördinatie van de stagevraag vanuit de onderwijskant, zoals het goed toeleiden
van mbo-studenten naar sectoren waar nog steeds voldoende kansen zijn voor
het bemachtigen van een bpv-plaats. Volgens de Colo Barometer bieden sectoren
als de verssectoren, de grafimedia, de reclame en de gezondheidstechniek nog
volop stagemogelijkheden. Daarnaast komt het aan op een doelmatige en
klantgerichte benadering door de kenniscentra om te bevorderen dat
leerbedrijven bpv-plaatsen beschikbaar (blijven) stellen. Zo beoogt Colo met de
recente werkgeverscampagne
"& Stagiair" waarbij de specifieke voordelen van het zijn van een leerbedrijf
goed op de kaart worden gezet het bedrijfsleven enthousiast te houden en te
krijgen om ook in deze moeilijke economische tijd te blijven investeren in jonge
aanwas.
Pagina 2 van 5
2. Uitkomsten van het ambtelijk overleg met het ministerie van Verkeer Datum
en Waterstaat
Zoals ik u berichtte tijdens het algemeen overleg van 10 september jl. is mijn BVE/IenI/160346
ministerie in gesprek met het ministerie van Verkeer & Waterstaat om te bezien
of bpv-plaatsen ook als verplichte randvoorwaarde kunnen worden gesteld bij
infrastructuurprojecten die vanuit het Rijk worden ingezet.
Ik kan u op dit moment berichten dat het ministerie van Verkeer & Waterstaat
zich bereid heeft verklaard om de inzet van bpv-plaatsen bij
infrastructuurprojecten waar mogelijk te bevorderen. Er vindt momenteel nog
nader contact plaats over de exacte vorm waarin dit het beste gestalte kan
krijgen. Daarbij is ook het desbetreffende kenniscentrum voor beroepsonderwijs
en bedrijfsleven betrokken. De wijze waarop dit gebeurt bij bouwprojecten die
vanuit het Rijk worden ingezet, blijkt volgens dit kenniscentrum namelijk niet
een-op-een toepasbaar bij infrastructuurprojecten. Ik verwacht u samen met
mijn ambtgenoot van Verkeer & Waterstaat op korte termijn hierover nader te
kunnen berichten.
3. De individuele resultaten van alle aan het School Ex Programma
deelnemende mbo-instellingen
Conform de door mij gedane toezegging tijdens het algemeen overleg van 10
september jl. treft u als bijlage bij deze brief een overzicht aan van de resultaten
van het School Ex Programma onderverdeeld naar mbo-instelling. Dit overzicht
gaat vergezeld van een analyse van de wijze waarop de mbo-instellingen het
School Ex Programma hebben vormgegeven. Een goede beoordeling van de wijze
waarop de mbo-instellingen het School Ex Programma hebben uitgevoerd, kan
namelijk niet alleen op grond van het kwantitatieve cijfermateriaal worden
gemaakt. Hoewel bij een aantal individuele prestaties van mbo-instellingen zeker
kanttekeningen geplaatst kunnen worden, ben ik blij met het hoge landelijke
responspercentage. Des te meer gelet op het late moment in het schooljaar
waarop de mbo-instellingen konden starten met het School Ex Programma en het
vervolgens zeer korte tijdsbestek waarbinnen dit programma moest worden
uitgevoerd. Gezamenlijk hebben de mbo-instellingen maar liefst circa 80.000 door
mbo-studenten ingevulde formulieren omtrent toekomstplannen ingezonden.
Het succes van het School Ex Programma wordt echter uiteindelijk bepaald door
de mate waarin de mbo-studenten konden worden `verleid' om een jaar langer
door te studeren aan een (vervolg)opleiding ter vergroting van het
arbeidsmarktperspectief. De registratieronde onder mbo-examenkandidaten
stelde de onderwijsinstellingen namelijk in staat op basis van de individuele
behoefte en situatie van de betrokken mbo-student een opleidingsadvies op maat
aan te bieden, ter verbetering van het arbeidsmarktperspectief van de
desbetreffende mbo-student. Overigens zijn de studenten die aangaven niet te
willen doorstuderen en nog geen reëel baanperspectief te hebben, mits zij
daarvoor zelf toestemming gaven, door hun mbo-instelling met naam en
contactgegevens zo snel mogelijk doorgeleid naar het UWV voor bemiddeling bij
het zoeken naar een baan.
Zoals ik uw Kamer reeds tijdens het algemeen overleg van 10 september 2009
heb meegedeeld, laten de voorlopige cijfers tot mijn genoegen zien dat het doel
van 10.000 jongeren een jaar langer laten doorleren ruimschoots gehaald zal
gaan worden. Een mooie bijkomstigheid van het School Ex Programma is ook dat
er een goede impuls is gegeven aan het alumnibeleid van mbo-instellingen om te
Pagina 3 van 5
bevorderen dat jongeren zoveel mogelijk na hun diplomering goed terechtkomen Datum
op een vervolgopleiding met een beter arbeidsmarktperspectief of bij een
geschikte werkgever. Ik verwacht uw Kamer de tweede helft van november 2009 BVE/IenI/160346
op basis van de leerlingentelling van 1 oktober 2009 (schooljaar 2009-2010)
uitsluitsel te kunnen geven over de definitieve resultaten van het School Ex
Programma. Op basis daarvan zal ik uw Kamer informeren over een eventueel
vervolg van het School Ex Programma voor het volgend studiejaar.
4. Brief van JOB ter zake klachten betreffende mogelijke discriminatie
en de weigering van mbo-instellingen om studenten in te schrijven bij
het ontbreken van een bpv-plaats
Tijdens het algemeen overleg van 10 september werd door het lid Dibi verwezen
naar een brief van JOB die mij op dat moment niet bekend was over
leerbedrijven die zich schuldig maken aan ongeoorloofde ongelijke behandeling
van mbo-studenten. Ik heb daarop toegezegd hierover in gesprek te gaan met
JOB.
Inmiddels heeft JOB mij een afschrift van de desbetreffende brief doen toekomen.
Hierin wordt echter niet gerept over bovenstaande problematiek. Wel komt een
ander onderwerp aan de orde dat tijdens voornoemd algemeen overleg ook te
berde werd gebracht, namelijk het uitsluiten van mbo-studenten van opleidingen
bij gebrek aan een bpv-plaats. Naar ik uit de voorlopige toelichting van JOB
begreep zou het hier slechts gaan om een paar gevallen. De specifieke
achtergronden van deze klachten worden momenteel door JOB op mijn verzoek
in beeld gebracht, onder andere om welke opleidingen van welke
onderwijsinstellingen het zou gaan. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek
bezie ik of en zo ja, welke maatregelen nodig zijn.
5. Mogelijkheden voor verruiming van de tegemoetkoming die
ondernemers in het kader van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie voor de volksverzekering (WVA) ontvangen
Ten slotte heb ik tijdens het algemeen overleg van 10 september 2009 toegezegd
uw Kamer te informeren over mogelijkheden voor verruiming van de
tegemoetkoming aan leerbedrijven in het kader van de WVA. Hieraan lag ten
grondslag een aantal vragen van het lid Biskop over welke mogelijkheden er zijn
voor een verruiming van de reikwijdte van deze fiscale voorziening. Daarbij werd
specifiek aandacht gevraagd voor de zogenaamde doorleenconstructie waarbij
stagiaires worden doorgeleend en voor bedrijven die te weinig loonbelasting
betalen om te kunnen profiteren van de deze fiscale voorziening.
Wat betreft de eerste categorie leerbedrijven verwijs ik u naar het Belastingplan
2010 dat de minister van Financiën recentelijk aan uw Kamer heeft gestuurd.
Daarin is namelijk een verruiming van de WVA opgenomen voor werkgevers die
het mogelijk maakt dat een opvolgend leerbedrijf, dat dus een stagiaire
overneemt van een ander bedrijf, alsnog in aanmerking kan komen voor deze
fiscale voorziening. Met betrekking tot de tweede categorie leerbedrijven verwijs
ik u naar mijn brief van 15 mei jl. (TK 31 368, nr.6) die ik mede namens de
staatsecretaris van Financiën aan uw Kamer heb gestuurd.
Pagina 4 van 5
Daarin licht ik toe waarom ik een uitbreiding van de WVA ten behoeve van kleine Datum
leerbedrijven die geen volledig gebruik kunnen maken van de WVA, niet mogelijk
Onze referentie
acht. BVE/IenI/160346
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 5 van 5