Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie

onderwerp Begroting VWS

Geachte dames en heren,

Binnenkort heeft de Tweede Kamer zijn jaarlijks beraad over de begroting voor VWS. De beleidsagenda van het kabinet is breed en aansprekend. Tegelijk is er vanuit de patiëntenorganisaties bezorgdheid over enkele ontwikkelingen. Graag delen we die bezorgdheid met u.


1. Medische zorg

Aantrekkelijke beleidsagenda
De beleidsagenda voor eerste- en tweedelijnszorg bevat diverse speerpunten:
· betere preventieprogramma's als onderdeel van zorgketen (bijvoorbeeld stoppen met roken);

· versterken van zorg in de eigen omgeving van de patiënt;
· kwaliteit en veiligheid rond de patiënt verbeteren;
· samenwerking bij chronische ziekte versterken (ook via zorgstandaarden);
· prestatiebekostiging verder doorvoeren (per ziektegeval, via dbc's, één integrale prijs).

Die agenda heeft onze sympathie. Op diverse gebieden zien we veelbelovende, vaak nog bescheiden vorderingen.
Niet denkbeeldig is echter dat een andere agenda de komende tijd gaat domineren; die van kostenbeheersing en vermindering van zorguitgaven.

De nieuwe agenda: kostenbeheersing
Doelmatigheid wordt een centraal thema in tijden van economische crisis. Prima als het kabinet dit thema wil zien als betere opbrengsten (meer gezondheidsrendement) van de euro's die we in de zorg stoppen.
De uitgaven uit premies zijn in 2010 omstreeks 60 miljard. De premies voor de Zvw ­ de basispolis ­ lijken gemiddeld met 3% te stijgen (meer dan in voorgaande jaren; nog steeds iets minder dan de verwachte stijging van de zorguitgaven).




kenmerk: 2009-794/DSB/01.01.01/asch/tk datum: 30 10 09 blad: 2 van 4

Het ontbreekt echter aan inzicht waarom die premie- en uitgavenstijgingen nodig zijn. De bewindspersonen zoeken in hun beleid naar "terugdringen van volumegroei". Natuurlijk moeten we onnodig zorggebruik tegengaan. Maar een beter onderscheid is zeer wenselijk. Een deel van het toenemend zorggebruik is noodzakelijk door vergrijzing van de bevolking, of omdat we meer mensen effectief beter kunnen maken met nieuwe behandelmethoden. Een ander deel van de stijging roept daarentegen vragen op: mede door zwak management van de zorguitgaven ­ op alle niveaus ­ betalen we vermoedelijk teveel premie. Bijvoorbeeld niet goed ingevoerde dbc's leiden in de curatieve zorg tot uitgaven die deels onnodig zijn (500 miljoen euro volgens sommige bronnen).

Lagere premiestijging?
Het is goed mogelijk dat de premiestijging minder zou zijn indien beter op onnodige uitgaven wordt gelet, en actiever daarop wordt ingegrepen. Ook door betere samenwerking rond chronisch zieke mensen en kwetsbare ouderen valt veel te bereiken. Binnen de eerstelijnszorg zijn nu belangwekkende aanzetten gemaakt. Het is belangrijk dat deze aanzetten verder gehonoreerd worden door de investeringen te richten op samenwerking en afstemming binnen de eerstelijnszorg. Maar er is meer te doen. In ziekenhuizen is een versterking van de geriatrische zorg­ voor kwetsbare ouderen met meerdere ziektes ­ veelal beter dan de toenemende stapelingen van aparte dbc's. In de thuiszorg kan een sterker toegeruste wijkverpleging bijdragen tot "beter zelfstandig blijven" en "minder kosten van ziekenhuiszorg".

Leidraad voor beleid moet daarom niet zozeer zijn: "terugdringen van volume", maar "slim vernieuwen" en daarbij op kwaliteit en kosten tegelijk letten.


2. Langdurige zorg

Stevige beleidsagenda
Voor de langdurende zorg, specifiek de AWBZ, heeft het kabinet de beleidsagenda van voorgaande jaren doorgezet:

· heldere afbakening van de toegang tot zorg;
· toespitsing op "mensen met een onbetwistbare vraag naar langdurige zorg";
· meer zelfregie via de invoering van een persoonlijk zorgplan;
· vernieuwing van de bekostiging (met een geldbedrag naar zorgzwaarte per cliënt);
· een samenhangend aanbod van zorg en ondersteuning bij dementie.

Ook deze agenda is aansprekend. Tegelijk zien we dat de realisatie in de praktijk lastig is. Drie zaken springen in het oog.
Ten eerste: de afbakening van de AWBZ-aanspraken. Wat is een onbetwistbare vraag naar zorg? Hoe ziet een glasheldere polis eruit?
In de praktijk bestaat bij veel cliënten onduidelijkheid over aanspraken. Bijvoorbeeld voor gezinnen met een gehandicapt kind is af en toe naar een logeerhuis gaan heel belangrijk. Dit is altijd onderdeel van het pakket geweest ­ en terecht ­ maar we zien nu dat kinderen met een onbetwistbare zorgvraag minder toegang hebben tot die voorziening. Bijvoorbeeld voor thuiswonende ouderen met beperkingen is deelname aan dagbesteding belangrijk, mede omdat de mantelzorger het dan langer volhoudt. Maar we zien nu dat die toegang in veel regio's




kenmerk: 2009-794/DSB/01.01.01/asch/tk datum: 30 10 09 blad: 3 van 4

moeilijker wordt door een ongewenst strikte uitleg van "gebruikelijke zorg" (= AWBZ hoeft niet want er is mantelzorg).
Nog een voorbeeld: in het kader van pakketmaatregelen wordt begeleiding geschrapt (de prijs per uur is 40 euro) maar behandeling uit de AWBZ wordt nogal eens ter compensatie toegevoegd (de prijs per uur is minimaal 80 euro). En zo is nog veel meer te noemen. Het voert tot de conclusie dat de afbakening van het pakket nog allerminst stevig staat; zeker niet in de uitleg naar cliënten.

Ten tweede: de zelfregie, het zorgplan en de persoonsvolgende bekostiging. Uit onderzoek van de gezamenlijke cliëntenorganisaties komt naar voren dat mensen redelijk tevreden zijn over de manier waarop met zorgplannen wordt gewerkt. Het knelpunt is vooral: het nakomen van de afspraken. Cliënten willen een duidelijker zicht op wat er kan met het geld dat aanbieders krijgen. Beste praktijken moeten norm worden. Daarmee is tegelijk de persoonsvolgende bekostiging aan de orde. In de beleidsagenda legt de staatssecretaris vast dat benadering alle ruimte moet krijgen. Tegelijk zien we een andere trend: de zorgverzekeraars ­ die vanaf 2012 volgens actuele voornemens de AWBZ gaan uitvoeren ­ zijn aarzelend. In een gezamenlijk standpunt staat: "zorgverzekeraars zijn van mening dat het systeem van persoonsvolgende bekostiging voor de zorg in natura, niet mag uitmonden in een volledig geïndividualiseerde zorgregeling, of het idee van recht op geld." Ook op dit belangrijke thema is er dus geen eenduidigheid.

Ten derde: de indicatiestelling. De staatssecretaris kiest voor vereenvoudiging waarbij de zorgaanbieders zelf meer ruimte krijgen om de noodzakelijke zorg te bepalen (het CIZ kan dat steekproefsgewijs toetsen).
Wij denken dat het vooral loont om wijkgerichte teams van verpleegkundigen meer ruimte te geven. In samenhang met een protocol waarin een heldere leidraad voor het bepalen van de behoefte aan zorg is opgenomen. Ook de staatssecretaris denkt in die richting. Prima. Maar dan moet er wel voldoende capaciteit van verpleging thuis zijn, en dat is in de meeste regio's nu niet het geval. Mede door overheidsmaatregelen ­ waaronder een veel te krappe uitleg van de aanspraak verpleging ­ is die capaciteit sterk teruggelopen. Op dit punt is eveneens meer coherentie in beleid nodig: meer armslag voor wijkgerichte teams van verpleegkundigen en verzorgenden vereist dat de verpleging thuis meer op peil wordt gebracht.

Tot slot

Terwijl het debat over de begroting van 2010 loopt, gaan in opdracht van het kabinet diverse werkgroepen van start die forse besparingen op de zorg moeten vinden. Bijvoorbeeld voor de AWBZ is een bedrag genoemd van 4,5 miljard euro op het huidige totaal van 22,5 miljard euro.

Op dit onderwerp willen we later dit jaar nog uitgebreid terugkomen. Onze zorgen zijn groot. Via ambtelijke werkgroepen krijgen we doorgaans het klassieke recept van versobering van aanspraken, meer efficiency en verhoging van eigenbijdragen. We bepleiten een maatschappelijk debat over de verzekerde langdurige zorg: wat mensen ermee willen; welke zorg mogelijk is voor mensen die door chronische aandoeningen met langdurige beperkingen te maken hebben.




kenmerk: 2009-794/DSB/01.01.01/asch/tk datum: 30 10 09 blad: 4 van 4

De solidariteit om via premies bij te dragen aan verantwoorde zorg zal voldoende stevig zijn om via collectieve regelingen te voorzien in de `onbetwistbare zorgvaag'.

De taakstellende besparing die het kabinet voor de AWBZ heeft opgetekend (4,5 miljard euro), maakt het noodzakelijk eerst met elkaar vast te stellen hoe we voorzien in de behoefte van mensen aan langdurige zorg (welke AWBZ, of welke andere regelingen). Nu vooral kijken naar overheveling van de uitvoering is de verkeerde volgorde.

Met vriendelijke groet,
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie

mw. A. L. Schipaanboord
directeur Beleid & Innovatie

cc. Ministerie van VWS, minister, de heer dr. A. Klink Ministerie van VWS, staatssecretaris, mevrouw dr. M. Bussemaker Tweede Kamercommissie VWS, griffier, de heer drs. A.J.M. Teunissen