Partij voor de Vrijheid (PVV)

PVV: Parlementair onderzoek Jeugdzorg
woensdag 04 november 2009

Begroting Jeugd & Gezin - Fleur Agema

De voornaamste prestatie van het kabinet Balkenende-Bos-Rouvoet is dat zij een intern verdeelde coalitie in stand heeft weten te houden. Het voornaamste middel dat de regering hiervoor ingezet heeft is het afzien van regeren.

Klik hier om een video van de inbreng op YouTube te bekijken. Het zou mij niet verbazen als historici die in de toekomst over dit kabinet te schrijven komen, het jeugdbeleid van deze minister zullen uitkiezen als bij uitstek exemplarisch voor de overigens algemene malaise. Mijn partij is (op zijn zachtst gezegd) nooit heel enthousiast geweest over dit kabinet, maar ik moet zeggen dat ik toch wel enige verwachting had toen bekend werd dat een van de steunpilaren, vicepremier en leider van een van de coalitiepartners, de heer Rouvoet, als projectminister voor 'Jeugd en Gezin' de handschoen op zou pakken.

Tweeënhalf jaar later wordt er van ons verwacht dat wij nog een half jaar geduld hebben alvorens het kabinetsstandpunt over de jeugdzorg onthuld zal worden. Dat zal dan op zijn best een half jaar voor de volgende verkiezingen zijn. Neemt de minister het ons kwalijk dat onze verwachtingen inmiddels niet meer zo hoog gespannen zijn? Het zal hem waarschijnlijk niet verbazen. In mei heb ik hem al voorspeld dat hij zijn toen aangekondigde doel (het wegwerken van de wachtlijsten voor het jaareinde) niet zou halen. Ik herinner me het vanzelfsprekend niet in de notulen terechtgekomen schampere lachje dat hij toen aan zijn antwoord op mijn uitdaging liet voorafgaan. En nu kunnen we constateren dat er inmiddels echt helemaal niets meer te lachen valt.

Waarschijnlijk is het binnen mijn paar minuten spreektijd zelfs niet te doen om de namen van de instanties op het organogram van de Nederlandse Jeugdzorg voor te lezen. En daar hebben we meteen de zwakste plek te pakken: de wildgroei aan organisaties die zich de laatste vijftig jaar met ons onderwerp zijn gaan bezighouden, en de daaraan onverbrekelijk verbonden exponentieel toenemende bureaucratie voor de noodzakelijke rapportages, verplichte officiële indicaties, en onderlinge communicatie en, natuurlijk bij dit complexiteitsniveau: miscommunicatie.

De laatst toegevoegde bureaucratische laag, de laagdrempelige Centra voor Jeugd & Gezin die onder deze minister in alle gemeenten aan het ontspruiten zijn, was natuurlijk in het leven geroepen om de zorgbehoevenden te begeleiden in de achterliggende chaos van het systeem...en wordt, even natuurlijk, al voor hij volledig is uitgespreid over het veld, door zowel zorgverleners als zorgbehoevenden al ervaren als een extra laag die alles nog weer eens een slag gecompliceerder heeft gemaakt. Het is ook wel aandoenlijk zo'n bijna exacte kopie wat Alle Kansen voor Alle Kinderen van het Engelse voorbeeld Every Child Matters is en ook de gelijkenis met de Childrens Centers is treffend. Het lastige aan het Nederlandse betuttelbeleid is alleen dat we andermans plannen meestal maar half overnemen en het kopieergedrag dus niet tot een verbetering maar tot een verslechtering leidt. Maar zoals ik al zei, het heeft wel iets aandoenlijks: één succesfactortje uit een ander land kopiëren, er goede sier mee maken maar verzaken het hele idee over te nemen.

Every Child Matters was het antwoord op een vergelijkbaar drama aan onze Savannah, het meisje Victoria Climbié. De kern van de boodschap was: het integreren van alle voorzieningen en instellingen rond het belang van het kind. Maar net als het kopietje van Rouvoet komt het origineel niet verder dan het samenvoegen van enkele onderdelen van jeugdgezondheidszorg, opvoedondersteuning, gezinscoaching, maatschappelijk werk en het doorverwijzing van zwaardere gevallen. Wie weet was het zinvoller geweest een beproefd systeem na te maken.

De uitkomst van onze Centra voor Jeugd & Gezin zal niet de gewenste kortere maar juist veel langere wachtlijsten zijn en het zal nieuwe drama's zoals Savannah, Rowena, Gessica en Victoria niet voorkomen, maar het zal wel de gewone problemen van gewone gezinnen veel en veel meer problematiseren. De vroegsignalering en preventie zal leiden tot van "Achter de Voordeur" naar "Onder het Bed"dus tot oversignalering en langere wachtlijsten. Daardoor zullen de meest ernstige gevallen waarschijnlijk onopgemerkt blijven. Uit alle zowel Engelse als Nederlandse onderzoeken bleek, dat instellingen niet goed met elkaar communiceerden en dat dossiers simpelweg niet werden bijgehouden. Centra's voor Jeugd & Gezin zijn dan goedbedoelend maar geen oplossing. Sterker nog de geïntegreerde onderdelen die moeten gaan samenwerken onder één dak wantrouwen elkaar op voorhand al.

Beter is het om in te zetten op stevig beleid als het echt mis gaat. Bij het vermoeden van kindermishandeling. Maar dat kunnen goed onderwijzers (ZAT's), medewerkers van de jeugdgezondheidszorg, ziekenhuismedewerkers, huisartsen en familie en kennissen blijven doen, daar hebben we geen Centra's voor Jeugd & Gezin voor nodig. Het toevoegen van nieuwe lagen aan het systeem is niet de weg die gevolgd moet worden. Er moet worden gekapt en samengevoegd. De jungle moet weer een overzichtelijk perk worden, waarin iedereen zijn duidelijke verantwoordelijkheden heeft en kent. Waarin die kleine jongen, met zijn wonden en littekens van uitgedrukte sigarettenpeuken op zijn lijfje, niet langer kan verdwalen, maar onmiddellijk en vanzelfsprekend wordt herkend en omarmd en liefdevol wordt opgevangen, in plaats van zoals nu: niet eens onder toezicht wordt gesteld.

De minister en zijn medewerkers zijn helaas nog niet in dat stadium van de analyse. Ze nodigen vooralsnog iedereen uit om mee te denken en sluiten voor de toekomst `ingrijpende maatregelen' niet uit. Misschien al wel in 2010. Eén ding lijkt zeker: in 2010 zal een einde komen aan het dralen en treuzelen, de optimistische maar nooit nagekomen beloften en voorspellingen, en het volkomen achterhaalde brainstormen die de periode Rouvoet van de langdurige crisis in de Nederlandse Jeugdzorg gekenmerkt hebben.

Tenzij, en ik durf dat nauwelijks te hopen maar wel voor te stellen, we nog dit jaar een einde maken aan deze lange lijdensweg. Dat kan op twee manieren. Een, trek de stekker uit het kabinet of twee door steun van de coalitiefracties aan de door de oppositie gewenste parlementaire onderzoek.

Een conclusie, en dan rond ik af voorzitter, uit de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg geeft hoop: de manier waarop hulpverleners de zorgbehoefte beoordelen vereist verbetering. Ook mr. Ir. Peter Prinsen schreef het in zijn commentaar op de Brandbrief van bezorgde jeugdrechtadvocaten, ik citeer: "Nimmer vindt er een onbevangen reflectie plaats waarin de klachten van ouders serieus genomen worden." Hopelijk is dit een handvat om de kwaliteit van de totstandkoming van de zorg en ondertoezichtstelling grondig en aan de hand van dossierstudies te onderzoeken. Want dat is - ondanks dat minister Rouvoet mij onlang nog toebeet dat er een BOR-notitie met een opsomming van onderzoeken die daaraan gelieerd zijn zou liggen - nog nooit gebeurd.